Skip to main content

Full text of "De onafhankelijke Vrijmetselaars-loge Post Nubila Lux te Amsterdam : geschiedenis van haar wording en dertigjarig bestaan : naar authentieke bronnen bewerkt"

See other formats


Gunst,  Frans  Ghristiaan 

De  onafhankelijke  Vrijmetselaars- 1^^^ 
loge  Post  Nubila  Lux  te  Amsterdam 


1 


^SÜ 


DE    ONAFHANKELIJKE 


YEIJMETSELAAES-LOGE 


POST    NUBILA    LUX, 


TE    AMSTERDAM. 


i 

Geschiedenis  van  haar  wording  en  dertigjarig 
bestaan. 

NAAR    AUTHENTIEKS    BRONNEN    BEWERKT. 


DOOR 


F.     GUNST, 

Voorzittend  Meester  van  bovengenoemde  Loge. 


lêPst©  Afle^^ertag» 


HAARLEM, 

W.    C.    DE   GKAAFF. 


l^BRARy- 


1'i 


%<7yoF^o^'^ 


^^■^i 


In  het  jaar  1847  deed  wijlen  Br.-.  Dr.  M.  S.  Polak  den  eersten  stap,  om 
de  hervormende  hand  te  slaan  aan  de  Vrijmetselarij,  die  in  Nederland 
toen  slechts  in  naam  bestond.  Door  zijn  wijsgeerige  studiën  was,  volgens 
zijn  meening,  de  overtuiging  in  hem  levendig  geworden,  dat  er  niets  edelers, 
grooters  en  van  meer  beschavenden  invloed  op  de  maatschappij  be- 
stond dan  de  Orde  der  Vrijmetselaren,  maar  hij  had  tevens  de  meer 
dan  treurige  ondervinding  opgedaan,  dat  geen  menschelijke  instelling 
zóó  verbasterd,  en  van  haar  oorspronkelijke  grondstellingen  afgeweken 
was,  als  de  Vrijmetselarij.  Van  daar,  dat  van  de  twintig  nieiiw  aangenomen 
BBr.'.  nauwelijks  één  zich  aangetrokken  gevoelde,  om  voortdurend  de 
Logewerkzaamheden  te  bezoeken,  van  daar,  dat  een  menigte  practische 
mannen,  en  daaronder  uitstekende  geleerden,  over  groote  leemten  klaagden, 
die  bij  de  werkzaamheden  in  de  Loge  bestonden,  en  dat  van  alle  kanten 
beweerd  werd,  dat  de  Vrijmetselarij  zichzelve  overleefd  had,  en  dus  niet 
meer  in  het  kader  van  onzen  tijd  paste. 

Vol  geestdrift  voor  de  heilige,  met  de  gesehiedenis»"der  ontwikkeling 
van  het  menschelijk  geslacht  nauw  veibonden  zaak  der  Vrijmetselarij,  die, 
volgens  zijn  en  veler  meening,  als  ^-tot  den  mensch  behoorende,  ook  met 
den  laatsteu  mensch  haar  einde  zal  bereiken,  en  aangemoedigd  door  eenige 
vrienden,  ontwierp  uu  Br.\  Polak  een  adres  aan  den  Grootmeester-Nationaal, 
Prins  Frederik  der  Nederlanden,  waarin  hij  de  volgende  vier  vragen 
behandelde  : 

1°.     Wat  is  het  doel  der  Orde,  en  welk  haar  wetenschappelijk,  aan  dit 

doel  geëvenredigd  standpunt? 
2°.     Door  welke  middelen  tracht  de  Orde  haar  grootsch  doel  te  bereiken, 

en  zijn  die  middelen  al  of  niet  doelmatig,  al  of  niet  bestaanbaar 

in,  en  overeenkomstig  met  de  behoeften  van  de  tegenwoordige  eeuw? 
3o.     Waarom    gaat    dan,    —    deze    middelen    op    zichzelven  doelmatig 

zijnde,  —  des  ondanks  het  groote  doel  verloren  ?  Waarom  kwijnt 

de  Koninklijke  Kunst? 
4°.  Welke  resiütaten  leveren  deze  bespiegelingen  op,  en  wat  kan,  wat 

moet  er  tot  opbeuring  en  herstel  der  heilige  Orde  gedaan  worden? 


—    2    — 

Toen  dit  stuk  afgewerkt  was,  las  Br.*.  Polak  het  aan  verscheiden  zijner 
vrienden    voor,    teneinde    hun    oordeel   te    vernenaen,  en   nadat  deze  hem 
eenparig  aangemoedigd  hadden,  deze  denkbeelden  openlijk  ter  kennis  van 
alle    BBr.-.    Vrijmetselaars    te    brengen,    schreef   hij    in    Juli  1847  in  het 
lokaal  FruHcati  te  Amsterdam,  een  macounieke  Vergadering  uit,  en  droeg 
daar,  in  den  vertrouwden  broederkring,  dat  stuk  voor,  na  vooraf  den  aan- 
wezigen BBr.-.,  —  twintig  in  getal,  waarlijk  geen  blijk  van  groote  belang- 
stelling !  —  met  de  omstandigheden  te  heblien  bekend  gemaakt,  die  hem, 
na  een  jarenlange  volhardende  weigering,  om  zich  aan  het  hoofd  eener  hervor- 
mende beweging  te  plaatsen,  eindelijk  tot  dezen  openbaren  stap  geleid  hadden. 
Deze  voordracht   ')  had  op  alle  aanwezigen  een  diepen  indruk  gemaakt, 
en  nadat  Br.-.  Polak  het  geheel  aan  hun  oordeel  overliet,  of  zij  meenden, 
dat  hij  de  zaak  verder  moest  laten  rusten,   dan  of  zij  verlangden,  dat  hij 
haar,  —  natuurlijk  met  hun  medewerking  en  ondersteuning,  —  tot  verdere 
ontwikkeling   en  rijpheid  zou  brengen,  verklaarden  thans  alle  aanwezigen, 
als    uit    één    mond,    dat    hij  het  plan,  om  op  zoodanige  grondslagen  een 
nieuw    Loge    te    Amsterdam    te    stichten,  niet  moest  opgeven,  en  dat  hij 
dientengevolge,  daar  het  hier  een  zaak  van  zulk  een  hoog  belang,  dus  een 
levensvraag  voor  de  Orde  gold,  deze  Vergadering  echter  te  klein  was,  om 
over    zulk  een    gewichtig    iets    een   afdoend    besluit  te  nemen,  onverwijld 
een  tweede  Vergadering  moest  oproepen.     Br.-.  Polak  beloofde  dit  te  doen. 
Veertien    dagen    later  werd  er  dan  ook   in  hetzelfde  lokaal  een  tweede 
Vergadering  gehouden,  die  echter  door  weinig  BBr.-.  meer,  dan  de  vorige, 
werd  bijgewoond.     Daar  Br.-.  Polak  zich  nu  volkomen  van  zijn  verplich- 
tingen tegenover  zijn  BBr.-.    meende    gekweten  te  hebben,  deelde  hij  den 
aanwezigen  onbewimpeld  mede,  dat  hij,  thans  door  de  ondervinding  zelve 
overtidgd,    van  de  weinige  belangstelling  welke  de  BBr.-.  voor    alles,  wat 
de    Orde    betrof,  aan    den  dag  legden,  het  besluit  had  genomen,  de  zaak 
op  te  geven,  en  het  dus  den  BBr..,  zelven  overliet,  met  den  toenmaligen 
staat  van  zaken  in  de  Orde,  en  den  in-  en  mtwendigen  toestand  der  Loges 
al  of  niet  tevreden  te  zijn. 

Li  plaats  van  in  dit  besluit  te  berusten,  drong  men  nu  nog  meer  dan 
vroeger  bij  hem  aan,  zich  niet  aan  de  zaak  te  onttrekken,  aan  den  goeden 
wil  der  BBr.'.  niet  te  wanhopen,  en  nog  een  derde  Vergadering  op  te 
roepen,  terwijl  de  aanwezige  BBr.-.  beloofden,  zooveel  in  hun  vermogen 
was,  de  hun  ])ekeude  BBr..  tot  het  bijwonen  dezer  Vergadering  aan  te  moe- 
digen, en  zorg  te  dragen,  dat  deze  derde  Vergadering  wat  talrijker  dan 
de  twee  vorige  vergaderingen  zou  bezocht  worden.  Ook  aan  dit  verlangen 
voldeed    Br.-.    Polak    zonder    aarzelen,    en    in    een    aankondiging   in  het 

')  In  het  jaar  1851  bij  Gebrs.  Diederichs  te  Amsterdam  in  druk  verschenen,  onder 
den  titel :  Wat  gaf  aanleiding  tot  en  wat  waren  de  beweegredenen  voor  de  stichting 
der  nieuwe  Frijmetselaarswerkplaats  „Post  Nubila  Lnx,"  in  het  Oosten  van  Am- 
sterdam, enz. 


—    3    — 

Handelsblad  werden  de  Bl^r.-.  ter  bijwoning  eener  derde  Yergadering, 
welke  in  de  tweede  helft  d(>r  maand  Juli  plaats  zou  hebben,  opgeroepen. 

lutusschen  was  onder  de  BBr.".  reeds  het  gerucht  verspreid,  dat  Br.-.  Polak 
van  gewichtige  plannen  zwanger  ging,  en  het  voornemen  had  opgevat  om 
de  Orde  weer  in  haar  oorspronkelijke  reinheid  te  herstellen.  Dit  genicht 
was  ook  den  Voorzittenden  Meesters  der  vijf  te  Amsterdam  gevestigde 
Loges  ter  oore  gekomen,  en  verontwaardigd,  dat  een  Broeder  het  had 
durven  wagen  tegen  de  in  hun  werkplaatsten  binnen  geslopen,  de  geest 
en  strekking  der  Orde  doodende  dwalingen  en  misbruiken  openlijk  en 
krachtig  op  te  komen,  namen  eenigen  hunner  het  besluit,  om  deze  zaak, 
zonder  zich  te  verwaardigen,  haar  eerst  behoorlijk  te  onderzoeken,  in 
haar  geboorte  te  smoren. 

Om  nu  dit  alles  behalve  broederlijke  en  maconnieke  besluit,  met  kracht 
ten  uitvoer  te  brengen,  werden  twee  BBr.'.,  beiden  rechtsgeleerden,  namens 
deze  Yoorz.'.  MMr.'.  naar  die  Yei'gadering  gezonden,  met  last  daar  al 
hun  krachten  in  te  spannen,  om  het  dreigende  monster,  den  nek  in  te 
knijpen. 

Van  dit  alles  onbewust  was  Br.'.  Polak  natimrlijk  op  zoo  iets  niet 
voorbereid,  toen  hij  zich  op  den  vastgestelden  avond,  vol  vertrouwen  naar 
de  Vergadering  l)egaf.  Vóór  dat  de  Vergadering,  die  dezen  keer  vrij 
talrijk  bezocht  was,  geopend  werd,  riep  men  Br.'.  Polak  naar  ])uiten, 
daar  iemand  hem  wenschte  te  spreken.  Tot  zijn  verbazing  ontmoette 
hij  in  de  voorzaal  wijlen  Br.'.  J.  D.  Lulofs,  toen  Voorz.'.  Mr.',  van  de  Loge 
la  PaLv,  en,  als  Groot-Officier,  ook  lid  van  het  Groot-Besogne,  die  hem 
pertinent  afvroeg,  wat  hij  eigenlijk  in  zijn  schud  voerde.  Br.'.  Polak 
verzocht  hem  toen  dringend,  binnen  te  komen,  en  zijn  voordracht  te 
hooren,  die  hem  beter,  dan  alle  loopende  genichten  omtrent  deze  zaak, 
op  de  hoogte  van  zijn  plannen  zou  brengen.  Br.'.  Lulofs,  die  blijkbaar 
zich  ten  doel  gesteld  had  te  handelen  en  niet  te  onderzoeken,  weigerde 
zulks  en  verwijderde  zich. 

Nadat  de  Vergadering  geopend  was,  gaf  Br.'.  Polak  een  kort  verslag 
van  de  omstandigheden,  die  hem  bewogen  hadden,  deze  openbare  stappen 
te  doen,  na  andermaal  verklaard  te  hebben,  dat  het  zijn  voornemen  was, 
een  nieuwe  Loge  in  het  Oosten  van  Amsterdam  te  stichten,  daar  zijns 
inziens,  elke  verbetering  in  de  bestaande  Loges,  ondenkbaar,  en  het  bouwen 
op  vermolmde  grondslagen,  over  het  algemeen,  verloren  arbeid  ware;  dat 
dus  de  uitkomst  en  het  welslagen  der  onderneming  geheel  en  al  van  de 
eerste  schrede  afhing. 

Met  het  oog  daarop  herinnerde  hij  den  aanwezigen  BBr.'.  de  bepalingen 
van  het  Wetboek  voor  de  Vrijmetselarij  in  Nederland,  voor  allen,  die  in 
het  Groot-Oosten  van  Nederland  een  Loge  stichten,  en  om  een  Con- 
stitutie van  gemeld  Groot-Oosten  aanzoek  willen  doen,  de  bepaling  name- 
lijk, oin  te  dien  einde  een  door  zeven  Meesters  eigenhandig  onderteekend 
verzoekschrift  aan  den  Grootmeester-Nationaal    te    doen    toekomen,  en  hij 


_    4    — 

eindigde  met  de  verklaring,  dat  deze  voorlezing,  alleen  geschiedde,  met 
het  doel,  om  allen,  die  zich  met  de  in  zijn  voordracht  ontwikkelde  denk- 
beelden konden  vereenigen,  uit  te  noodigen  dit  stuk  met  hem  te  ondertee- 
kenen, ten  .einde  het,  ter  verkrijging  eener  Constitutie,  volgens  de  wet,  aan  den 
Grootmeester-Nationaal  te  kunnen  opzenden.  Na  deze  kort  einleiding  droeg 
Er.-.  PoL.vK  andermaal  zijn  verhandeling  voor. 

Nauwlijks  echter  had  hij  zijn  voordracht  geëindigd,  of  hij  werd  door 
een  der  afgezonden  BBr..,  met  voorbijgaan  van  al  het  zakelijke,  op  een 
zeer  personeele  wijze  aangevallen.  Nadat  deze  Br.',  ongeveer  een  halfuur 
gesproken,  maar  het  wezenlijke  van  Br.-.  Polaks  ondei-weii^  zorgviddig 
onaangeroerd  gelaten  had,  verhief  zich  de  geheele  Vergadering,  die  door 
sprekers  schijngronden  opgewonden  was  geraakt,  op  een  zeer  onstuimige 
wijze,  zoodat  de  door  Br.-.  Polak's  voordracht  gemaakte  indnik  spoor- 
loos scheen  uitgewischt,  en  het  doel  van  de  zending  der  tegenstanders 
volkomen  bereikt  scheen. 

^Vien  zidk  een  sueUe  overgang  bevreemdt,  kent  een  groot  gedeelte  der 
zich  noemende  Vrijmetselaren  niet,  en  weet  niet,  hoe  weinig  zij  in  de 
Orde  tot  denkende  wezens  gevormd  worden !  Deze  bevreemding  zal  ech- 
ter ophouden,  wanneer  hij  weet,  dat  mannen,  die  zich  vrije  mannen  noe- 
men, als  schooljongens  voor  de  plak  beven,  en  zoo  weinig  achting  voor 
lum  eigen  mannelijke  waarde  hebben,  dat  zij  zich  als  kinderen  laten  ver- 
bieden de  Loge  Post  Ntibila  Lux  te  bezoeken,  en  liever  besluiten  aan  dat 
gebod  te  gehoorzamen,  dan  zich  aan  het  «Beproeft  alle  dingen  en  behoudt 
het  goede"  te  houden,  en  persoonlijk  tusschen  recht  en  onrecht  te 
onderzoeken. 

De  opgewondenheid  was  echter  slechts  van  korten -duur,  en  verdween 
weldra  geheel,  nadat  Br.-.  Polak  in  een  uitvoerige  wederlegging  het  geheele 
luclitkasteel  van  zijn  aanvaller  had  omvergeworpen,  en  tevens  helder  en 
diddelijk  de  onwaardige,  onreine,  diep  beneden  profaan  gezonken  grond- 
slagen had  aangetoond,  waarop  het  zoo  deerlijk  saamgeflanst  gebouw  was 
opgetrokken  geweest.  Nauwelijks  had  Br.-.  Polak  geëindigd,  of  er  stak 
een  storm  op,  tlie  voornamelijk  boven  het  hoofd  van  zijn  tegenstander 
een  onweersbm  samenperste,  die  in  profane  handgemeenheid  dreigde  los 
te  barsten.  In  het  besef,  dat  slechts  een  snelle  en  krachtige  tusscheukomst 
liier  nog  maar  alleen  in  staat  was  een  hevige  uitbarsting  der  hartstochten 
te  verhoeden,  vroeg  Br.-.  Polak  andermaal  het  woord,  en  toen  de  noodige 
stilte  verkregen  was,  zeide  hij  met  bewogen  stem:  //BBr.-.!  Het  was 
volstrekt  mijn  doel  niet,  hartstochten  te  ontvonken  !  Mijn  bedoeling  was 
veeleer  u  de  eenige,  ware  middelen  te  doen  kennen,  om  onze  driften  met 
des  te  zekerder  gevolg  te  bestrijden,  en  die,  —  naar  de  echte  leer  der 
Orde,  —  tusschen  Passer  en  Winkkliiaak  te  beperken!  Heeft  nu,  mijn 
voordracht,  ofschoon  geheel  onafhankelijk  van  mijn  wil,  een  geheel  tegen- 
overgestelde uitwerking  te  weeg  gebracht,  dan  is  het  plicht,  heilige  plicht, 
om  het  middel,  dat  zijn  doel  geheel  gemist,  een    geheel  tegenovergestelde 


—    5    — 

werking-  voortgebracht,  en  het  geweld  der  hartstochten,  en  wel  onder 
Ordesbroedereu,  ontketend  heeft,  zoo  al  niet  als  een  verderfelijk,  dan  ten 
minste  als  een  ongeschikt  middel  te  beschouwen,  en  ter  zijde  te  stellen.  Im- 
mers, dat  ik  van  mijn  kant  slechts  Waarheid,  Licht  en  Liefde  bedoeld 
heb,  dit  kan  wel  mij,  individueel,  voor  het  hier  gel)eurde  in  mijn  zelfge- 
voel schadeloos  stellen,  maar  het  zou,  wilde  ik  onder  zoodanige  auspiciën 
de  zaak  blijven  voortzetten,  mijn  gedrag  bij  de  BBr.-.  nimmer  kunnen 
rechtvaardigen !" 

Na  deze  woorden  gesproken  te  hebben  was  de  kalmte  allengs  tenigge- 
keerd,  en  wendde  Br.-.  Polak  zich  tot  die  BBr.-.,  die  zijn  houding  in  deze 
naar  waarde  wisten  te  schatten,  met  twee  beden :  de  een,  dat  zij  zich 
bedwingen,  hun  drift  matigen,  het  gebeurde  vergeten,  en  vooral  met  den 
troffel  der  liefde  bedekken  zouden,  gelijk  hij  dan  ook,  zijnerzijds,  volko- 
men bereid  was,  zijn  harden,  onbroederlijken  tegenstander  te  vergeven; 
de  andere,  dat  zij  hem  nu  ook  van  alle  verdere  verplichtingen  in  deze 
ontslaan,  en  hem  veroorlooven  wilden,  zijn  geschriften  in  te  pakken,  en 
met  hartelijken  broedergroet  stil  zijn  weg  te  gaan. 

Daar  niemand  verder  een  woord  sprak,  en  er  zich  slechts  een  dof  ge- 
mompel deed  hooren,  meende  Br.-.  Polak  daarin  een  teeken  van  goed- 
keuring en  de  toestemming  van  zijn  verzoek  te  zien ;  hij  pakte  dus  zijn 
papieren  in,  en  maakte  zich  gereed,  om  te  vertrekken;  tegelijk  met  hem 
stond  de  geheele  vergadering  op. 

Te  midden  van  dezen  algemeenen  opstand  trad  echter  eensldaps,  een 
der  beide  voormelde  BBr.-.,  die,  gelijk  hij  later  vertrouwelijk  aan  Br.-. 
Polak  heeft  medegedeeld,  wel  de  zending  van  zijn  Yoorz.-.  Mr.-,  aange- 
nomen, maar  zich  daarbij  voorbehouden  had,  geen  blind  werktuig  te  zijn, 
en  naar  bevind  van  zaken,  volgeus  eigen  overtuiging  te  zullen  handelen,  naar 
hem  toe,  beklom  het  spreekgestoelte,  en  vroeg  den  BBr.-.  verlof,  om  al- 
vorens de  vergadering-  te  verlaten,  een  voorstel  te  mogen  doen.  Nadat 
alle  aanwezige  BBr.-.  hun  plaatsen  weder  hadden  ingenomen,  sprak  deze 
Br.-,  de  Vergadering-  ongeveer  als  volgt  aan : 

//BBr.-. !  Evenals  ik,  hebt  ook  gij  de  voordracht  van  Br.-.  Polak  ge- 
hoord ;  gelijk  ik,  waart  ook  gij  getuigen,  zoowel  van  de  bedenkingen,  door 
een  anderen  Br.-,  tegen  deze  voordracht  in  het  midden  gebracht,  evenals 
van  de  wederlegging  dezer  bedenkingen  door  Br.-.  Polak  zei  ven.  Alhoewel 
ik  nu,  —  gelijk  gij  wellicht  zult  opgemerkt  hebljen,  —  met  dien  Br.', 
in  deze  Vergadering  ben  gekomen,  zoo  ben  ik  voor  mij  er  nochtans  zelf 
zóó  ver  af,  in  z  ij  n  denkbeelden  te  deelen,  dat  ik  mij,  als  ware  het,  veel 
meer  gedrongen  gevoel,  hier  openlijk  te  belijden,  wat  ik  voor  mij  geloof, 
thans  de  plicht  van  elk  waardig  Br.-,  te  wezen!  Wanneer  dus,  BBr.-.,  de 
vooi-dracht  van  Br.-.  Polak  op  u  denzelfden  indruk  als  op  mij  gemaakt  heeft, 
wanneer  zij  voor  u  dezelfde  kracht  van  overtuiging  als  voor  mij  gehad 
heeft,  dan  roep  ik  u  op,  om  mijn  voorbeeld  te  volgen,  het  Bouwstuk 
des    sprekers  met  mij  te    onderteekeneu,  en  zijn  pogingen    krachtdadig  te 


—   r,   — 

ondersteunen,    opdat    wij    ons    niet    onverschillig    en    werkeloos  betoonen, 
waar  de  heiligste  plicht  gebiedt,  de  handen  aan  het  werk  te  slaan !" 

Na  deze  woorden  gesproken  te  hebben  verliet  hij  het  spreekgestoelte, 
nam  de  pen  op,  en  onderteekende  voormeld  Boiiwstuk.  Nauwelijks  was 
door  hem  dit  voorbeeld  gegeven,  of  velen  begaven  zich  naar  de  tribune, 
om  het  mede  te  onderteekenen.  Toen  het  getal  der  onderteekenareu 
reeds  tot  twaalf,  —  allen  Oudmeesters,  —  geklommen  was,  staakte  Br/. 
Polak  voorshands,  omdat  toch  de  wet  voor  een  aanvraag  van  Constitutie 
slechts  een  door  zeven  ^Meesters  onderteekend  verzoekschift  vordert,  de 
verdere  onderteekening,  en  sloot  hij  xle  Vergadering. 

De  strijd  scheen  dus  eindelijk  gelukkig  doorworsteld,  en  het  groote  doel, 
ondanks  allen  aangewenden  tegenstand,  bereikt  te  zijn.  De  formeele  aan- 
vraag om  Constitutie  voor  de  oprichting  eeuer  Loge,  naar  maatstaf  van  de 
door  Br.-.  Polak  in  zijn  Bouwstuk  ontwikkelde  grondslagen,  was  door 
meer  dan  door  het  bij  de  wet  vereischte  getal  Meesters  onderteekend,  en 
kon  dus  naar  den  Grootmeester-Nationaal  opgezonden  worden.  Daar 
Br.'.  Polak  nu,  —  nadat  ook  anderen  zich  tot  deelneming  aan  den  arbeid 
verbonden  hadden,  en  voor  hem  het  terugtreden  onmogelijk  was  geworden,  — 
zich  gereed  maakte  het  begonnen  werk  te  voltooien,  wilde  hij  de  zaak 
even  zeker  als  spoedig  tot  een  gewenscht  doel  leiden.  Uit  het  voorgevallene 
op  de  derde  Vergadering  had  hij  iutusscheu  den  geest  der  vijf  Voorzit- 
tende Meesters  van  de  te  Amsterdam  gevestigde  Loges  genoegzaam  leeren 
kennen,  om  in  te  zien,  dat  hij  van  dien  kant  op  tegenwerking  zou 
stuiten,  daar  de  wettelijke  bepalingen  omtrent  het  oprichten  van  nieuwe 
Loges  den  Voorzittendeu  Meesters  nog  al  ruimte  geven.  Deze  bepalingen 
luidden  toen  aldus : 

«Gaat  het  door  zeven  !MMr.-.  onderteekend  verzoek  tot  oprichting  eener 
nieuwe  Loge  in  het  Koningrijk  der  Nederlanden,  van  een  plaats  uit,  waar 
nog  geen  Werkplaatsen  bestaan,  dan  is  het  Groot-Besogne  bevoegd,  den 
verlangden  Constitutiebrief  tegen  den  prijs  van  zeventig  gidden  te 
verleenen. 

//Geschiedt  echter  deze  aanvraag  uit  een  plaats,  waar  reeds  een  of  meer 
Loges  bestaan,  dan  zidlen  er  de  Voorzittende  Meesters  dezer  werkplaatsen 
van  worden  verwittigd,  en  zal  hun  oordeel  deswege  ingeroepen  worden. 
Is  dit  oordeel  gunstig,  dan  kan  het  Groot-Besogne,  evenals  in  het  eerste 
geval,  den  verlangden  Constitutiebrief,  maar  dan  tegen  betaling  eener  som 
van  vierhonderd  gulden  verleenen.  Is  dit  oordeel  ongunstig,  dan 
moet  het  verzoekschrift  met  het  daarover  uitgebracht  oordeel  der  voorge- 
melde Logemeesters  vóór  de  jaarlijks  te  houden  Vergadering  van  het 
Groot-Oosten  worden  gebracht,  opdat  aldaar  de  gronden  vóór  en  tegen 
kunnen  worden  overwogen.  In  dit  geval  echter  wordt  de  Constitutie 
niet  verleend,  dan  met  een  meerderheid  van  twee  derden  der  stemmen  van 
de  aanwezige  stemgerechtigden." 

Bij  het  lezen  van  deze  wettelijke  bepalingen,  omtrent  het  oprichten  van 


—    7    —  . 

nieuwe  Vrijmetselaarswerkplaatsen,  rijst  onwillekeurig  de  vraag  op :  waarom 
men  toch  liet  oprichten  van  nieuwe  liOges,  in  die  steden,  waar  reeds  Loges 
gevestigd  zijn,  blijkbaar  voorbedachtelijk  aan  zidke  bezwarende  formaliteiten 
verbonden,  zoo  moeilijk  gemaakt,  en  den  Constitutiebrief  op  zoo  hoogen 
prijs  gesteld  heeft,  iets  dat  toch  noodzakelijk  den  bloei  en  de  uitbreiding 
der  Orde  moet  tegenwerken. 

Dat  men  met  den  vervallen  toestand  der  geheel  verbasterde  Logewerk- 
zaamheden  bekend  was,  en  dat  Br.*.  Polak  in  die  meening  niet  alleen 
stond,  blijkt  ook  uit  een  voordracht  in  de  Vergadering  van  het  Groot-Oosten 
in  het  jaar  1846  door  wijlen  Br.',  van  Dam  vax  Isselt  gehouden, 
waarin  hij  het  onderwerp  behandelde :  //Voldoet  de  Vrijmetselarij  in  Ne- 
derland aan  haar  verplichtingen  ?"  en  waarin  hij  onder  anderen  de  volgende 
zeer  te  behartigen  woorden  sprak :  //Als  ik  mij  afvraag  of  wij  in  den 
-volsten  zin  van  het  woord  getrouw  zijn  aan  den  eed,  dien  wij  hebben 
afgelegd,  om  het  doel  der  Orde  te  bevorderen,  dan  antwoordt  mij  een 
stem:  //Neen,  Vrijmetselaren,  gij  zijt  afgeweken  van  uw  gelofte,  en 
verbeuzelt  uw  krachten!"  Zoo  sprak  Br.-,  van  Dam  op  een  Vergade- 
ring, die  door  de  vertegenwoordigers  van  alle  Loges  in  den  lande  werd 
bijgewoond.  En  wat  is  er  sedert  in  het  welbegrepen  belang  der  Orde, 
tot  verbetering  van  dezen  deerniswaardigen  toestand  gedaan  ?  Men  zal  ons 
antwoorden,  dat  men  de  Eitualen  herzien,  het  Ceremonieel  vereenvoudigd, 
een  ruimer  opvatting  van  de  moderne  wereldbeschouwing  geduld  heeft, 
en  dat  verscheiden  Loges  in  een  vooruitstrevenden  geest  werkzaam  zijn. 
Wij  ontkennen  het  geenszins,  dat  men  in  den  laatsteu  tijd,  zwichtende 
voor  den  drang  der  omstandigheden,  en  vooral  met  het  oog  op  hetgeen 
in  het  Buitenland  te  dien  opzichte  geschiedt,  op  de  baan  der  hervor- 
mingen een  belangrijke  schrede  vooruit  is  gegaan.  Wij  spreken  intus- 
schen  niet  van  heden,  maar  van  het  jaar  18-47,  toen  elke  poging  tot 
hervorming  als  een  vergrijp,  tegen  de  Orde  zelve  werd  aangezien. 

Daar  nu  Br.-.  Polak,  deze  wetsbepaling  kennende,  zeer  goed  wist, 
wat  hem  van  den  kant  der  amsterdamsche  Loges  te  wachten  stond, 
trachtte  hij  natuurlijk,  zoo  mogelijk  haar  tegenstand  te  voorkomen,  en, 
nog  vóór  de  afzending  van  het  door  twaalf  Meesters  onderteekend  ver- 
zoekschrift aan  den  Grootmeester-Nationaal,  reeds  den  weg  tot  een  gunstigen 
idtslag  te  banen. 

Hij  wendde  zich  ten  dien  einde  schriftelijk  tot  wijlen  Br.-.  G.  J.  Verwey 
Mejan,  Voorzittend  Meester  van  de  Loge  /'  Union  Royale  te  's  Hage, 
Grootofïicier  en  eersten  Opziener  van  de  Grootloge  van  Nederland,  met 
wien  hij  gedurende  tal  van  jaren  een  wetenschappelijke  en  staatkundige 
briefwisseling  had  gehouden,  en  verzocht  hem  een  avond  te  bepalen, 
waarop  hij  hem  te  's  Hage  kon  spreken,  ten  einde  hem  op  de  hoogte 
te  stellen,  van  hetgeen  op  de  drie  in  het  lokaal  Frascaü  gehouden 
vergaderingen  was  voorgevallen,  en  hem  zijn  bij  die  gelegenheid  voorge- 
dragen Bouwstuk  voor  te  lezen. 


—    8    — 

Toen  Br.-.  Polak  zich  op  het  vastgestelde  uur  ten  huize  van  Br.-. 
Verwey  Mejan  bevond,  deelde  deze  hem  mede,  dat  hij  reeds  vóór  het 
ontvangen  van  diens  schrijven,  met  het  te  Amsterdam  voorgevallene  bekend 
was,  en  dat  hij  dus  reeds  wist,  dat  aldaar  pogingen  werden  in  het  werk 
gesteld  om  een  zesde  Loge  op  te  richten.  Hij  verklaarde  hem  rond  en 
onbewimpeld,  dat  hij  uit  beginsel  daartoe  de  behidpzame  hand  niet 
kon  bieden,  daar  de  inwendige  toestand  van  de  nederlandsche  Loges  van 
dien  aard  was,  dat  het,  zijns  bedunkens,  veeleer  heilige  plicht  ware,  het 
getal  der  bestaande  Loges  te  beperken,  dan  het  te  vermeerderen,  en  dat 
hij  dus,  met  het  oog  daarop,  bij  het  Groot-Besogne  zijn  tegenpartij  zou 
zijn.  Dat  hij,  in  weenvil  daarvan,  hem  de  moeite  had  laten  doen,  naar 
's  Hage  over  te  komen,  was  alleen  daaraan  toe  te  schrijven,  dat  hij  gaarne 
eens  een  avond  in  zijn  gezelschap  wilde  doorbrengen,  om  tevens  de  gelegen- 
heid te  hebben,  kennis  van  zijn  Bouwstuk  te  nemen. 

Br.-.  Polak  antwoordde,  dat  het  geenszins  zijn  doel  was,  zijn  mede- 
werking af  te  persen,  dat  hij  echter  de  hoop  koesterde,  hem  tot  een  andere 
overtuiging  te  zvdlen  brengen,  als  hij  hem  toestond,  zijn  Bouwstuk  voor 
te  lezen.  Br.-.  Vehwey  Mejan  verzekerde,  dat  hem  niets  aangenamer 
zou  zijn,  dan  er  kennis  meê  te  maken,  en  Br.-.  Polak  las  hem  zijn  stuk 
voor.  Na  de  lezing,  die  Br.-.  Verwey  Mejax  met  de  grootste  aandacht 
en  belangstelling  gevolgd  had,  verklaarde  hij,  op  de  herhaalde  uitnoodiging 
van  Br.-.  Polak,  om  hem  nu  op  zijn  beurt  onbewimpeld  met  zijn  beden- 
kingen tegen  zijn  stuk,  bekend  te  willen  maken,  dat  het  een  verraad  aan 
de  Orde  gepleegd  zou  zijn,  aan  zulke  zuivere  begingelen  weerstand  te 
willen  Ijieden.  Dat  hij  zich  nog  kort  van  te  voren  ten  gunste  van  de 
beperking  van  het  aantal  der  bestaande  Loges  verklaard  had,  was  alleen 
in  het  belang  der  Orde  en  met  het  doel  om  de  Orde  intensief  te 
versterken,  daar  de  Loges,  zooals  zij  toen  bestonden,  de  Orde  slechts 
verzwakten.  Volgens  hem  zou  de  oprichting  van  een  Loge  op  zoodanige 
grondslagen,  als  door  Br.-.  Polak  waren  voorgesteld,  de  eenige  weg 
zijn,  om  de  wankelende  Orde  te  ondersteunen.  Zidk  een  Loge  kon,  volgens 
zijn  meening,  een  voorbeeld,  een  maatstaf  voor  alle  andere  Loges  in  den 
lande  zijn,  en  aan  het  Groot-Besogne  het  recht  geven,  om  alle  onwaar- 
dige werkplaatsen,  die  weigerachtig  bleven,  zich  naar  dit  voorbeeld  te 
hervormen,  te  doen  sluiten.  Daarom  achtte  hij  het  raadzaam,  geen 
tijd  te  verliezen,  en  onmiddellijk  het  l)edoelde  Bouwstuk  met  de  daartoe 
behoorende  bescheiden  aan  den  Grootmeester-Nationaal  op  te  zenden,  en 
daarbij  vooral  op  een  spoedige  afdoening  van  zaken  aan  te  dringen.  Hij 
van  zijn  kant  zou  dan  in  het  Groot-Besogne,  waar  intjisschen  de  zaak, 
als  in  eerste  instantie,  moest  ter  tafel  komen,  die  krachtig  ondersteunen. 
Vóór  dat  Br.-.  Polak,  die  over  het  aanvankelijk  welslagen  zijner  poging 
hoogst  voldaan  was,  afscheid  van  Br.-.  Verwey  Mejan  nam,  vermaande 
deze  hem,  dat  hij  zich  met  moed  moest  wapenen,  omdat  hij  ontwijfelbaar 
een    harden    en    hevigen    strijd    zou   te  doorworstelen  hebben,  gedeeltelijk 


~    9    — 

omdat  zijn  verzoeksclirift,  volgens  de  wet,  aan  de  Voorzittende  Meesters 
der  vijf  te  Amsterdam  gevestigde  Loges  moest  worden  opgezonden,  en 
deze  zich  reeds  als  hevige  tegenstanders  van  het  plan  hadden  doen  kennen,  — 
gedeeltelijk,  en  wel  voornamelijk,  omdat  drie  van  deze  vijf  Voorzittende 
Meesters  zelven  Groot-Otficieren,  en  bijgevolg  leden  van  het  Groot-Besogne 
waren,  waar  zij  toch  ook  hnn  vrienden  en  aanhangers  hadden,  en  zij  dus, 
volgens  een  allerzouderlingsten,  met  elk  beginsel  van  recht  strijdenden 
loop  van  zaken,  niet  slechts  partij,  maar  tevens,  in  hun  eigen  zaak,  ook 
rechters  waren. 

Uit  deze  bijeenkomst  was  het  Br/.  Polak  duidelijk  gebleken,  dat  hij 
van  den  kant  der  vijf  Voorzittende  Meesters  van  de  te  Amsterdam  ge- 
vestigde Loges,  een  veel  krachtiger  tegenstand  moest  verwachten, 
dan  hij  aanvankelijk  gedacht  had.  Hij  had  trouwens  niet  geweten,  en 
ook  niet  kimnen  veronderstellen,  dat  drie  hunner,  alhoewel  slechts  zijn 
tegenpartij,  als  leden  van  het  Groot-Besogne,  tevens  ook  zijn  rechters 
zouden  wezen ;  en  wie  ter  wereld,  die  eenig  besef  van  rechtsgevoel  heeft, 
zou  ooit  kunnen  vermoeden,  zidk  een  wetsbepaling,  die  men  in  de  meest 
onbeschaafde  profane  kringen  als  een  openbare  bespotting  van  alle 
recht  zou  wraken  en  verachten,  bij  de  Vrijmetselaren  toegepast  te 
vinden?  Wat  Br.'.  Polak  echter  nog  dieper  schokte  en  zijn  verontwaar- 
diging nog  levendiger  opwekte,  was  de  onbewimpelde  verklaring  van  de 
oorzaken,  die  eigenlijk  geen  hoofd-  maar  nevenoorzaken  waren,  want  de 
ware  en  hoofdoorzaak,  de  eigenlijke  drijfveer  van  alle  drift  en  ver- 
bolgenheid was  geen  andere,  dan  dat  Br.'.  Polak  Israëliet  was,  en  men, 
volgeus  de  toenmaals  bekrompen  l)egrippen,  die  men  van  de  Vrijmetselarij 
had,  geen  Israëliet  aan  het  hoofd  eener  Loge  wenschte  geplaatst  te 
zien ! ! !  — 

Die  nevenoorzaken  dan,  —  want  hoofdoorzaken  kunnen  wij  die  niet 
noemen,  daar  godsdiensthaat  in  deze  een  hoofdrol  scheen  te  spelen,  — 
bestonden  in  de  volgende  punten  : 

1°.     Br.".  Polak  eischte  niet  slechts  volkomen  gelijkstelling  voor 
alle    BBr..,  maar   gelijkstelling  van  den  minsten  Br.',   met 
den  Voorzittenden  Meester; 
2o.     Br.".  Polak  verlangde  niet  slechts  een    speciaal    ma  go  uniek, 
met  anderen  woorden,  cursusmatig  voor  te  dragen,  zuiver 
wetenschappelijk    en    ethisch    onderwijs,    hij  verwierp 
zelfs  de  hoogere  graden. 
3e.     In    verband    met    het  beginsel  van  een  l)epaald  onderwijs,  van  de 
drie  symbolieke  graden,  die    Br.".    Polak  nog  bleef  behouden, 
verbood    hij  zelfs    het    verkoopen    van    den    tweeden' en  den 
derden    graad,    en    wilde    hij  alleen  deze  beide  graden  als  loon 
voor    verdiensten    en    gemaakte    vorderingen    in  de  Koninklijke 
Kunst  verkrijgbaar  stellen. 
40.     Br.'.    Polak    had    zich    vermeten    in    zijn    meergemeld    Bouwstuk 


—    10    — 

beginselen  te  verkondigen,  die  geheel  in  strijd  waren  met  de 
leer  der  Vrijmetselarij. 

C'urioHitate  caum  laten  wij  deze  /^Beginselen"  hier  volgen  ;  elk  denkend 
lezer  zal  het  met  ons  eens  zijn,  dat  die,  met  het  oog  op  onze  tegenwoor- 
dige levensbeschonwing,  vooral  wat  1)etreft  de  leer  van  een  persoonlijken 
God  en  de  individueele  onsterfelijkheid,  nogal  orthodox  zijn,  en  wij  voegen 
er  bij,  dat  zij  volstrekt  niet  met  het  grondbeginsel  der  Orde,  zooals  dat 
toen  werd  begrepen,  in  strijd  waren : 

//Art.  1.  De  Loge  Tod  Nuhila  Lux  erkent  den  Xatuurlijken  Godsdienst,  — 
zijnde  de  kennis  van  God,  den  mensch,  diens  bestemnnug,  zoo  voor  dit 
als  voor  een  toekontstiff  leven,  en  zijn  daaruit  voortvloeiende  plichten,  zoo 
jegens  God  als  zijn  natmirgenooten,  —  voor  het  een'uje  en  icare  beginsel 
der  Heilige  Orde,  welker  dod  het  is,  den  mensch,  door  wetemchappdij k 
Jicld,  te  veredelen,  te  volmaken,  hem  nader  tot  zijn  Schepper  te  brengen, 
en,  door  hem  tot  Uefde,  in  den  nityeürekUten  zin  des  woords,  op  te  leiden, 
een  algenitene  verbroederiny  onder  het  mensehelijke  geslacht  te  bevorderen. 

//Art.  2.  De  kennis  van  God,  en  die  van  de  mensehelijke  Ziel,  — 
overeenkomstig  met  de  macjonnieke  grondles:  uKen  u  zelven!"  —  voorts 
de  kennis  der  algemeene  Zedekunde,  en  van  dat  gedeelte  der  critische 
IHdorieknnde,  hetwelke  met  de  Geschiedenis  der  Wijsbegeerten,  en  van  den 
Natuurlijken  Godsdienst  in  verband  staat,  alsmede  de  daartoe  vereischte  logische 
keunis,  maken  dns  de  onderwerpen  der  studiën  van  den  Vrijmetselaar  uit. 

//De  Loge  Post  Nuhila  Lux  stelt  het  dus  al  haren  leden  tot  een  ouover- 
treedbaren  plicht,  zich  met  de  borst  op  de  kennis  der  ma^onnieke  weten- 
schappen toe  te  leggen,  en  dus  op  geen  werkavond,  waarop  de  maqonnieke 
Cursus  wordt  voortgezet,  zonder  geioichtige  beletselen,  afwezig  te  blijven. 

//Art.  3.  De  Loge  dus  een  school  voor  de  bespiegelende  Wijsbegeerte 
zijnde,  zullen,  daarmede  overeenkomstig,  haar  symbolische  versierselen 
smaakvol,  doch  hoogst  eenvoudig  en  vrij  van  praal  en  zinnelijkheid  wezen. 

//Art.  4.  Onder  deze  allegorische  versierselen  erkent  de  Loge  Fost 
Nubila  Lux  den  Troon,  —  naar  het  ware  beginsel  der  Orde,  —  als  het 
symbolum  der  al)solute  W.".  K.-.  S.".,  dus,  als  het  zinnebeeld  van  den 
Opperb.-.  des  Heelals.  De  Voorz.-.  Mr..,  slechts  de  eerste;  onder  zijns 
gelijken  zijnde,  zal  zich  dus  nooit  op  den  Troon,  maar  op  een  stoel  voor 
den  Troon  plaatsen. 

//Art.  5.  De  Heilige  Orde  erkennende  en  leerende,  dat,  in  de  zedelijke 
wereld,  alle  menschen,  als  broederen,  aan  elkander  gelijk  zijn,  zoo  erkent 
ook  de  Loge  Post  Nubila  Lux,  geen  ander  onderscheid  tusschen  BBr.'. 
dan  dat,  hetwelk  van  den  inwendigen  mensch  \dtgaat.  Zij  verwerpt  daarom 
ilie  oiiderscheidende  versierselen,  en  stelt  het  allen  ]VBr.'.  tot  een  onover- 
Irfi'dbaar  gebod,  om  het  h\ui  door  de  I^oge  gegevene  tablier,  —  als 
het  syndjolum  idet  alleen  van  reinheid  en  onschuld,  maar  ook  van  de 
gelijkheid,  welke  er  onder  BBr.-.  moet  heerscheu,  —  zouder  eeuig  goud 
of  zilveren  borduursel,  te  allen  tijde  te  dragen. 


—  11  — 

«Art.  6.  Uitgaande  van  hetzelfde  groote  beginsel  der  Heilige  Orde, 
hetwelk  het  ééuige  onderscheid  tusschen  BBr/.  in  den  imceucUgeu  mensch, 
dat  is  in  een  hoogere  geestoiiticlkkeUiig  en  gelonterder  deugden  zoekt,  stelt 
zij  verder  vast,  dat  zij  slechts  de  drie  onderscheidende  graden  van  Leerling, 
Gezel  en  Meester,  met  de  daaraan  verbonden  woo7-deii,  teekeus  qm  aanrakingen, 
erkent,  als  de  éénige,  welke  aan  het  007-spronkelijke  wezen  der  Vrijmetselarij 
eigen  zijn,  en  die  ook,  in  alle  historische  documenten  der  Orde  onder  den 
naam  van  „de  drie  graden  der  blauice  V.'.  M/.,"  als  de  eenige  echte  en 
oorspronkelijke  graden  der  Heilige  Orde  erkend  zijn.  Vencerpende  zij  dus 
alle  overige,  zoogenaamde  hoogere  graden  en  ritualen  ! 

vArt.  7.  Zij  zal  daarom  ook  de  graden  van  Gezel  en  Meester  als 
onderscheidingen,  welke  alleen  oj)  verdiensten,  steunen,  niet  voor  geld  veil 
hebben ;  maar  is  bereid  om  die  aan  den  verdienstelijke,  als  het  loon  voor 
gemaakte  vorderingen  in  de  K.\  K.-.  te  geven,  na  zich  vooraf  door  een 
nauwgezet  onderzoek  in  een  open  Loge  op  de  wijze ,  als  nader  zal 
worden  omschreven,  van  de  gemaakte  vorderingen  dezer  BBr.'.  en  de 
rechtmatigheid  himner  aanspraak  op  deze  graden  overtidgd  te  hebben. 

«Art.  8.  De  Loge  zal  het  dus  ook  bijzonder  den  Nieuwaangenomene 
tot  plicht  stellen,  om,  door  aanhoudenden  ijver,  te  trachten  zich  in  de 
ma^onnieke  wetenschap  te  volmaken,  en  de  voormelde  graden  te  verdienen. 

//Art.  9.  Daarom  zal  zij  den  Candidaat,  —  na  hem  behoorlijk  onder- 
zocht, hem  met  de  beginselen,  vervat  in  Art.  1 — 8  bekend  gemaakt,  en 
zich  overtuigd  te  hebben,  dat  hij  deze  beginselen  in  zijn  hart  is  toegedaan,  — 
de  volgende  beloften,  voor  het  altaar  der  stilzwijgendheid,  en  bij  het 
Jlauwe  Licht  laten  afleggen : 

//Ik  beloof,  dat  ik  de  mij  medegedeelde  geheimen  der  Heilige  Orde, 
woordelijk  noch  schriftelijk,  hetzij  gedeeltelijk  of  geheel,  aan  een  oningewijde 
zal  mededeelen. 

;/Ik  beloof,  dat  ik  het  groote  beginsel  der  Heilige  Orde,  met  al  mijn 
kracht  en  met  al  mijn  vermogen  zal  trachten  te  bevorderen:  Dat  ik 
daartoe  zal  beginnen,  met  mij  zelven  meer  en  meer  te  volmaken,  door 
mij  met  den  meesten  ijver  op  de  maQonnieke    wetenschap    toe  te  leggen. 

«Ik  beloof,  dat  ik  alle  plichten,  door  de  Heilige  Orde  mij  opgelegd, 
met  de  meeste  nauwkeurigheid  vervullen,  en,  steeds  trachtende  mijn 
harütocht  aan  de  rede  te  onderwerpen,  den  wil  der  Heilige  Orde,  stiptelijk 
en  met  de  meeste  bereidwilligheid  volbrengen  zal. 

//Daartoe  beloof  ik  gehoorzaamheid  aan  den  Yoorz.'.  Mr.-,  voor  zoover 
zijn  bevelen  overeenkomstig  zijn  met  de  in  Art.  1—8  ontwikkelde  begin- 
selen der  Heilige  Orde,  alsmede  bereidwilligheid,  om  mij  de  vermaningen 
van  hen  ten  nutte  te  maken,  welke  óf  Bestuurders  dezer  Werkpl.'.  zijn, 
of  een  hoogeren  graad  der  Orde  bezitten. 

//Ik  beloof,  dat  ik  de  Natuur  steeds  zal  beschouwen,  als  den  heiiigeii 
tempel  van  den  Eermige,  en  in'ijn  hart  als  zijn  zetelplaats.  Gelijk  ik  nu 
den  heiligen  tempel  van  den  Alomtegenwoordige,  door  geen  ongeoorloofde, 


—    12    — 

onzedelijke  daad  mag  ontwijden ;  gelijk  ik  daar  orde  en  harni'jiile  moet 
trachten  te  onderhouden,  zoo  zal  ik  ook  steeds  mijn  hart,  zorgvuldig, 
zelfs  tegen  eJ/ce  onedele  drift,  ja  tegen  elke  onzuivere  gedachte,  bewaken,  om 
den  zetA  des  AllerUoogHten  niet  te  ontwijden.  Daarom  zal  ik  trachten 
mijn  hart  te  zuiveren  van  alle  haat,  en  het  vatbaar  te  maken  voor  de 
reinste  en  oprechtste  liefde  jegens  al  mijn  natuurgenooten  ! 

«Ik  beloof,  dat  ik  onophoudelijk  zal  trachten  mij  zeloen  te  leeren  kennen, 
mijn  zwakheden  in  de  bronnen  op  te  sporen,  ten  einde  die  te  overwinnen, 
en  mijn  wandel  op  aarde  meer  en  meer  te  zuiveren,  om  mijn  Schepper 
meer  gelijk  te  worden,  mijn  zendUig  op  aarde,  naar  Zijn  wil  te  vervullen, 
en  mij  zóó  waardig  voor  te  bereiden  tot  het  hemehche   Vaderland ! 

,/Ik  beloof,  dien  ten  gevolge,  dat  ik  mij  onophoudelijk  ten  strijde  zal 
toerusten,  tegen  hartstocht  en  zinnelijkheid ;  dat  ik  zal  trachten,  mij  boven 
het  aardsche  te  verheffen,  en  dat  ik  zorgvuldig  zal  waken,  om  al  mijn 
plichten,  zoo  in  mijn  burgerlijke  en  maatschappelijke,  als  mac.".  betrekking, 
zonder  er  ooit  eenig  offer  voor  te  schromen,  te  vervullen,  ten  einde,  zoo 
veel  in  mijn  vermogen  is,  —  ter  eere  van  den  Opperb/.  des  Heelals  en 
ter  bevordering  van  mijn  volmaking  en  die  van  al  mijn  natuurgenooten, 
zonder  onderscheid,  —  in  al  deze  mijn  betrekkingen,  slechts  het  goede 
rondom  mij  te  verbreiden,  naar  het  voorbeeld  van  mijn  Vader  in  den 
Hemel,  welke  al  zijn  schepselen,  zonder  onderscheid,  met  zijn  liefde  omvat 
en  allen  zegent.  Daarom  ook  zal  ik  trachten,  —  voor  zoo  ver  het  in 
mijn  krachten  is  gelegen,  —  nooit  mijn  ooren  voor  de  kreten  mijner 
noodlijdende  en  mijn  hulp  inroepende  medemenschen  te  sluiten,  opdat  ook 
de  Eemvige  mij  genadiglijk  verhoore,  ten  dage  dat  ik  tot  Hem  smeek. 

,/Ik  beloof,  dat  ik  de /«'rfe/vV/Z^f/r/ steeds  huldigen,  en  mijn  gedrag  dermate 
zal  trachten  in  te  richten,  dat  ik  der  menschheid  tot  heil  en  der  Orde  tot 
sieraad  verstrekke,  opdat  het  voor  allen  ten  klaarste  blijke,  dat  een  waar 
Vrijmetselaar  de  oprechtste  vereerder  inin  den  Opperbr.  des  Heelals,  de  braafste 
burger,  de  warmste  vriend,  de  dankbaarste  zoon,  de  getroutcste  en  nanicge- 
zetute  man  en  vader,  in  cén  woord,  de  deelnemendste  broeder  niet  alleen  voor 
zijn   Ordesbroederen,  maar  voor  al  zijn  natuurgenooten  is! 

iiW  beloof  eindelijk,  dat  ik  het  van  al  mijn  BB.-,  in  dank  zal  aannemen, 
wanneer  zij,  in  geval  van  dwaling,  mijn  voeten  op  hel  recht^i  pad  terug- 
brengen, en  ik  sta  toe,  dat  zij  mij,  als  het  heilige  licht  der  Orde  onwaardig, 
rerslooteu,  wanneer  ik,  onverbeterlijk,  van  deze  grondlessen  der  Heilige  Orde 
afwijke.  De  Eei  wk;e  hoort  deze  vrijwillige  gelofte,  in  dit  jjlechtige  uur 
afgelegd! 

//Art.  10.  De  Loge  Post  N'ubila  Lux  stelt  het  den  Voorz.-.  ^Meester 
tot  plicht,  te  waken,  dat  aan  eiken  Nieuwaaiigeuoniene,  —  evenals  eiken 
te  affiliceren  Br.-.  —  een  afschrift  van  (\ï'/.chi'\oi\e,  tot  gestadige  herinnering 
aan  al  zijn  plic/iteu,   onniiddcllijk  na  zij  aanneming  worde  ter  hand  gesteld." 

Dit  een  en  ander,  maar  voornamelijk  de  geldkwestie,  waren  de 
moeilijkheden,  waarmede  Br.-.  I'ülak  te  kampen  had,  want  door  de  laatste 


—    13    — 

zoudeu  alle  bronnen  verstopt  worden,  die  voor  geld-  en  winzucht 
steeds  zoo  mild  en  ovendoedig-  gevloeid  hadden  ! 

Nu  eerst,  nadat  zijn  eerste  geestdrift  eenigszins  bekoeld  was,  begon  Br.'. 
Polak  zijn  waren  toestand  te  begrijpen.  Nu  eerst  besefte  hij  de  moei- 
lijkheid van  zijn  standpunt;  nu  eerst  gevoelde  hij  al  het  gewicht,  de  geheele 
zwaarte  van  den  strijd,  dien  hij  ondernomen  had;  maar  wat  kou  hij  in 
de  gegeven  omstandigheden  doen  ?  Aan  terugtreden  viel  niet  te  denken," 
nadat  hij  andere  BBr.'.  in  de  zaak  betrokken  had,  nadat  dus  het  plan 
niet  meer  het  zijne,  maar  een  gemeenschappelijk  goed  geworden  was ;  hij  moest 
dus  noleus  volens  voorwaarts !  Hij  was  trouwens  ook  niet  de  man,  die 
zich  zoo  gemakkelijk  \iit  het  veld  liet  slaan,  en  ofschoon  aanvankelijk 
eenigszins  ontmoedigd  door  het  vooridtzicht  niet  te  ziülen  slagen,  kweet 
hij  zich  van  den  opgedragen  last,  en  verzond  hij  het  door  zijn  medever- 
zoekers onderteekende  Bouwstuk  onverwijld  aan  den  Grootmeester-Natio- 
naal, Prins  Frederik  der  Nederlanden,  in  de  begeleidende  missive  er 
bij  voegende,  dat  hij  bereid  was,  zich  naar  's  Hage  te  begeven,  voor  het 
geval  deze  het  uoodig  mocht  oordeelen,  hem  omtrent  een  en  ander  nadere 
inlichtingen  te  vragen. 

Den  eersten  November  1847  werden  deze  stukken  door  Br.'.  Polak 
afgezonden,  en  reeds  den  zevenden  daaropvolgende,  ontving  hij  van  '^e^Q 
den  Grootmeester-Nationaal  een  antwoord,  waarin  hem  kennis  werd  gege- 
ven, dat  zijn  missive  wel  ontvangen  was,  maar  dat  deze  voor  den  oogenblik 
geen  tijd  had,  hem  een  audiëntie  te  verleenen;  dat  hem  echter,  zoo  het 
later  de  Grootmeester-Nationaal  noodig  mocht  achten,  daarvan  mededeeling 
zou  gedaan  worden. 

Geiiumen  tijd  werd  van  de  zaak  niets  vernomen. 

Toevallig  had  Br.-.  Polak,  op  30  April  1818,  aan  Prins  Freberik 
der  Nederlanden  over  een  letterkundige  aangelegenheid  te  schrijven,  waarbij 
hij  zich  echter  zorgviddig  tot  dat  punt  bepaalde,  en  opzettelijk  vermeed 
de  Loge-aangelegenheid  aan  te  roeren.  Des  te  aangenamer  werd  Br.'. 
Polak  dan  ook  verrast,  toen  hij  reeds  den  volgenden  dag  een  schrijven 
van  Prins  Frederik  der  Nederlanden  ontving,  waarin  hij  niet  slechts  ten 
aanzien  van  zijn  letterkundig  belang  genoegzame  bevrediging  vond,  maar 
waarbij  hij  tevens  werd  uitgenoodigd,  om  den  derden  Mei,  omstreeks  vier 
uren  na  den  middag,  in  het  paleis  van  Prins  Frederik  te  verschijnen, 
daar  deze  hem  over  de  1  November  1817  gezonden  bescheiden  wenschte 
te  spreken. 

Op  den  bepaalden  tijd  meldde  Br.'.  Polak  zich  bij  den  Grootmeester- 
Nationaal  aan,  en  werd  hij  onmiddellijk  ten  gehoore  toegelaten.  Na  een 
levendig  onderhoud,  dat  eenige  uren  duurde,  en  dat  gedeeltelijk  zijn 
ingezonden  Bouwstuk,  gedeeltelijk  het  verval  der  Vrijmetselarij  in  Nederland 
tot  ondeiTverp  had,  gaf  de  Grootmeester-Nationaal  als  zijn  gevoelen  te 
kennen,  dat  de  inwendige  toestand  van  verreweg  de  meeste  nederlandsche 
Loges  van    dien    aard    was,    dat    een    vermeerdering    van    het    getal    van 


_    14    — 

zoodanige  Werkplaatsen,  de  Orde  in  Nederland  slechts  meer  en  meer 
ondermijnen,  en  mei  geheel  verval  bedreigen  zon,  tegenover  welke  l)ewe- 
ring  Br.-.  Polak  deed  opmerken,  dat  ieder  middel,  dat  tot  geen  bepaald 
doel  leidde,  een  dood  middel  was;  dat  de  bloote  beperking-  van  het 
aantal  der  bestaande  Loges  slechts  een  uitwendige  verandering  zou 
wezen,  die,  omdat  zij  het  wezen  der  zaak  zelve  niet  aanroerde  en  dit 
wttlieel  onveranderd  liet,  tot  den  inweudigen  toestand  der  Loges  niets 
bijdragen,  en  het  groote  vraagstuk:  de  inwendige  verbetering  der 
Loo-es,  onafgedaau  laten  zou.  Br.-.  Polak  wees  er  voorts  op,  dat  elke 
krachtige  en  werkzame  verandering  uit  het  wezen  der  zaak  zelve  moest 
nitgaan,  op  het  wezen  der  zaak  zelven  moest  gegrond  zij)i,  en  dat 
men  dientengevolge  het  wezen  nanwkeurig  moest  onderzoeken,  om  niet 
schijnpredicaten  voor  wezenlijke  eigenschappen  te  houden,  en  daardoor 
tot  heterogene,  het  doel  missende  middelen  te  vervallen.  Voorts  schetste 
]ïr.-.  Polak  in  krachtige  trekken  de  oorzaken  van  het  diep  verval 
der  Vrijmetselarij  in  Nederland,  die  volgens  hem,  hoofdzakelijk  daar- 
aan toe  te  schrijven  waren ,  dat  men  over  het  algemeen  noch  het  eigen- 
lijke wezen,  noch  de  positief  wetenschappelijke  grondslagen  der  Orde 
kende,  en  zich  nochtans  met  iets  in  de  Loge  bezighouden,  en  iets 
verrichten  moest;  omdat  men  daar,  inplaats  van  zich  met  wetenschappelijke 
onderwerpen  tot  waarachtige  vorming  van  hart  en  geest  bezig  te  liouden, 
hoofdzakelijk  den  arbeid  in  zinledige  formaliteiten  en  in  feestmalen  en 
drinkgelagen  deed  bestaan,  waardoor  men,  vooral  bij  de  jeugdige  BBr.-., 
slechts  een  verhitte  verbeeldingskracht,  slechts  zinnelijke  begeerten  opwekte, 
en  het  géheele  gebied  der  hartstochten,  inplaats  van  de  driften  te  beteu- 
gelen, zooals  de  Orde  voorschrijft,  zoodanig  ontkluisterde,  dat  zij  daardoor 
tot  uitersten  gebracht  werden,  —  redenen  waarom  de  werkzaamheden  in 
de  Loges  niet  slechts  tot  nietige  kinderspelen  verbasterd  waren,  maar  dat 
zij  ook,  zonder  het  te  willen,  in  ieder  opzicht  het  onzedelijke,  dus  het 
positieve  kwaad,  bevorderden. 

Met  aandacht  en  belangstelling  had  de  Grootmeester-Nationaal  het 
betoog  van  Br.-.  Polak  aangehoord,  en  zeide  hij,  dat  hij  zeer  verlangend 
was  te  weten,  of  het  ideaal,  dat  Br.-.  Polak  in  zijn  Bouwstuk  ontworpen 
had,  werkelijk  verwezenlijkt  zou  kunnen  worden,  en  voor  het  geval  dit 
zoo  ware,  of  men  alsdan  hier  den  maatstaf  tot  een  wezenlijke  hervorming 
in  handen  had,  en  of  nuui  al  die  werkplaatsen,  welke  zich  naar  dien 
maatstaf  niet  wilden  of  konden  schikken,  met  recht  zou  kunnen  sluiten? 
Nadat  het  gesprek  afwisselend  nog  eenigen  tijd  werd  voortgezet,  verklaarde 
de  Grootmeester-Nationaal  ten  slotte,  dat  hij  de  zaak  met  alle  kracht 
wensehte  te  bespoedigen,  door  haar  reeds  den  zevenden  Mei  voor  het 
Groot-Besogne  te  brengen,  teneinde  alle  wettige  formaliteiten  in  acht  te 
nemen,  welke  vereischt  werden,  om  het  zóó  in  te  richten,  dat  zij  reeds 
op  de  Vergadering  van  het  Groot-Oosten,  den  achttienden  Juni  daarop- 
volgende te  houden,  zou  kunnen  beliandeld  en  een  beslissing-  genomen  worden. 


—    15    — 

Na  dit  onderhoufl  met  den  Grootmeester- Nationaal  had  Br.*.  Polak 
alle  reden  om  tevreden  te  zijn,  en  waande  bij  ook  reeds  alle  moeilijkheden 
overwonnen,  den  weg  ge])aaud  en  van  alle  hinderpalen  Ijevrijd  te  hebbeu. 
Hij  had  immers,  naar  hij  meende,  het  hoofd  der  Orde  in  Nederland  voor 
de  goede  zaak  gewonnen  !  Geen  wonder  dan  ook,  dat  hij,  onder  zoodanige 
omstandigheden  de  moeilijkheden  en  bezwaren,  hem  door  de  Voorzittende 
Meesters  der  vijf  te  Amsterdam  gevestigde  Loges  in  den  weg  gelegd, 
althans  grootendeels,  weggeruimd  meende,  en  dat  hij,  zoodra  hij  te  Am- 
sterdam teruggekeerd  was,  ook  niet  verzuimde,  de  noodige  stukken  vóór 
6  Mei,  zooals  de  Grootmeester-Nationaal  dit  verlangd  had,  aan  den  Br.-. 
Groot-Secretaris  te  doen  toekomen. 

Den  vijfden  Juni  daaropvolgende  ontving  Br.'.  Polak  in  naam  van  den 
Grootmeester-Nationaal,  het  volgende  antwoord  van  den  Br.'.  Groot-Secretaris : 

,/De  Grootmeester-Nationaal  enz. 

//Aan  Br.'.  M.  S.  Polak,  in  het  O.-,   van  Amsterdam. 

//Aan  het  verzoek,  vervat  in  uw  Teekenplank  van  den  zesden  der  vorige 
maand,  om  uw  aanvrage  tot  vestiging  eeuer  Loge  te  Amsterdam,  onder 
de  zinspreuk:  Pont  Niibila  Litx,  bij  BB.'.  Groot-Officieren  over  te  brengen, 
is  door  mij  onmiddellijk  voldaan  geworden.  Volgens  hetgeen  in  de  Ver- 
gadering van  het  Groot-Besogne  bepaald  is  geworden,  wordt  gemelde 
aanvraag,  overeenkomstig  art.  125  der  wet,  in  handen  gesteld  van  de 
A.'.  Loges,  welke  in  het  O.,  van  Amsterdam  bestaan,  tenvijl  uw  verzoek,  in 
afwachting  van  het  advies  ven  gemelde  Loges,  ter  beslissing  zal  gebracht 
worden  voor  het  op  18  dezer  te  houden  Groot-Oosten. 

,/Met  br.-.  gevoelens  betuig  ik  te  zijn,  enz. 

//Namens  den  Hoog-Eenv.'.  Grootmeester-Nationaal 
(w.  g.)  F.  A.  VAN  Rappard, 

Groot-Secretaris. " 

Over  deze  mededeeling  innig  verheugd  zagen  Br.'.  Polak  en  zijn  mede- 
standers met  gespannen  verwachting  de  Vergadering  van  het  Groot-Oosten 
op  18  Juni  1848  te  gemoet;  want,  dat  het  verzet  der  Voorzittende  Mees- 
ters van  de  vijf  te  Amsterdam  gevestigde  Loges  nog  niet  geheel  en  al 
overwonnen  was,  bleek  immers  duidelijk  \\\i  bovenstaande  missive.  De 
Grootmeester-Nationaal  scheen  trouwens  een  afkeurend  advies  van  de  vijf 
Voorzittende  Meesters  te  voorzien,  omdat  hij  in  bovengenoemd  schrijven, 
als  het  ware  in  het  verschiet,  de  hoop  op  de  eindbeslissing  van  de  Ver- 
gadering van  het  Groot-Oosten  opende,  iets  dat  toch  eerst  dan  kon  in 
aanmerking  komen,  als  het  ad\des  der  vijf  Voorzittende  Meesters  van 
afwijzenden  aard  was.  Men  verlieze  toch  vooral  niet  uit  het  oog,  dat  net 
Groot-Besogne  reeds,  den  zevenden  Mei  1848  kennis  had  genomen  van 
de    GroncMuf/en,    waarop    Br.'.    Polak    en    zijn    mede-onderteekenaren    te 


—    16    — 

Amsterdam  een  zesde  Loge  wilden  sticliten,  dat  het  dus  die  grondslagen 
onderzocht,  en  zich  toen  althans  daarmede  volkomen  vereenigd  had.  Im- 
mers, ware  dit  niet  het  geval  geweest,  dan  zou  het  Groot-Besogne,  volgens 
zijn  machtsbevoegdheid,  het  verzoekschrift  aan  Br.-.  Polak  c.  s.  hebben 
teruggezonden,  met  de  aanmerking,  dat  het  elementen  bevatte,  welke 
strijdic/  waren  met  het  "Wetboek  voor  de  Vrijmetselaars-Orde  in  Nederland, 
en  dat  het  als  zoodanig  niet  kon  in  aanmerking  komen,  en  zou  het  voor- 
zeker dat  stuk  niet  aan  de  Voorzittende  Meesters  der  vijf  te  Amsterdam 
gevestigde  Loges  gezonden  hebben,  alleen  om  hun  ja  of  tteen  omtrent  het 
stichten  van  een  zesde  Loge  te  Amsterdam  uit  te  brengen.  Zoo  iets  althans 
mag  men  van  een  College  verwachten,  dat  zijn  roeping  begrijpt ! 

In  w^eerwil  van  deze  niet  ongegronde  bedenkingen  waren  Br.-.  Polak 
en  zijn  medestanders  vol  hoop  en  vertrouwen,  daar  zij  gedeeltelijk  op 
de  belangstelling  van  den  Grootmeester-Nationaal,  gedeeltelijk  op  den 
rechtvaardigheidszin  der  BBr.-.  Afgevaardigden  naar  het  Groot-Oosten, 
in  wier  handen  toch  de  eindljeslissing  der  zaak  lag,  rekenden.  Dat  zij 
echter  geheel  en  al  buiten  den  waard  gerekend,  en  een  te  hoogen  dunk 
van  den  rechtvaardigheidszin  der  BBr.-.  Afgevaardigden  opgevat  hadden, 
zou  weldra  blijken. 

De  beslissende  dag  was  reeds  lang  verstreken,  en  te  vergeefs  zagen  Br.-. 
Polak  en  zijn  medeonderteekenaren  naar  eenig  liericht  uit.  Ver1)aasd,  en 
niet  ten  onrechte  ook  eenigszins  verontwaardigd,  over  zulk  een  onverklaar- 
baar zwijgen  van  het  Groot-Besogne,  alsmede  over  de  althans  voorshands 
blijkbaar  spoedig  behaalde  zege  hunner  tegenstanders,  trachtten  zij  zich, 
zoo  mogelijk,  eenig  licht  in  de  duisternis  te  verschaffen,  door  bij  eenige 
te  Amsterdam  gevestigde  BBr..,  die  de  Vergadering  van  het  Groot-Oosten 
bijgewoond  hadden,  inlichtingen  te  vragen,  en  van  deze  BBr.-.  vernamen 
zij  wat  zij  nauwelijks  hadden  kunnen  gelooven.  De  Voorzittende  Meesters 
der  vijf  te  Amsterdam  gevestigde  Loges  hadden,  —  zoo  luidden  de  be- 
richten, —  het  him  door  het  Groot-Besogne  om  advies  toegezonden  stuk 
alleen  met  de  aanmerking  beantwoord,  dat  hun  het  verzoekschrift  van 
Br.-.  Polak  c.  s.  te  laat  was  toegezonden  geworden,  om  er  op  den  be- 
paalden   tijd    een    gemotiveerd    advies    over    te     kunnen     uitbrengen! 

jNIen  had  dus  het  middel  weten  te  vinden,  om  de  zaak  op  de  lange  baan 
te  schniven,  althans  nog  een  jaar  te  rekken,  in  de  hoop  natuurlijk,  dat 
er  binnen  de  tijdniimte  van  één  jaar  zeer  veel  veranderen,  zeer  veel 
gebeuren  kon,  om  de  zaak  geheel  en  al  in  het  riet  te  sturen. 

Als  men  in  aanmerking  neemt,  dat  het  verzoekschrift  van  Br.-.  Polak  r. .«. 
reeds  sedert  1  November  18-1-7,  dus  ruim  zeven  maanden,  in  handen  van 
van  den  Grootmeester-Nationaal  zich  bevond,  dat  voorts  het  Groot-Besogne, 
gelijk  uit  het  voormelde  schrijven  van  den  Br.-.  Groot-Secretaris  blijkt, 
reeds  7  Mei  1848  kennis  van  dit  stuk  genomen,  en  er  onmiddellijk 
aan  de  Voorzittende  Meesters  der  vijf  te  Amsterdam  gevestigde  Loges 
kennis  van  gegeven  was,  met  uitnoodigiug  om  er  het  bij  de  wet  vereischte 


-    17    - 

advies  over  uit  te  brengen,  dat  daarenboven  drie  van  die  vijf  Voor- 
zittende Meesters  zelven  medeleden  van  het  Groot-Besogne  waren,  zoodat 
deze,  zooal  niet  vroeger,  dan  toch  in  de  zitting  van  het  Groot-Besogne 
van  7  Mei  1848  van  den  inhoud  van  het  stuk  kennis  hadden  kunnen 
nemen,  dan  was  de  termijn  van  7  Mei  tot  18  Juni  1848,  als  daarbij  een 
weinig  goeden  wil  en  broederlijke  tegemoetkoming  had  voorgezeten,  bepaald 
niet  te  kort,  om  een  ja  of  een  gemotiveerd  neeu  uit  te  brengen !  Als  in 
de  profane  maatschappij  zulk  een  uitvlucht  gezocht  werd,  om  zich  van 
een  zaak  af  te  maken,  zou  men  onwillekeurig  aan  trouweloosheid  denken ; 
van  BBr.".  Vrijmetselaars  mocht  men  echter  zoo  iets  niet  veronderstellen, 
daar  de  Orde  zoo  zedelijk  hoog  boven  elke  andere  menschelijke  inrichting 
wil  staan  ! ! ! 

Maar,  zal  men  ons  vragen,  billijkten  dan  de  Afgevaardigden  van  de 
andere  in  Xederland  bestaande  Loges  op  de  Vergadering  van  het  Groot- 
Oosten  zidk  een  eigendunkelijk  gedrag?  Billijkten  zij  zulk  een  weder- 
rechtelijke handelwijze  tegenover  BBr/.,  die  voor  hun  goed  recht  opkwamen? 
Het  antwoord  op  deze  vraag  ligt  voor  de  hand.  Zij,  die  de  Vergaderingen 
van  het  Groot-Oosten  toentertijd  bijwoonden,  weten  zeer  goed,  dat  de 
Afgevaardigden  volstrekt  niets  beteekenden,  dat  zij  ook  volstrekt  niets 
wisten,  en  in  den  regel  dansten  aan  het  lijntje,  waarmede  zij  door  hun 
Voorzittende    Meesters    of    door    het    Groot-Besogne    getrokken    werden. 

Waartoe  zou  ook  dat  alles  dienen?  Men  fluisterde  hun  eenvoudig  in 
het  oor:  //Tegenstemmen!"  en  zij  deden  het,  omdat  het  gemakkelijker 
was,  een  ongemotiveerd  tnjen  uit  te  brengen,  dan  een  zaak  van  zulk 
ingrijpend  belang  voor  de  Orde  grondig  te  onderzoeken. 

Stichtend  en  opbeurend  waren  deze  verkregen  inlichtingen  natuurlijk 
niet  voor  Br.".  Polak  c.  s.  ;  zij  konden  het  intusschen  niet  gelooven,  dat 
men  op  deze  wijze  een  zaak  in  den  doofpot  trachtte  te  moftelen,  waaraan 
reeds  zooveel  ruchtbaarheid  gegeven  was.  Men  besloot  dus,  zich  licht  te 
verschaffen,  en  Br.'.  Polak  schreef  de  volgende  missive  aan  den  Groot- 
meester Nationaal : 

//Ik  had  de  eer,  onder  dagteekening  van  5  Juni  jl.,  in  naam  van 
U  Hoogeerw.'.  van  den  Br.'.  Groot-Secretaris  een  missive  te  ontvangen, 
waarin  mij  aangekondigd  werd,  dat  onze  zaak  op  het  Groot-Oosten  van 
18  Juni  jl.  zou  behandeld  worden,  en  vol  verlangen  zagen  ik  en  de  mijnen 
dezen  dag  tegemoet,  in  de  zekere  verwachting,  van  weldra  door  het 
Groot-Besogne  nader  liericht  omtrent  een  ons  zóó  ter  harte  gaande  zaak 
te  ontvangen ;  tevergeefs !  Lang  reeds  is  die  dag  voorbij,  en  wij  zijn 
nog  zonder  eenig  bericht  gebleven!  Wat  was  het  antwoord  van  onze 
tegenstanders?  Is  het  eindoordeel  over  onze  zaak  uitgesteld,  en  zoo  ja, 
voor  hoe  lang?  Van  dit  alles  weten  wij  niets,  en  wij  kunnen  ons  een 
zoo  geheimzinnig  zwijgen  niet  verklaren. 

//Wat    wij  weten,  bepaalt  zich  dus  slechts  tot  losse  geruchten,  tot  voor 

2 


—    18    — 

ons  geheel  onliegrijpelijke  berichten  van  eenige  teruggekeerde  amsterdamsche 
Afgevaardigden,  die  ons  verhaalden,  dat  ons  verzoekschrift  den  amster- 
damschen  Logemeesters  te  laat  zon  zijn  toegezonden  geworden,  om  er  een 
gemotiveerd  advies  over  uit  te  brengen,  en  dat  onze  zaak  dus,  —  voor 
hoe  lang  wist  niemand,  —  was  idtgesteld  geworden. 

//Maar  hoe?  Ons  verzoek,  dat  zich  reeds  lang  in  handen  van  U  Hoog- 
eerw.'.  bevond,  dat  aan  het  Groot-Besogne  reeds  zoo  lang,  zoo  al  niet 
officieel,  dan  ten  minste  officieus  moest  bekend  geweest  zijn,  en 
waarmede  het  (ï root-Besogne  reeds  op  7  Mei  door  Uzelven  officieel 
werd  Ixikend  gemaakt,  zou  voor  de  amsterdamsche  Logemeesters  telaat 
zijn    ingekomen?   Hebben    niet  drie  hunner  zitting  in  het  Groot-Besogne, 

hetwelk    toch    tijdig    genoeg  van  alles  onderricht  was?      En wisten  de 

amsterdamsche  Logemeesters  niet  reeds  lang  te  voren,  —  en  veel  vroeger, 
dan  Ü  Hoogeerw.-.  zelf,  —  wat  wij  verlangden?  En  eindelijk,  heeft  het 
Groot-Besogne  niet  zelf  begrepen,  dat  de  den  amsterdamschen  Logemeesters 
aangewezen  termijn  van  Ijeantwoording  toereikend  genoeg  was,  daar  mij 
de  Br.'.  Groot-Secretaris  uitdrukkelijk  verzekerde,  dat  onze  zaak  op  het 
Groot-Oosten  van  18  Juni  zou  afgedaan  Avorden  ?  Uw  Hoogheid  zelve  zal 
het  moeten  bekennen,  dat  dit  alles  ons  in  hooge  mate  bevreemden  moet . 
en  ronduit  gezegd,  wij  voor  ons  kunnen  althans  al  deze  berichten  met 
het  feitelijk  voorafgegane  niet  in  verband  brengen. 

//Dringend  smeken  wij  derhalve,  U  Hoogeerw.".  het  Groot-Besogne  te 
willen  opdragen,  ons  hieromtrent  meer  nauwkeurige  inlichtingen  te  doen 
toekomen. 

//Met  den  meesten  eerbied,"  enz. 

Op  dit  dringende  schrijven  om  inlichtingen,  die  men  toch  met  recht 
kon  en  mocht  verwachten,  kwam  echter  geen  antwoord.  Daarna  wendde 
zich  Br.-.  Polak  tot  Br.-.  Yeuaveij  Mej.\k  te  's  Hage,  met  verzoek  om 
eenige  inlichtingen,  waaro])  hij   'i  Juli  1848  de  volgende  missive  ontving: 

//Tot  mijn  leedwezen  kon  ik  de  hiatste  Vergadering  van  het  (i root-Oosten 
niet  bijwonen.  Het  is  mij  echter  l)ekend,  dat  het  verzoek  om  Constitutie 
aldaar  niet  ter  tafel  kon  konuni,  daar  de  officiëele  aanvraag  te  laat  inkwam, 
om,  voornamelijk  bij  het  overleggen  der  breede  ^lemorie  van  adstructie, 
het  advies  der  amsterdamsche  Loges  te  bekomen,  volgens  de  wet.  De 
zaak  zal  dus  eerst  ten  Groot-Oosten  van  58  li»  tot  besluit  komen.  Dit 
besluit  (loet  Ulij  h-ed,  maar  het  was  onvermijdelijk.  Veel  drukten  he])l)en 
de  vroegere  beantwoording  uwer  beide  Teekenpl.-.  van  10  en  24  Juni 
verhinderd.     Gelief  zidks  ten  goede  te  houden. 

//Met  broederlijke  gevoelens  van  toegenegenheid  en  oprechte  vriend- 
schap, enz. 

(w.  g.)  G.  J.  Ver-wky  Mejak." 


—    19    — 

Uit  dit  antwoord  bleek  altlians,  dat  men  Br/.  Polak  c.  .$.  niet  verkeerd 
had  ingelicht,  dat  het  voor  hen  ongeloofelijke  feit  een  positieve  waarheid 
was !  Daardoor  lag  het  spel  der  tegenstanders  eeuer  zoo  gewenschte 
hervorming  in  de  Vrijmetselarij  open  en  bloot.  Tijd  gewonnen,  —  zoo 
dachten  zij,  —  is  veel  gewonnen.  Binnen  een  jaar  tijds  konden  immers 
Br.".  Polak's  medestiijders,  —  daargelaten  dat,  gedurende  die  tijdruimte, 
natuurlijke  en  maatschappelijke  omstandigheden,  of  zooals  men  zegt:  sterven 
en  verderven,  dit  kleine  getal  nog  zeer  konden  verminderen,  —  wel  zóó 
moedeloos  worden,  dat  de  zaak  van  zelf  indommelde.  En  dat  men 
zóó  dacht  bleek  daaruit,  dat  men,  gedachtig  aan  het  caloiiiiiiez,  calonnnez, 
il  en  rente  toujotirs  quelque  cJiose,  geen  middelen  verzuimde  om  Br.-.  Polak 
bij  de  BB.',  zoo  zwart  mogelijk  te  maken,  door  hem  voor  te  stellen  als 
iemand,  die  het  nederlaudsche  Logeverbond  uit  zijn  verband  rukken, 
het  Groot-Besogne  overhoop  werpen  wilde ,  en  daarmede  aUeen  zijn 
eigenbelang,  of  althans  de  bevrediging  van  zijn  onbegrensde  eerzucht, 
het  verwerven  van  den  Yoorzittersstoel  eener  Loge  ten  doel  had , 
enz.  enz. 

De  zaak  was  dus  niet  in  het  minst  gevorderd,  en  alles  scheen  zich  te 
wiUen  vereenigeu,  om  Br.-.  Polak  te  ontmoedigen,  en  iu  alles  zijn  tegen- 
standers gewonnen  spel  te  geven ;  want  zelfs  hun  op  toevallige  omstandig- 
heden gevestigde  hoop:  de  eventueele  vermindering  van  het  kleiue  getal 
zijner  medestrijders,  was  verviüd  geworden.  Een  der  medeonderteekenaren, 
Br.".  H.  VAN  Doesburg,  was  overleden,  drie  anderen  hadden  zich  met- 
terwoon elders  gevestigd,  een  vijfde,  wijlen  Br.".  J.  J.  Alberda,  toenmaals 
redenaar  van  de  Loge  la  Charité  alhier,  werd,  volgens  zijn  eigen  ver- 
klaring, door  zijn  medebestuurderen  als  het  ware  zedelijk  gedwongen, 
aan  de  zaak  ontrouw  te  worden !  Het  kleine  getal  medestrijders  was 
dus  zeer  gevoelig  veiTuinderd,  en,  Br.".  Polak  medegerekend,  tot  zeven 
ingekrompen. 

Er  was  dus  nog  wel  het  bij  de  wet  gevorderde  zevental  Meesters  over, 
maar  de  treurige  en  grievende  ondervinding,  die  Br.-.  Polak  sedert  zijn 
eerste  optreden  in  1847  had  opgedaan,  deden  bij  hem  het  besluit  rijpen, 
de  zaak  op  te  geven  en  stil  te  laten  insluimeren.  Zoo  verKep  er  een 
geruimen  tijd,  en  daar  zij  niemands  opmerkzaamheid  meer  trok,  scheen 
zij  reeds  bij  een  ieder  vergeten  te  zijn.  Intusschen  zette  Br.-.  Polak  zijn 
gewone  briefwisseling  met  Br.-.  Yerwey  Mejax  te  's  Hage  voort,  maar 
vermeed  daarin  zorgviddig,  de  logekwestie  aan  te  roeren,  iets  dat  ook  de 
laatste,  waarschijnlijk  omdat  hij  er  zijn  gegronde  reden  voor  had,  insge- 
lijks deed,  zoodat  men  vei-wachten  mocht,  dat  de  zaak  nu  voor  goed 
was  ingesluimerd. 

Dit  was  intusschen  niet  het  geval;  men  had  in  den  Haag  wel  is  waar 
een  onverklaarbaar  stilzwijgen  in  acht  genomen,  maar  niet  stilgezeten. 
Den  20sten  Decemlier  1848  eerst  ontving  Br.-.  Polak  het  volgende  schrijven 
van  den  Br.-.  Groot-Secretaris: 

2* 


—    20    — 

/,De  Grootmeester-Xationaal  enz. 
Aan  den  Z.-.  A/.  Br.-.  M.  S.  Polak,  in  het  O.,  van  Amsterdam. 

„Onder  das^teekenino;  van  5  Juni  jl.  had  ik  het  voordeel  U.-.  A.-.  keu- 
nis te  geven,  dat  het  verzoek  door  V  en  elf  andere  BBr.-.  Vrijmetselaren 
aan  mij  ingediend,  tot  vestiging  eener  Loge  in  het  O.-,  van  Amsterdam, 
onder  de  zinspreuk:  Post  Niihila  Dix,  overeenkomstig  de  wet  (art.  125) 
in  handen  der  amsterdarasehe  Loges  gesteld  was,  om  deswege  te  dienen 
van  advies. 

,/Dat  advies  '),  onlangs  ingekomen,  en  aan  het  verzoek  niet  gunstig 
zijnde,  zal  alsnu,  mede  volgens  den  inhoud  van  gezegd  wetsartikel,  ter 
kennis  van  het  eerst  te  houden  Groot-Oosten  moeten  gebracht  worden, 
ten  einde  daarop  door  het  Groot-Oosten  beslist  worde.  In  verband  hier- 
mede zal  het  noodig  zijn,  dat  door  U.-.  A.-.  en  de  overige  onderteekenaren 
van  het  verzoek  verklaard  worde,  dat  daarin  door  elk  hunner  wordt  vol- 
hard, weshalve  ik  U.-.  A.-.  verzoek,  mij  vóór  17  Februari  a.  s.  als  het 
tijdstip,  waarop  Groot-Officiereu  weder  in  Groot-Besogne  vergaderen,  mij 
zoodanige  verklaring,  door  elk  der  BBr.'.  onderteekend,  te  willen  doen 
toekomen,  ten  einde  alsdan  dien,  overeenkomstig  te  kunnen  handelen. 

„Ik  maak  voorts  van  ileze  gelegenheid  gebruik,  om  aan  L^.-.  A.-.  hierbij 
terug  te  zenden  het  voor  eenigeu  tijd  door  V .'.  X.\  aan  mij  teruggevraagd 
afschrift  van  de  door  I^".  A.-.  en  de  overige  BBr.-.  ingediende  aanvraag 
om  Constitutie. 

„Met  broederlijke  gevoelens  betiiig  ik  opnieuw  te  zijn,  enz. 

„Xamens  den  II.-.  Eerw.-.  Grootmeester-Generaal, 
(w.  g.)  F.  A.  VAX  Rappard." 

Had  men  in  den  Haag-  met  deze  missive  zoo  lang  gewacht,  totdat 
men  de  zekerheid  had,  dat  Br.*.  Polak  c.  h.,  geheel  ontmoedigd,  den 
strijd  opgegeven  hadden,  of  dat  het  aantal  onderteekenaren  belangrijk 
verminderd  was,  om  zoodoende  althans  den  schijn  van  partijdigheid  te 
redden,  of  was  het  werkelijk  belangstelling  in  de  zaak,  welke  aanleiding 
daartoe  gaf?  Het  later  gebeurde  zal  een  voldoend  antwoord  op  deze 
vraag  geven. 

Onmiddellijk  na  de  ontvangst  van  bovengemelde  missive  schreef  Br.". 
Polak  aan  zijn,  nu  weer  tot  geheel  andere  gevoelens  bekeerden  vriend,  Br.*. 

')  De  wet  vordert  eigenlijk  een  advies  van  de  Loges.  Het  ia  echter  een  bewezen 
feit,  dat  de  resp.  Voorzittende  Meesters  in  deze  geheel  eigenmachtig  gehandeld,  en 
de  op  de  oprichting  van  een  zesde  Loge  te  Amsterdam  betrekking  hebbende  stukken, 
in  het  geheel  niet  ter  kennis  van  de  leden  hunner  Loges  gebracht  hebben.  Niet 
de  Loges  dus,  maar  de  Voorzittende  Meesters  hebben,  alle  recht  en  billijkheid  met 
voeten  tredende,  een  afkeurend  advies  uitgebracht. 


—    31    — 

Verwey  Mejan,  wien  liij  met  den  inhoud  daarvan  l)ekend  maakte,  en 
tevens  zijn  l)esluit  mededeelde,  om  de  zaak  gelieel  op  te  geven.  Br.'. 
Verweij  Mejan  prees  in  zijn  antwoord  van  25  December  daaropvolgende 
dit  voornemen  van  Br.'.  Polak  zeer,  en  hij  moedigde  hem  aan  daarin 
met  zijn  hem  hekenden  volhardingsgeest  te  blijven  berusten,  ten  einde 
zich  zelven  verder  vergeefsche  moeite  te  besparen,  omdat  de  zaak 
nu  toch  een  stadium  was  ingetreden,  waarvan,  zelfs  met  de  laterste  in- 
spanning, geen  oogst  te  ontwoekeren  was,  daar  men  toch  eenmaal  vast 
had  besloten  hun  nimmer  een  Constitutie  te  verleen  en! 
Br.-.  Verwey  Mejan  eindigde  dit  schrijven,  met  aan  Br.-.  Polak  zijn 
oprechte  (?)  smart  te  betuigen,  dat  men  zulk  een  edel  zaad  nu  eenmaal 
volstrekt  niet  wilde  laten  opkomen,  en  voegde  er  vertrouwelijk  bij,  dat 
hij  hem  immers  reeds  bij  den  aanvang  genoegzaam  ontvouwd  had,  welke 
strijd  hem  tegenover  de  Voorzittende  Meesters  der  vijf  te  Amsterdam  ge- 
vestigde Loges  te  wachten  stond,  en  dat  hij  het  hem  wel  voorspeld  had, 
dat  deze  zich  met  al  hun  invloed  verpletterend  op  al  zijn  plannen  en 
pogingen  zouden  werpen  ! 

Alhoewel  Br.-.  Polak  door  dit  schrijven,  zoo  mogelijk,  nog  vaster  in 
zijn  besluit,  om  zich  aan  de  geheele  zaak  te  onttrekken,  versterkt  werd, 
wenschte  hij  toch  gaarne  te  weten,  welke  dan  toch  de  bedenkingen 
waren,  door  die  vijf  Voorzittende  Meesters,  tegen  zijn  beginselen  in  het 
midden  gebracht,  als  de  grondslagen,  waarop  zij  hun  afkeurend  advies 
gebouwd  hadden.  Tevens  wenschte  hij  ook  te  weten,  welke  bewijzen 
zij  hadden  aangevoerd,  om  te  bevestigen  en  te  staven,  dat  deze  afkeurende 
gronden  niet  hun  individueele  meening  uitdrukten,  maar  volgens  het  dui- 
delijke voorschrift  der  wet,  ook  het  gevoelen  van  hun  werkende  Loge- 
leden  was.  Met  zekerheid  toch  wist  hij  het,  dat  de  werkende  leden 
der  vijf  Loges  volstrekt  in  deze  niet  waren  geraadpleegd,  dat  men  hen, 
uit  vrees  om  de  zaak  aan  te  roeren,  geheel  onkundig  daarvan  gehouden, 
en  eigenmachtig  gehandeld  had. 

Daar  Br.-.  Polak  aan  het  Groot-Besogne  zijn  besluit,  om  van  de  zaak 
af  te  zien,  nog  niet  had  te  kennen  gegeven,  meende  hij  in  zijn  volste 
recht  te  zijn,  aan  het  Groot-Besogne  een  afschrift  van  de  door  zijn  tegen- 
standers gemaakte  bedenkingen  te  vragen,  ten  einde  daarvan  kennis  te 
nemen,  en  die  desnoods  te  kunnen  weerleggen,  en  Br.-.  Polak  was  in  zijn 
volste  recht  dit  te  vorderen,  daar  elke  profane  rechtbank  den  beklaagde 
de  kennisneming  van  de  tegen  hem  uitgebrachte  beschuldiging  niet  ont- 
houdt ;  hoeveel  te  meer  kon  men  dit  dan  niet  van  een  ma(;onnieke  recht- 
bank verwachten  ? 

Vol  vertrouwen,  dat  men  dan  ook,  althans  op  zijn  aanvraag,  aan  zijn 
verlangen  in  deze  zou  voldoen,  schreef  hij  aan  den  Br.-.  Groot-Secretaris 
een  briefin  dien  geest,  waarop  hij  4  Januari.  1849  het  volgende  antwoord 
ontving,  dat  zeer  zeker  niet  pleit  ten  gunste  van  de  ma9onnieke  rechtspleging 
in  Nederland: 


—    22    — 

;/De  Groot-Secretaris,  enz.  aan  den  Z.-.  A.-.  Br.-.  M.  S.  Polak, 
O.',  van  Amsterdam. 

//Ik  heb  het  voordeel  gehad,  uw  missive  van  den  27^*^"  der  vorige 
maand  te  ontvangen,  en  acht  mij  verplicht  U,  in  antwoord  daarop  te 
doen  kennen,  dat  ik  niet  bevoegd  ben,  aan  U.'.  A.\  verlangen,  ter  mede- 
deeling  van  het  advies  der  arasterdamsche  Loges,  zonder  hooger  autorisatie 
te  voldoen. 

//Zelfs  bestaat  er  bij  mij  twijfel,  of  zoodanige  mededeeling  wel  kan  plaats 
hebben,  naardien  de  wet  zegt : 

//Alvorens    dit    verzoek    ter    tafel    bij  het  Groot-Oosten  te  brengen 
stelt    de    Grootmeester-Nationaal    hetzelve    request  in  handen  van  de 
in  de  plaats  gevestigde  Loge  of  Loges.     Het   uitgebrachte  advies  zal 
ter  keuuis  vmi  het  Groot-Oosten  ?co?'den  ff ebrac/d,  en  hetzelve  declinatoir 
zijnde,  wordt  de  Constitutiebrief  niet  verleend,  dan  met  een  meerder- 
heid van  twee  derden  der  uitgebrachte  stemmen. 
//De. loop,  welke  de  zaak  nemen  moet,  is  dus  duidelijk  omschreven,  en 
daarbij  niet  gezegd,  dat  de  BBr.-.,  die  de  aanvraag  om  Constitutie  doen, 
op    dit    advies    zidlen    worden    gehoord.     Dit    zou    wellicht  ook  in  strijd 
wezen    met    de    betrekking    der  Loges    tot  het  Groot-Oosten,  waarvan  zij 
integreerende  leden  zijn.     Het  Groot-Oosten  dus    alleen    neemt  kennis  en 
beslist.     Ik  zal  intusschen  niet  in  gebreke  blijven  uw  aanvrage,  zoowel  aan 
den  H.-.    E.-.    Grootmeester-Nationaal,    als    aan  de  BBr.-.  Groot-Officieren 
bekend  te  maken. 

//Mocht  de  zaak  anders  worden  begrepen,  dan  zal  ik  mij  gaarne  van 
de  deswege  te  ontvangen  bevelen  kwijten,  enz. 

//Mij  vleiende,  dat  deze  inlichtingen  U.-.  A..  wellicht  van  eenigen  dienst 
zullen  zijn,  heb  ik  het  voordeel  mij  met  br.-.  hoogachting  te  noemen,  enz. 

//Uw  heihvenscheude  Medebr.-. 

(w.  g.)  F.  A.  VAN  Rapparu." 

Uit  dit  allerl)eleefdste  schrijven  blijkt  ten  duidelijkste,  dat  het  eenvou- 
digste rechtsbeginsel,  door  een  instinctmatig  gevoel  van  l)illijkheid  voor- 
geschreven, in  de  wettelijke  bepalingen  van  het  Groot-Oosten  van  Neder- 
land niet  te  vinden  is.  Welke  wet  stelt  ooit  de  rechters  boven  de  wet, 
en    machtigt    lien,    zooals    hier    feitelijk    het  geval  was,  om  recht  in    hun 

eigen  zaken  te  spreken.     Zoo  ergens  dan  geldt  hier  het:  diirahx,  sed 

scripta!  Volgeiis  de  wet,  mogen  slechts  de  Afgevaardigden  naar  het  Groot- 
Oosten  van  de  verschillende  Loges,  en  niet  de  bezoekende  BBr.-.  in  de 
Groot-Loge  spreken.  In  den  regel  is  dit  ook  recbt,  daar  de  Afgevaar- 
digden hun  instructies  krijgen.  Moest  echter  een  Inllijke  wet  niet  ook 
voor  exceptioneele  gevallen,  waarin  de  Groot-Loge  recht  tusschen  twee 
partijen    moet    spreken,  een  uitzondering    maken.     Had  Br.'.  Polak  niet, 


—    23    — 

volgens  de  begluseleii  van  alle  ])illijke  wetboeken,  moeten  worden  opge- 
roepen, om  zijn  zaak  te  hooren  behandelen,  en  haar  des  noods  te  verde- 
digen? Voor  welke  profane  rechtbank  wordt  dit  ooit  verzuimd?  Deze 
ma^ounieke  rechtsbedeeliug  had  dus  veel  van  recJdsverkmcJdbiff ! 

Dat  Br.-.  Polak  na  kennis  van  dezen  brief  genomen  te  hebbeu,  nog 
vaster  iu  zijn  besluit  versterkt  werd,  om  geheel  en  al  van  die  noodlottige 
zaak  af  te  zien,  behoeft  wel  niet  gezegd  te  worden.  Hij  liet  haar  dan  ook 
geheel  en  al  rusten,  tot  9  Februari  1849,  toen  hij  besloot  zijn  mede- 
onderteekenaren  te  gaan  opzoeken,  en  hen  zoowel  met  den  inhoud  van 
den  voormelden  brief  van  den  Br.'.  Groot-Secretaris,  als  met  zijn  onwrikbaar 
besluit  om  de  zaak  op  te  geven,  bekend  te  maken. 

Gelijk  wij  reeds  gezegd  hebben,  waren  er  van  de  twaalf  onderteekenaars 
nog  slechts  zeven  overgebleven;  de  eerste  tot  "wien  Br.-.  Polak  zich  begaf, 
billijkte,  ofschoon  met  leedwezen,  de  redenen,  die  hem  tot  dat  besluit 
genoopt  hadden ;  daarna  begaf  hij  zich  tot  den  tweede,  die  echter  niet  in 
stad  was.  De  derde  Br.-,  wilde  intusschen  van  het  opgeven  der  zaak 
niets  weten,  en  verzekerde  aan  Br.-.  Polak,  dat  hij  het  aan  zich  zei  ven  te 
wijten  had,  zoo  weinig  ondersteuning  en  deelneming  bij  de  BBr.-.  te 
vinden.  Zeer  weinigen,  zeide  hij,  waren  met  Br.-.  Polak's  plannen  be- 
kend, omdat  hij  de  zaak  zoolang  had  laten  sluimeren,  en  niet  voortgegaan 
was,  de  BBr.-.  met  zijn  denkbeelden  bekend  te  maken.  Het  gevolg  van 
dit  onderhoud  was,  dat  Br.-.  Polak  zijn  besluit  introk  en  tegen  12  Fe- 
bruari 1849  andermaal  een  Vergadering  uitschreef,  om  de  BBr..,  die  er 
belang  in  stelden,  met  zijn  Bouwstuk  bekend  te  maken.  Deze  Vergadering, 
even  weinig  talrijk  bezocht  als  de  vorige  twee  Vergaderingen,  liep  zeer 
rustig  af;  alle  aanwezige  BBr.-.  betoonden  een  zeer  levendige  belangstelling 
in  de  zaak  en  verzochten  Br.-.  Polak  aan  het  Groot-Besogne  kennis  te 
geven,  dat  hij  zijn  plan  krachtdadig  weuschte  door  te  zetten,  en  hun  te 
veroorlooven  dat  stuk  mede  te  onderteekeuen. 

Het  getal  zijner  mede-onderteekenaars  was  inmiddels  dien  avond  tot 
zestien  geklommen,  en  daar  de  termijn  van  antwoord,  door  den  Br.-.  Groot- 
Secretaris  in  zijn  missive  van  20  December  1848  aangewezen  met  16 
Februari  eindigde,  werd  dieuzelfden  avond  nog  besloten,  vóór  den  lö'^^'^ 
nog  een  Vergadering  uit  te  schrijven,  ten  einde  ook  de  namen  van  hen, 
die  op  dien  avond  nog  mochten  opkomen  met  Br.-.  Polak's  antwoord 
aan  het  Groot-Besogne  te  kunnen  opzenden  Onverwijld  schreef  nu  Br.-. 
Polak  aan  den  Br.-.  Groot-Secretaris  en  deelde  hem  mede,  dat  hij  ver- 
langde, dat  aan  zijn  verzoek,  in  1847  gedaan,  zou  gevolg  gegeven  worden, 
en  zond  hij  hem,  in  behoorlijken  vorm  ook  de  verklaring  van  zijn  oude 
en  nieuwe  mede-onderteekenaren,  er  bijvoegende,  dat  hij  hem,  vóór  17 
Februari  hoogstwaarschijnlijk  nog  verscheiden  onderteekeningen  van  nieuw 
toegetredenen  zou  doen  toekomen. 

Daar  het  lokaal  Frmcati  dien  avond  niet  beschikbaar  was,  werd  de 
Vergadering  in  het  lokaal   VUedzorg  in  de  Plantage  gehouden.     De  tegen- 


—    24    — 

standers  hadden  innaiddels  deze  nieuwe  poging  vernomen,  en  verbolgen, 
dat  een  zaak,  die  men  reeds  geheel  onderdrukt  en  dood  geloofde,  zoo 
geheel  onverwacht  weer  een  levensteeken  begon  te  geven,  meende  zij  van 
hun  kant  nu  ook  alles  te  moeten  aanwenden,  om  haar  zooveel  mogelijk 
tegen  te  gaan.  Toen  Br.-.  Polak  ter  Vergadering  verscheen,  waren  reeds 
een  groot  aantal  BBr.'.  aanwezig,  dat  nog  toenam,  terwijl  hij  de  inleiding 
tot  zijn  voordracht  begon,  en  een  kort  overzicht  gaf  van  al  hetgeen  sedert 
Juni  1847  in  deze  was  voorgevallen.  Nauwelijks  echter  had  hij  deze  in- 
leiding geëindigd,  of  hij  werd  door  den  schoonzoon  van  den  toenmaligen 
Voorzittendeu  Meester  van  de  Loge  la  Charitc  op  ziük  een  gemeene  en 
onbeschofte  wijze  aangevallen,  dat  er  een  algemeene  kreet  van  verontwaar- 
diging opging.  Toen  Br.-.  Polak  den  man  op  kalme  en  bedaarde  wijze 
op  zijn  plaats  gezet  had,  droop  onze  held  met  zijn  handlangers  stilletjes 
af,  daar  zij  schenen  te  begrijpen,  dat  men  hun  anders  tot  heengaan  zou 
gedwongen  hebben. 

Toen  de  rust  hersteld  was,  hervatte  Br.-.  Polak  de  werkzaamheden,  en 
het  gevolg  daarvan  was,  dat  zich  dien  avond  nog  zeventien  BBr.'.  bij  de 
overige  zestien  aansloten.  Men  droeg  toen  op  nog  een  openbare  voorlezing 
aan,  daar  de  zaak  eigenlijk  uu  eerst  begon  sensatie  te  maken  en  te  leven. 
Ook  aan  dit  verlangen  beloofde  Br.-.  Polak  te  zidlen  voldoen;  hij  achtte 
het  echter,  omdat  een  nieuwe  Vergadering  eerst  ua  den  17'^'="  Februari 
kou  worden  gehouden,  onvermijdelijk,  hierbij  de  volgende  maatregel  te 
nemen :  Hij  besloot  namelijk  de  naamlijst  der  nieuw  toegetredenen,  reeds 
den  volgeuden  dag  aan  den  Br.-.  Groot-Secretaris  op  te  zenden,  en  hem 
te  verzoeken,  wanneer  hij  deze  namen  bij  het  Groot-Besogne  overlegde, 
hun,  daar  de  reeks  der  deelnemers  met  de  laatst  toegetredenen  nog  niet 
was  afgesloten,  aldaar  de  toestemming  te  bewerkeu,  de  namen  van  allen, 
die  tot  1  Mei  uog  mochten  toetreden,  als  wettige  medeonderteekenareu 
aan  het  Groot-Besogne  op  te  zenden.  Toen  hij  dit  besluit  ter  keunis  van 
de  Vergadering  bracht,  en  dit  algemeen  goedgekeurd  werd,  bood  een  der 
op  dien  avond  toegetreden  BBr..,  die  den  volgenden  dag  zich  naar 's  Hage 
moest  begeven,  aan,  de  overbrenger  van  de  missive  aan  den  Br.-.  Groot- 
Secretaris  te  zijn.  Ten  slotte  werd  er  vastgesteld,  dat  er  den  28*'«'" 
Februari  nog  een  openbare  Vergadering  voor  BBr.-.  Vrijmetselaren  in 
het  lokaal  Fratcati  zou  plaats  hebben. 

Teneinde  nu  de  zaak  behoorlijk  voor  te  bereiden  en  niemand  onkundig 
te  laten  van  hetgeen  Br.-.  Polak  c.  a.  van  plan  was  te  doen,  besloot  hij 
alle  Loges  in  Nederland  tot  de  op  28  Februari  te  houden  Vergadering 
uit  te  noodigen,  en  haar  te  verzoeken,  zich  toch  de  moeite  te  willen 
geven,  1)ij  deze  gelegenheid  kennis  te  komen  nemen  van  een  aangelegen- 
heid, waarover  zij  als  rechters  tussehen  hun  BBr.-.  beslissen  moesten,  en 
waarvan  zij,  gelijk  liij  met  grond  kon  vertrouwen,  slechts  een  oppervlak- 
kige, om  niet  te  zeggen  geheel  eenzijdige  kennis  badden,  terwijl  toch  de 
uitslag    dezer   zaak  een  levensvraag  voor  een  menigte  weldenkende  BBr.*. 


moest  zijn.  De  volgende  missive  werd  24-  Februari  1849  aan  alle  Loges 
in  Nederland  gezonden. 

//Reeds  in  Juni  18-1-7  lieb  ik  mijn  bedenkingen  omtrent  dat,  wat  onze 
Loges  zijn,  maar  ook  omtrent  dat,  wat  zij  zijn  kouden,  rond  en  open  in 
een  Vergadering  van  BB.-,  voorgedragen.  De  zucht  tot  degelijkheid  heeft 
gezegevierd ;  mijn  gevoelen  heeft  weerklank  gevoudeu,  en  het  plan  om  in 
het  Oosten  van  Amsterdam  een  nieuw  Loge,  op  zoodanige  wijze  ingericht, 
te  vestigen,  werd  een  levensbehoefte  voor  veel  weldenkende  BBr.'.  Wij 
brachten  dit  ons  verlangen  voor  het  Groot-Besogne  van  Nederland.  Ook 
daar  vond  de  zaak  warme  deelneming;  zeer  liet  zich  het  Groot-Besogne 
er  aan  gelegen  liggen,  en,  hoe  ongeneigd  ook  anders  om  het  getal  der 
bestaande  werkplaatsen  nit  te  breiden,  een  werkplaats  als  deze,  werd  als 
een  noodzakelijke  idtzondering  beschouwd,  die  alle  aanmoediging  verdiende. 

//Het  aantal  der  deelnemers  is  sedert  zeer  toegenomen,  en  op  het 
aanstaande  Groot-Oosten  zal  deze  zaak  behandeld,  en  ook  aan  uw  stemming 
onderworpen  worden.  BBr.-.!  het  geldt  hier  een  heilige  zaak;  het  geldt 
hier  het  behoud  der  Orde,  maar  voornamelijk  de  rechten  uwer  ]\Iedebbr.-. 
Met  een  enkel  Ju  of  JW«  zult  gij  over  de  zaak  te  beslissen  hebben,  die 
voor  ons  van  het  hoog.ste  gewicht  is.  Het  woord  Neen!  BBr.-.,  is  zoo 
licht  uitgesproken,  en  kou  eens  bij  betere  inlichting  u  smarten.  En  hoe 
licht  kon  dit  Neen  niet  het  gevolg  van  onbekendheid  met  den  vuren,  aard 
der  zaak,  of  van  opzettelijk  verkeerde  inlichtingen  wezen? 

//Om  u  dan  in  de  gelegenheid  te  stellen,  deze  zaak  geheel  te  kennen, 
en  uw  Ja  of  Neen,  naar  de  inspraak  uwer  harten  te  kunnen  uitbrengen, 
noodigen  wij  u  lüt,  ja  verzoeken  wij  u  broederlijk,  onze  over  deze  aange- 
legenheid te  houden  laatste  openbare  bijeenkomst  met  uw  tegenwoordigheid 
te  vereeren,  en  zei  ven  kennis  van  die  belangen  uwer  BBr.-.  te  nemen, 
waarover  gij  naar  plicht  en  geweten  oordeelen  moet. 

//Mij  vleiende,  —  want  gedeeltelijk,  BBr.-.  rust  hiertoe  een  zedelijke 
verplichting  op  u,  —  mij  met  uw  respectieve  tegenwoordigheid  te  zullen 
vereerd  zieu,  heb  ik  de  eer  mij  te  noemen,  enz. 

(w.  g.)  :\L  A.  Polak,  Litt.  Hum..  Dr." 

//NB.      De    VergaderiiKj    zul   ffehoudeu    worden   in    het  lokaal  Frascati, 

ten   IVti   uur.» 

Ofschoon  deze  missive  aan  uUe  Loges  in  Nederland  gezonden  werd, 
waren  er  slechts  vier,  namelijk  de  Loge  de  Edelntoedujheid  te  's  Bosch, 
V Iméparable  te  Bergen  op  Zoom,  en  de  beide  Voorzittende  Meesters  van 
de  Loges  te  Zierikzee  en  den  Helder,  die  zich  verwaardigd  hadden,  Br.-. 
Polak  een  antwoord  te  zenden,  waarin  zij  het  zeer  betreurden,  om  ver- 
schillende redenen  niet  in  de  gelegenheid  te  zijn,  aan  diens  billijk  verlangen 
te  voldoen;  alle  overige  lieten,  —  niet  zeer  l)eleefd  van  BBr.-.  Vrijmetse- 
laars,   —  volstrekt    niets    van    zich   hooren !  Slechts  één  Loge  maakte  op 


—    26    — 

dit  onbroederlijk  o'edrag-  een  loffelijke  nitzondering,  namelijk  de  Loge 
da  EendracJd  te  Kotterdam,  welker  Voorzittende  Meester,  Br.-.  Jos.  J. 
Crooswijck,  Br.-.  Dr.  De  Vrij  afvaardigde,  om  de  Vergadering  bij  te  wonen. 

De  vastgestelde  avond  was  inmiddels  genaderd  en  Br.-.  Polak  begaf  zich 
naar  het  lokaal;  nauwelijks  was  hij  daar  aangekomen,  of  hij  vernam  van 
een  der  medeonderteekenaren,  die  hem  in  de  voorzaal  wachtte,  dat  de 
gehoorzaal  opgepropt  vol  was.  dat  hij  zich  op  een  hevige  oppositie 
moest  bereid  houden,  omdat  er  niet  slechts  een  menigte  officieren  van  de 
vijf  amsterdamsche  Loges  waren  opgekomen,  maar  omdat  deze  geruimen 
tijd  in  kleine  groepen  de  voorzaal  op  en  neer  gewandeld,  en  ijverig  met 
elkander  ])eraadslaagd  hadden,  al  hetgeen  hem  deed  vermoeden,  dat  zich 
een  zeer  hevig  onweer  dreigde  saam  te  pakken. 

Na  de  brieven  der  vier  voormelde  Loges,  alsmede  den  aanbevelingsbrief 
van  Br.  de  Vkij  ontvangen,  en  zijn  Ijeangsten  medeonderteekenaar  gerust 
gesteld  te  hebben,  begaf  Br.-.  Polak  zich  in  gezelschap  van  Br.-,  de  Vrij 
naar  de  zaal,  die  hij  inderdaad  opgepropt  vol  vond. 

Er  heerschte  een  diepe,  plechtige  stilte  in  de  zoo  ongemeen  talrijke 
vergadering,  maar  de  sarcastische  gebaren  van  eenige  otficieren,  gedurende 
Br.-.  Polak's  inleiding,  waarin  hij  in  korte  trekken  de  geheele  toedracht 
der  zaak  sedert  Juni  1847  met  leyendige  kleuren  schetste,  ontgingen  zijn 
opmerkzaamheid  niet.  Nadat  Br.-.  Polak  zijn  voordracht  geëindigd  had, 
die  met  de  grootste  kalmte  werd  aangehoord,  spoorde  hij  de  BBr.-.  tot 
deelneming  aan,  en  men  verdrong  zich  in  menigte  naar  de  tribune,  om 
het  verzoekschrift,  tot  oprichting  eener  zesde  Loge  te  Amsterdam,  te 
onderteekenen,  zoodat  het  aantal  medeonderteekenaren  dien  avond  tot 
vijfenveertig  klom.  Er  werd  \\\\  besloten,  voortaan  geen  openbare 
Vergaderingen  meer  te  houden,  en  ook  geen  nieuwe  deelnemers  zonder 
voorkennis  en  goedvinden  der  vijfenveertig  onderteekenaren  meer  toe  te 
laten,  en  dat  de  namen  der  nieuwe  ondertéekenaars  reeds  den  volgenden 
dag  aan  den  Br.-.  Groot-Secretaris  zouden  opgezonden  worden.  Op  verzoek 
van  Br.-,  de  Vrij  stelde  Br.-.  Polak  zich  ljeschikl)aar,  om  zijn  Bouwstuk 
te  Rotterdam  te  komen  voordragen. 

Door  deze  Vergadering  had  de  reeds  lang  opgegeven  zaak  een  nieuwen 
vasten  bodem  verkregen ;  reeds  den  volgenden  dag  schreef  Br.-.  Polak 
aan  den  Br.-.  Groot-Secretaris,  en  zond  hij  hem  de  namen  der  nieuw 
toegetredenen,  terwijl  hij  tevens  een  brief  aan  Br.-.  Verwey  Mejan  richtte, 
waarin  hij  hem  van  alles,  wat  er  sedert  zijn  laatste  schrijven  was  voor- 
gevallen, een  nauwkeurig  verslag  gaf.  Br.-.  Polak  had  op  eenige  bemoe- 
diging en  deelneming  van  zijn  kant  gerekend,  maar  voor  den  eersten 
keer  ontving  hij  een  echt  diplomatiek,  dat  wil  zeggen,  did^belzinnig  en 
rekl)aar  antwoord,  waarin  hij  hem  echter  ten  slotte  altijd  nog  van  zijn 
hulp  en  nuulewcrking  verzekerde,  zoodat  Br.-.  Polak  c.  .v.  dan  ook  met 
gespannen  verwachting  het  op  .5  Juni  te  houden  Groot-Oosten  te  gemoot 
zasren. 


—    37    — 

Onrlertusschen  ontving  Br.".  Polak  in  Maart  een  schrijven  van  Br.\ 
Crooswijck  te  Rotterdam,  waarin  deze  hem  verzocht  naar  Kotterdam  te 
komen,  teneinde  ook  de  Loges  aldaar  met  zijn  beginselen  bekend  te  maken, 
dat  hij  het  echter  l)eleefdlieidshalve  raadzaam  achtte,  dat  Br.'.  Polak  van 
deze  idtnoodiging  aan  de  twee  andere  te  Rotterdam  gevestigde  Loges 
kennis  zon  geven,  om  haar  tot  gemeenschappelijke  medewerking  uit  te 
noodigen,  teneinde  niets  te  verzuimen,  wat  hem  de  sympathie  dezer  beide 
Loges  zou  kunnen  doen  verwerven. 

Br.'.  Polak  verzuimde  niet  dezen  raad  op  te  volgen,  en  schreef  aan  de 
beide  Voorz.'.  MMr.-.  der  beide  andere  Loges  te  Rotterdam.  Hij  ontving 
ook  weldra  een  antwoord  van  de  Loge  Frédcric  Royal,  waarin  men  zich 
bereid  verklaarde,  een  Commissie  te  benoemen,  om  nadere  kennis  van  de 
zaak  te  nemen,  en  werd  de  te  houden  Vergadering  op  22  Maart  1849, 
in  het  lokaal   Verscheldeuheid  en  Overeenstemminr/ ,  vastgesteld. 

Vergezeld  van  Br.-.  Asseler,  een  der  medeonderteekenaren,  Ijegaf  Br.'. 
Polak  zich  op  den  bepaalden  dag  naar  Rotterdam,  waar,  onder  Voorzitter- 
schap van  Br.-.  Crooswijck,  de  leden  der  drie  te  Rotterdam  gevestigde 
Loges  vrij  talrijk  waren  opgekomen,  die  met  de  meeste  belangstelling  het 
Bouwstuk  aanhoorden,  en  hun  sympathie  voor  de  beginselen,  daarin  neer- 
gelegd, betuigden.  Voorts  werd  Br.'.  Polak  bij  monde  van  Br.'.  Crooswljck 
de  verzekering-  gegeven,  dat  de  gezamenlijke  rotterdamsche  Loges,  bij  de 
behandeling  zijner  zaak  op  het  aanstaande  Groot-Oosten,  hun  stemmen 
vóór  hem  zouden  iiitbrengeu. 

Tevreden  en  weer  met  nieuwen  moed  1)ezield,  verlieten  beide  BBr.-. 
Rotterdam,  en  begaven  zij  zich  naar  Den  Haag,  daar  Br.-.  Polak  een 
bezoek  wenschte  te  brengen  aan  Br.-,  van  Dam  van  Isselt,  lid  van  het 
Groot-Besogne,  teneinde  dezen  Br.-.,  die  reeds  vroeger  in  een  brochure 
over  het  verval  der  Orde  in  Nederland  geklaagd  had  '),  voor  de  goede 
zaak  te  winnen.  Br.-.  Polak  werd  door  dezen  Br.',  zeer  vriendelijk  ont- 
vangen ;  maar  hij  was  niet  weinig  verbaasd  vai  diens  mond  de  aanmerking 
te  vernemen,  dat  hij  zichzelven  den  weg  tot  het  verkrijgen  van  een 
Constitutie  bemoeielijkt  had,  en  wel omdat  hij  zijn  aanvraag  om  Con- 
stitutie had  doen  vergezeld  gaan  van  een  onbewimpelde  uiteenzetting  van 
de  redenen  waarom,  en  de  grondslagen  tcaarop,  hij  te  Amsterdam  een 
zesde  Loge  verlangde  te  stichten,  daar  hij  had  kunnen  volstaan  met,  zouder 
in  eenige  bijzonderheden  te  treden,  eenvoudig  verlof  te  vragen  om  een 
nieuwe  Loge  te  Amsterdam  op  te  richten,  een  recld,  dat  men  den  wettig 
aangenomen  Vrijmetselaar  ha  il  noch  i,ia(j  weigeren!  Br.'.  Polak  bracht 
daartegen  in  het  midden,  dat  hij,  met  het  oog  op  het  nu  eenmaal  door 
het  Groot-Oosten  daarbij  aangenomen  beginsel,  om  het  getal  der  bestaande 
Loges  niet  te  vermeerderen,  gemeend  had,  in  duidelijke  trekken  aan  te 
toonen,    dat    de  Loge,  Avelke  hij  met  zijn  medeonderteekenaren  mlde  op- 

1)    Zie  blz.  7.  - 


—    28    — 

richten,  geen  Loge  van  den  gewonen  stempel,  maar  een  Reformloge  zon 
wezen.  Nadat  Br.-,  van  Dam  van  Isselt,  op  dien  grond,  Br.-.  Polaks 
maatregel  1)illijkte,  tastte  deze  hem  met  zijn  eigen  woorden  aan  en  zeide  hij, 
dat,  wanneer  volgens  zijn  gevoelen  het  verleeuen  van  een  Constitutie  het 
i-echt  is,  dat  men  een  Vrijmetselaar,  die  haar  langs  wettigen  weg  tracht 
te  verkrijgen,  op  zijn  eenvoudige  aanvraag  n'wt  kan  noch  mag  geweigerd 
worden,  met  icdk  rccld  men  dan  een  wettig  aanzoek  van  vijfenveertig 
BBr.-.  Oudraeesters,  allen  leden,  en  meestal  Officieren  der  vijf  te  Arasterdam 
gevestigde  Ivoges,  zou  kinnicH  afwijzen,  en  dat  alleen  op  grond,  dat  hun 
aanzoek  niet  categorisch,  maar  met  de  noodig  geachte  gronden  onder- 
steund was'? 

13r.-.  VAN  Dam  van  Isselt  wist  daartegen  niets  in  te  brengen,  en  met 
een:   „(Jij  hebt  volkomen  gelijk!"  werd  dit  onderhoud  afgebroken. 

Naar  Amsterdam  teruggekeerd,  bracht  Br.-.  Polak  aan  zijn  medeonder- 
teekenareii  verslag  uit  van  het  residtaat  zijner  voordracht  te  Rotterdam, 
en  zijn  onderhoud  met  Br.-,  van  Dam  van  Isselt,  waarna  zij  de  maat- 
regelen beraamden,  die  er  tegen  den  beslissenden  dag  van  5  Juni  1849 
nog  dienden  genomen  te  worden.  Op  deze  Vergadering,  welke  21  Mei 
1840  in  het  lokaal  Framcdi  gehouden  werd,  deed  hij  de  volgende  voor- 
stellen : 

1*^.  Daar  hij  kort  na  zijn  terugkomst  van  verschillende  BBr.-.  Officieren 
der  ainsterdamsche  Loges,  vernomen  had,  dat  de  beschrijvingsbrieven,  die 
de  op  ii(^t  aanstaande  (Jroot-Oosten  te  behandelen  ondenverpen,  door  het 
Groot-Besogne  reeds  aan  de  verschillende  Loges  waren  toegezonden,  zonder 
dat  daarop  de  behandeling  der  zaak  van  een  op  te  richten  zesde  Loge 
te  .Vmsterdam  voorkwam;  daar  het  voorts,  wanneer  deze  mededeeling  op 
waarheid  gegrond  was,  te  vreezen  stond,  dat  de  zaak  andermaal  vooreen 
jaar  zou  worden  uitgesteld,  —  zoo  verlangde  hij,  dat  de  Vergadering, 
op  grond  van  die  berichten,  een  door  alle  aanwezigen  onderteekeud,  krachtig 
protest  tegen  elk  nieuw  uitstel  aan  het  Groot-Besogne  zou  doen  toekomen, 
teneinde  elke  mogelijke  vertraging  te  voorkomen. 

2.).  De  Vergadering  zou  besluiten,  een  (Jommissie  te  benoemen,  die, 
als  haar  afgevaardigden,  de  Vergadering  van  het  Groot-Oosten  zou  bijwonen, 
om  bij  de  behandeling  van  haar  zaak  tegenwoordig  te  zijn,  teneinde  des 
noods,  te  juister  tijd  en  plaats,  de  noodig  te  achten  doeltrefiende  maat- 
regelen te  kunnen  nemen. 

Nadat  deze  beide  voorstellen  aangenomen  waren,  werd  onmiddellijk  het 
volgende  protest  opgesteld,  en  23  ;^[ei  1819  verzonden: 

//Aan  het  Groot-Oosten  van  Nederland. 

//De  ondergeteekende  van  den  Z.-.  A.-.  Z.-.  V.-.  Br.-,  van  Ivappard, 
onder  dagteekcning  van  20  December  1848,  p.-.  s..,  in  naam  van  den 
IL".  E.-.  Grootmeester-Nationaal,  een  missive  ontvangen  hebbende,  waarbij 


—    29    — 

hij  en  zijn  medeonderteekenaren  nitgenoodigd  worden,  zich  te  verklaren, 
of  zij  weuschen,  dat  aan  hun  in  Juni  1847  geuit  verlangen  gevolg  zou 
worden  gegeven,  heeft  daarbij  tevens  de  verzekering  verkregen,  dat  in  geval, 
het  verzoek  van  hem  en  zijn  medeadressanten,  om  concessie  te  erlangen, 
tot  het  oprichten  eener  wettige  Loge  in  het  O.-,  van  Amsterdam,  svb 
titulo:  iiPost  Niihila  Lilt,"  zonder  uitstel  op  het  eerst  te  houden  Groot- 
Oosten,  —  dat  plaats  zal  bel)l)en  op  3  Juni  dezes  jaars,  —  zal  worden 
behandeld. 

,,Hij  en  zijn  toenmalige  onderteekenaren  hel^ben  zich,  evenals  de  later 
toegetredeuen,  vóór-  de  voortzetting  van  hun  zaak  verklaard,  en  meenen 
daarom  ook  met  recht  op  de  otficiëele  beloften  van  den  H.-.  E.".  Groot- 
meester-Nationaal te  mogen  bouwen ;  ja  zij  vleien  zich  bij  voorraad,  met 
een  gnnstigen  uitslag,  daar  zij  slechts  het  recht  vorderen,  om  zich  in  hun 
bijeenkomsten,  naar  hun  overtuiging,  als  Vrijmetselaren  te  ontwik- 
kelen, een  recht  toch,  dat  men  hun,  naar  hun  bescheiden  meenin^,  billij- 
kerwijze kan  noch  mag  betwisten. 

//Daar  zij  echter  van  verschillende  kanten  vernomen  hebben,  dat  de 
behandeling  van  deze  hun  zaak  niet  is  uitgedrukt  op  den 
aan  de  respectiev^e  amsterdamsche  Loges  toegezonden  beschrijvingsbrief, 
waarop  de  werkzaamheden  zijn  aangewezen,  op  dit  Groot-Oosten  te  ver- 
richten, zoodat  bijgevolg,  hun  zaak  op  dit  Groot-Oosten  niet  zal  kunnen 
worden  behandeld  ;  — 

//Daar  zij  hieruit  aanleiding  ontleenen,  om  te  vermoeden,  dat  men, 
in  weerwil  van  alle  schriftelijke  verzekeringen,  de  eindbeslissing  dezer  zaak 
andermaal  voor  een  jaar  zou  willen  uitstellen,  zoo  verklaren  zij,  voor 
het  geval  zich  dit  gerucht  bevestigt : 

//Dat  zij  ernstig  en  krachtig  tegen  ieder  uitstel  in  deze  profes- 
te er  en,  en  zich  aan  hun  onwrikbaar  recht  ter  behandeling  dezer 
zaak  op  dit  Groot-Oosten  houden ; 

//Dat  zij  dus  verzoeken  en  bidden,  desnoods  echter  verlangen  en 
vorderen;  of,  dat  aan  deze  zaak,  op  dit  Groot-Oosten  een  afdoend  einde 
gemaakt,  of,  dat  men  hun,  —  in  een  .tegenovergesteld  geval,  —  tenminste 
het  recht  toekenne,  om  zich  voorloopig,  en  tot  na  de  eindbeslissing  hunner 
zaak,  —  in  dit  geval  tot  wederopzegging  toe,  —  wettig  te  constitueeren, 
onder  plechtige  belofte  zich  weder  te  ontbinden,  wanneer  men  hun  het 
volgende  jaar  op  bUlijke  grondslagen  een  Constitutie  mocht  weigeren, 
opdat  zij  niet  langer  verstoken  blijven  van  een  recht,  dat  hun,  naar  hun 
meening,  als  Vrijmetselaren,  kan  noch  mag  onthouden  worden. 

//Met  eerbied  en  br.-.  hoogachting  hebben  zij  het  voorrecht  zich  te 
noemen,  enz." 

Nadat  dit  stuk  door  alle  aanwezigen  onderteekend  was,  ging  de  \  erga- 
dering,  naar  aanleiding  van  Br.-.  Polak's  tweede  voorstel  over  tot  het 
benoemen    van    een    Deputatie  van  vijf  BBr.-.,    die  hem  naar  het  Groot- 


—    30    — 

Oosten  zouden  vergezellen.  Nu  echter  werd,  —  en  niet  ten  onrechte,  — 
de  vraag  opgeworpen.,  of  men  hen,  daar  zij  geen  Afgevaardigden  van  een 
wettig  geconstitueerde  Loge  waren,  en  slechts  een  Commissie  van  de 
wVereeniging  tot  oprichting  der  Loge  Poü  Nubila  Liu;^'  als  zoodanig  toegang 
tot  de  Vergadering  van  het  Groot-Oosten  zou  verleenen.  Xa  deze  zeer 
gegronde  opmerking  werd  aan  Br.'.  Polak  opgedragen,  om,  bij  het  af- 
zenden van  bovenvermeld  protest,  tegelijk  den  Br.-.  Groot-Secretaris  over 
dit  punt  te  ondervragen,  en  van  hem  de  noodige  inlichtingen  in  te  winnen, 
of,  en  zoo  ja,  onder  welke  formaliteiten  een  Commissie  van  die  Vereeniging 
toegang  tot  de  Vergadering  van  het  Groot-Oosten  kon  verkrijgen. 

Op  dit  protest  en  de  begeleidende  missive  aan  den  Br..  Groot-Secretaris, 
antwoordde  deze  reeds  den  25sten  daaropvolgende: 

,/Ik  zal  op  het  punt  der  behandeling  uwer  zaak  op  het  Groot-Oosten 
niet  antwoorden.  Xa  de  verzekering,  welke  ik  u  gaf,  kon  noch  mocht 
u  niet  twijfelen.     Deze  verdenking  is  niet  broederlijk ! 

„Meesters  Vrijmetselaars  worden  op  het  Groot-Oosten  toegelaten,  mits 
voorzien  van  een  Certificaat.  Eigenlijk  behoort  de  opgave  der  bezoekende 
BBr.\  vanwege  een  Loge  te  geschieden.  Li  elk  geval  raad  ik  u  die  opgaaf 
te  doen  aan  den  Z.-.  A.-.  Br.-.  Groot-Ceremoniemeester  J.  D.  Hoekwater 
te  Delft,  Korenmarkt. 

„Opgave  der  Loges,  waarin  de  Meesters  aangenomen  zijn,  behoort  daarbij 
gevoegd  te  worden. 

II Alle  bezoekers  betalen  bij  hun  entree  zeven  Gulden,  onverschillig  of  zij 
aan  het  banket  deelnemen  of  niet. 

//Ik  twijfel  niet  of  hiermede  zal  aan  uw  verlangen  voldaan  zijn,  enz. 

(w.  g.)  F.  A.  VAN  Rappabd. 

Br.-.  Polak  deed,  wat  hem  indien  brief  was  gelast,  en  schreef  tevens  aan 
Br.-.  Vehwey  Mejan  te'sHageen  aan  Br..  CiiooswucK  te  Rotterdam,  hun 
keunis  gevende,  dat  er  vanwege  de  //Vereeniging  tot  oprichting  der  Loge 
Fost  Nubila  Ln,rj"  een  Deputatie  de  Vergadering  van  het  Groot-Oosten  zou 
bijwonen,  hun  verzoekende,  ditmaal  hun  krachten  met  de  zijne  te  willen 
vereenigen,  teneiiule  de  zaak,  die  nu  reeds  volle  twee  jaren  hangende  was 
geweest,  eindelijk  met  een  goede  \iitkomst  bekroond  te  zien.  Br.-.  Croos- 
wiJCK  antwoordde  daarop,  dat  hij  volstrekt  niet  kon  begrijpen,  waartoe, 
ziük  een  Deputatie  zou  dienen,  daar  het  toch  bekend  was,  dat  de  bezoe- 
kende BHr.-.,  en  immers  meer  was  deze  Deputatie  ook  niet,  daar  zij  niet 
uit  Afgevaardigden  van  een  wettig  geconstitueerde  Loge  bestond,  —  het 
recht  niet  hadden  in  die  Vergadering  het  woord  te  voeren,  en  zij  dus 
aangewezen  waren  tot  een  geheel  passieve  ho\iding. 

Br.-.  Verwey  Mejax,  die  inmiddels  van  voorstander  tegenstander  der 
zaak  was  geworden,  liet  Br.-.  Polak's  brief  onbeantwoord. 

Toen  Br.-.  Polak  met  de  hem  vergezellende  BB.',  den  S^^^"  Juni  te 
's  ILige  aankwam,  wachtte  Br.-,  de  Vkij  hem  aan  het  stationsgebouw,  om 


—    31    — 

hem  naar  Br.-.  Crooswijck  te  geleiden,  die  hem  mededeelde,  dat  er  reeds 
een  hevige  woordenwisseling;  tnsschen  hem  en  Br.-.  Lexfrink,  voormalig 
Groot-Officier,  en  eenige  andere  BBr.-.  had  plaats  gehad,  alleen,  omdat 
ook  hij  zich  niet  tegen  Br.-.  Polak's  pogingen  verklaard  en  verzet  had. 
Zoowel  van  dezen  Br.-,  als  van  verscheiden  andere  BBr.-.  vernam  Br.-. 
Polak  voorts,  dat  men  allen  iegen  zijn  pogingen  had  ingenomen,  en  dat 
dus  zijn  zaak  reddelooH  verloren  was.  Voorts  gaf  men  hem  de  verzekering, 
dat  de  Afgevaardigden  omtrent  zijn  grondbeginselen  volstrekt  blind  waren 
gehouden,  en  dat  men  hun  alleen  in  het  hoofd  had  gezet,  dat  zijn  pogingen 
gevaarlijk  voor  de  Orde  waren,  en  dat  het  dus  plicht  was,  die  te 
onderdnikken.  In  één  woord,  de  amsterdamsche  Voorzittende  Meesters 
hadden  volkomen  gezegevierd;  de  aanvraag  van  Br.-.  Polak  c.  s.  zou  dus 
bij  de  stemming  onvermijdelijk  vallen ! 

Ook  de  overige  BB.'.,  welke  tot  de  Deputatie  behoorden,  hadden  soort- 
gelijke berichten  ingewonnen ;  men  wist  dus  reeds  vooraf  met  zekerheid, 
dat  de  beginselen  door  Br.-.  Polak  in  zijn  Bouwstuk  idteengezet,  zonder 
dat  men  die  kende,  veroordeeld  waren,  en  dat  het  verzoek  dus  zou  afge- 
wezen worden,  zonder  dat  de  rechters  zelven  wisten,  wat  Br.-.  Polak  c.  s. 
misdaan  hadden,  om  na  een  tweejarige  aanhoudende  worsteling,  een  af- 
wijzend vonnis  te  verdienen ! 

Het  behoeft  wel  niet  gezegd  te  worden,  in  welke  gemoedsstemming 
Br.-.  Polak  en  zijn  Medeafgevaardigden,  de  receptiekamer  der  Grootloge 
binnentraden ;  deze  pijnlijke  toestand  zon  echter  nog  meer  verhoogd  wor- 
den, door  een  incident,  dat  bij  mtnemeudheid  geschikt  is,  den  onbevoor- 
deelden  lezer  nog  meer  te  overtuigen,  met  welke  haat  en  bitterheid  men 
tegen  Br.-.  Polak  c.  h.  handelde. 

Een  der  medeafgevaardigden,  wijlen  Br.-.  J.  Ellerman,  toenmaals  nog 
Officier  van  de  Loge  La  Paix  te  Amsterdam,  had  ongelukkiger  wijze  zijn 
Diploma  vergeten,  en  beriep  zich  ten  l)ewijze,  dat  hij  Meester  Vrijmetse- 
laar, en  dus  gerechtigd  was  de  Vergadering  van  het  Groot-Oosten  bij  te 
wonen,  op  de  getuigenis  van  zijn  Logemeester  Br.-.  J.  D.  Lulofs,  welk 
Groot-Officier  toevallig  bij  dit  voorval  tegenwoordig  was.  Met  een  even 
onbegrijpelijke  als  ongeloofelijke  onljeschaamdheid  verklaarde  deze,  voor 
den  Br.-.  Groot-Ceremoniemeester  C.  van  den  Vijver,  dat  hij  zich  niet 
bepaaldelijk  herinneren  kon,  of  Br.-.  Ellerman  wel  Meester  was!!!  En 
als  niet  een  ander  der  Afgevaardigden,  wijlen  Br.-.  J.  E.  Bijlsmit,  in  het 
midden  gekomen,  en  de  zaak  met  Br.-,  van  den  Vijver  geplooid  had, 
terwijl  Br.-.  Ellerman  met  zijn  lengenachtigen  Logemeester  in  een  alles 
behalve  In-oederlijken  woordenstrijd  geraakt  was,  zou  men  zich  van  dit 
schandelijk  voorwendsel  bediend  en  aan  Br.-.  Ellerman  den  toegang  ge- 
weigerd hebben.  Wij  laten  het  aan  den  weidenkenden  lezer  over  te  be- 
palen, hoe  men  zidk  een  handelwijze  in  de  zoogenaamde  profane  wereld 
zoit  noemen ! 

Onder    den    indruk    van    deze  onvenvachte  ontmoetingen,  die  men  het 


—    32    — 

allerminst  in  een  maeonnieken  kring  zou  venrachten,  begaf  Br.-.  Polak 
zich  naar  de  receptiekamer,  om  Br.'.  Verwey  Mejan  op  te  zoeken,  en 
hem  te  vragen,  of  het  waarheid  was,  wat  hij  vernomen  had,  namelijk,  dat 
men  zich  ten  doel  had  gesteld,  om  de  Afgevaardigden,  die  heden  zijn 
zaak  beslissen  moesten,  inplaats  van  hen  met  de  eigenlijke  grondslagen, 
waarop  zijn  verzoek  berustte,  bekend  te  maken,  —  slechts  tegen  hem  in 
te  nemen,  en  hen  over  te  halen,  om  hun  stemmen  tegen  hem  uit  te 
brengen?  Br.".  Yerwey  Mejan  antwoordde  daarop,  dat  hij  daai'van  niets 
vernomen  had.  De  vraag  echter,  of  hij  dan  ook  wist,  dat  men  zorg  ge-" 
dragen  had,  de  Afgevaardigden  met  zijn  Bouwstuk  en  de  daarin  ontwik- 
kelde beginselen  bekend  te  maken,  Ijraeht  hem  in  zichtbare  verlegenheid; 
hij  scheen  versteld  over  deze  onverwachte  vraag,  die  op  den  man  af  gedaan 
werd,  en  hielp  zich  uit  zijn  verlegenheid,  door  eenigszins  bedremmeld  ten 
antwoord  te  geven :  dat  hij  er  niet  aan  twijfelde,  maar  het  nochtans  niet 
met  zekerheid  bevestigen  kon;  hij  verklaarde  zich  intusschen  bereid,  Br.'. 
Polak  naar  Br.*.  Jan  Schouten,  toenmaals  Gedeputeerd  Grootmeester- 
Nationaal,  te  geleiden,  die  hem  omtrent  dit  alles  de  nauwkeurigste  in- 
lichtingen kon  geven. 

Zoo  gezegd,  zoo  gedaan.  Br.'.  Polak  richtte  tot  Br.'.  Schouten  de 
vraag;  of  hij  de  Afgevaardigden  even  zorgvuldig  met  zijn  gronden, 
als  met  de  afwijzende  motieven  van  zijn  tegenpartij  had  bekend  gemaakt  ? 
Br.'.  Schouten  beantwoordde  deze  vraag  onbewimpeld  ontkennend.  Daarop 
verklaarde  Br.'.  Polak  in  zijn  rechtmatige  verontwaardiging,  dat  hij  de 
Logezaal  niet  verlaten,  noch  een  stemming  over  zijn  verzoekschrift  dulden 
zou,  voordat  hij  in  open  Loge  zijn  meergemeld  Bouwstuk,  dat  hij  bij  zich 
had,  aan  de  stemgerechtigden,  zijn  rechters,  zou  hebben  voorgelezen ! 

Br.'.  Schouten  beriep  zich  te  vergeefs  op  de  rechten  der  Groot-Loge, 
waar  slechts  wettig  benoemde  Afgevaardigden  van  geconstitueerde  Loges 
het  woord  mochten  voeren,  en  waar  dus  aan  Br.'.  Polak  het  spreken 
ten  strengste  verboden  was!  Br.'.  Polak  echter  verklaarde  luid  en  met 
nadruk,  dat  hij  volstrekt  niet  geneigd  was,  de  rechten  van  een  tribunaal 
te  eerbiedigen,  dat  zich  niet  ontzag,  onder  den  schijn  van  recht,  opeen 
ruwe  en  onbeschaamde  wijze,  de  onmiskenbare  rechten  van  wettig  aange- 
nomen Vrijmetselaren  met  voeten  te  treden ;  dat  het,  onder  zoodanige 
omstandigheden,  de  plicht  van  elk  ordelijk  man  was,  gelijk  met  gelijk  te 
keer  te  gaan,  en  evenals  bij  een  (jechcongen  zelfierdedig'utg,  naar  het  recht 
van  den  sterkste  te  handelen,  zoodat  Br.'.  Schouten  zich  kon  verzekerd 
houden,  dat  hij  zich  niet  door  geweld  het  zwijgen  zou  laten  opleggen. 

Br.'.  Schouten,  overtuigd  in  Br.'.  Polak  den  man  gevonden  te  hebben, 
die  zich  niet  als  een  schooljongen '  zou  laten  wegjagen,  was  onthutst,  en 
zeide  toen  op  een  zachter  toon,  dat  Br.'.  Polak  volkomen  gelijk  had,  dat 
de  Afgevaardigden  met  zijn  grondstellingen  inderdaad  niet  bekend  waren ; 
dat  hij  echter,  omdat  Br.'.  Polak  toch  in  de  geopende  Groot-Loge  zelf 
niet  mocht  spreken,  en  omdat  het  nog  wel  een  vol  mir  duren  zou,  alvorens 


—    3S    — 

de  werkzaamhedeu  geopend  werden,  —  liet  Colleg-e  van  Groot-Officieren 
(het  Groot-Besogne)  dadelijk  bijeenroepen  zon,  om  het  over  deze  aangele- 
genheid te  raadplegen;  Br/.  Polak  zou  middelerwijl  den  uitslag  der  beraad- 
slagingen in  het  lokaal  zeil'  afwachten. 

Nauwelijks  was  er  een  half  uur  verstreken,  of  Br.'.  Lulops  kwam  Br.". 
Polak  namens  het  Groot-Besogne  verzoeken,  om  zijn,  in  de  zaal  onder 
de  BBr.".  verstrooide  Medeafgevaardigden  bijeen  te  roepen,  daar  hij  hun, 
van  wege  het  College  van  Groot-Officieren,  een  voorstel  te  doen  had. 
Br.'.  Polak  voldeed  aan  dit  verlangen,  en  toen  de  BBr.-.,  die  de  Depu- 
tatie van  de  Yereeniging  tot  oprichting  van  de  Loge  Post  Nnbtla  Lux 
uitmaakten,  bij  elkander  waren,  stelde  Br.'.  Lulofs  hun  het  volgende  voor  : 

//Heit  Groot-Besogne,  overwegende,  dat  de  eisch  van  Br.'.  Polak  hillijk 
is,  aangezien  de  Afgevaardigden  met  zijn  grondbeginselen  niet  bekend 
waren,  stelt  daarom  het  volgende  voor : 

//Br.'.  Polak  c.  s.  zouden  er  van  hun  kant  in  toestemmen,  de  loehan- 
deling  van  hun  zaak  nog  voor  een  jaar,  —  dus  tot  het  volgende  Groot- 
Oosten  —  te  verschuiven.  Daarentegen  zou  zich  dan  het  Groot-Besogne 
verbinden,  om  door  het  Groot-Oosten  een  Commissie  te  laten  benoemen, 
die  met  hen  de  doelmatigste  middelen  zou  beramen,  om  de  gezamelijke 
nederlandsche  Loges  dermate  met  hun  grondbeginselen  bekend  te  maken, 
dat  de  Afgevaardigden  voor  het  volgende  Groot-Oosten  de  zaak,  waarover 
zij  oordeelen  moesten,  in  het  volgende  jaar  nauwkeurig  zouden  kennen. 
Het  Groot-Besogne  zou  dan  op  zich  nemen,  om  voor  de  uitvoering  van 
het  door  hen  in  deze  vastgestelde  te  waken. 

//Voorts  zou  liet  Groot-Besogne  de  zorg  op  zich  nemen,  om,  wanneer 
Br.'.  Polak  c.  s.  hierin  genoegen  namen,  ook  de  goedkeuring  en  toestem- 
ming van  de  Groot-Loge  voor  deze  onderlinge  overeenkomst  te  bewerken." 

Men  vergete  niet,  dat  het  Groot-Besogne  reeds  twee  volle  jaren  het 
Bouwstuk  van  Br.'.  Polak  in  zijn  bezit,  en  daarmede  ook,  als  men  slechts 
in  ernst  de  waarheid  f/eicihl  had,  de  middelen  in  handen  had  gehad,  om 
de  Loges  in  Nederland,  zoowel  met  de  redenen,  waarom  Br.'.  Polak  c.  s. 
te  Amsterdam  een  nieuwe  Loge  wilden  stichten,  als  met  de  gronden 
van  hun  tegenpartij,  —  als  deze,  waaraan  met  recht  getwijfeld  mag  worden, 
him  afkeurend  advies  met  gronden  ondersteund  had,  —  naar  plicht  en 
billijkheid  bekend  te  maken. 

Hoe  smartelijk  der  Deputatie,  na  een  pijnlijk  wachten  van  twee  jaren, 
elk  nieuw  uitstel  viel,  en  hoe  hard  het  haar  ook,  met  het  oog  op  het 
willekeurige  gedrag,  dat  men  tegenover  deze  BBr.'.  gevolgd  had,  ook  moest 
vallen,  zij  onderwierp  zich  nochtans  geredelijk  aan  dit  voorstel,  zonder 
zich  zelfs  het  geringste  verwijt  te  veroorlooven,  Avaarom  men  niet  reeds 
voor  twee  jaren  op  deze  wijze  gehandeld  had. 

Intusschen  werden  door  den  Br.'.  Groot-Cermouiemeester  de  Afgevaar- 
digden der  verschillende.  Loges,  naar  den  Tempel  geroepen;  op  de  Afge- 
vaardigden volgden  de  BBr.',    bezoekers,    die    allen    afzoiulerlijk    op    den 


—    ^4    — 

naam  hunner  respectieve  Loges  werden  opgeroepen;  Br.'.  Polak  c.  a.,  — 
ofschoon  ook  zij  tot  verschillende  te  Amsterdam  gevestigde  Loges  behoor- 
den, —  werden  niet  op  de  namen  hunner  Loges,  maar  gezamelijk  als  een 
„Commissie  der  Vereeniging  tot  oprichting  der  Loge  Post  Nubila  Zw.r," 
den  Tempel  binnengeleid.  In  het  voorbijgaan  verzoeken  wij  onzen  Lezers 
deze  omstandigheid  wel  in  het  oog  te  houden. 

Toen  ei  il  (ld  ij  ü;  —  ja  eindelijk,  want  de  behandeling  van  deze  reeds 
twee  jaren  hangende  zaak  was,  teyen  alle  (jehrnihelijl-e  vormen,  en  dus 
bepaaldelijk  niet  zonder  doel,  het  laatste  op  de  lijst  der  werkzaamheden 
gesteld,  —  de  beurt  aan  het  verzoek  van  Br.-.  Polak  c.  s-.  kwam,  maakte 
Br.-.  Schouten  de  Vergadering  let^rlijk  met  het  tusschen  het  Groot- 
Besogne  en  Br.-.  Polak  c.  s.  overeengekomeue  bekend,  en  vroeg  er  de  toe- 
stemming van  de  Groot-Loge  voor.  Dit  voorstel  werd  l)ij  acclamatie 
aangenomen,  en  onmiddellijk  daarna  overgegaan  tot  het  benoemen  van  een 
Commissie  van  drie  leden,  om  zich  met  Br.-.  Polak  r.  .f.  over  den  verderen 
loop  der  zaak  te  verstaan. 

Daar  hiermede  het  laaUte  punt,  dat  men  op  den  beschrijvingsbrief 
gebracht  had,  was  afgehandeld,  en  het  middelerwijl  reeds  laat  in  den 
namiddag  geworden  was,  werd  de  gewone  pauze  ingesteld.  Na  de  pauze 
zouden  Br.-.  Polak  e.  s-.  dan  met  de  benoemde  Commissie,  in  een  der 
nevenvertrekken  bijeenkomen,  om  verder  te  beraadslagen. 

Men  stelle  zich  intusschen  hun  diepe  verontwaardiging  voor,  toen  Br.-. 
Polak  c.  -y.  zich  andermaal  schandelijk  misleid,  op  een  sluwe,  huichel- 
achtige wijze  hedrogen,  en  als  het  Avare  door  snood  geweld  zich  gedwongen 
zagen,  om  zelven  de  plannen  van  hun  tegenpartij  in  de  hand  te  werken. 
Andermaal  immers  werd  hun  daar  het  bewijs  geleverd,  dat  nieu,  gansch 
niet  ter  goedertronn-,  slechts  tijd  zocht  te  winnen,  slechts  trachtte  Br.-. 
Polak  e.  *.  door  een  idtstel  ud  calendas  graecas  te  ontmoedigen,  en  langs 
dien  weg,  de  zaak  een  langzamen,  maar  zekeren  dood  te  doen  steiTcn  ! 
Want  zouder  een  enkel  woord  te  spreken  legde  men  hun  daar  een  geschreven 
stuk  voor,  noodigde  hen  uit  kennis  van  den  inhoud  te  nemen,  en  het  te 
onderteekenen.  Dit  stuk  nu  bevatte  niets  meer  noch  minder,  dan  een 
eenvoudig  verzoek,  door  Br.-.  Polak  c.  s.  aan  de  Groot-Loge  gericht, 
waarin  zij  smeekten,  dat  het  der  Groot-Loge  behagen  mocht,....  de 
behandeling  van  hun  zaak  tot  het  volgende  jaar  uit  te  stellen ! ! !  Men 
vergete  vooral  niet,  dat  Br.-.  Polak  c.  -f.  nog  kort  te  voren  ')  tegen  elk 
uitstel  ten  krachtigste  geprotesteerd  hadden ;  .  .  .  .  en  nu  vergde  men  van 
hen,  dat  zij  zelven  om  uitstel  zouden  bidden!!!  Is  dat  l)roederlijk,  is 
dat  in   den  geest  der  Orde  gehandeld  r 

Toen  Br.-.  Polak  inzage  viui  dit  stuk  genomen  had,  riep  hij  uit:  //En 
niets  verder  y  ...  .  waartoe  verplicht  zich  dan  het  C  root -Besogne!-'"  — 
„Tot  volstrekt   niets ! "  was  het  lakonieke  antwoord. 

')  Zie  bladz.  29. 


—    35    — 

Wij  hebben  geen  ^'oordeu  voor  zulk  een  tronwelooze  handelino-,  en 
laten  het  aan  onze  lezers  over,  die  naar  verdienste  te  schatten  en  met 
den  waren  naam  te  bestempelen.  Maar  daarmede  was  de  reeks  der 
beproeving-en  niet  afgeloopen,  waaraan  men  Br.-.  Polak  c.  s.  onderwierp; 
zij  zouden  nog  menige  treurige  ondervinding  van  hun  BBr.-.,  die  voor- 
gaven hun  belangen  te  behartigen,  opdoen. 

Overstelpt  van  verontwaardiging  staarde  Br.-.  Polak  dat  stuk  papier 
eenige  oogenblikken  aan,  en  eindelijk  riep  hij  uit : 

—  Dat  is  het  niet,  wat  wij  met  het  Groot-Besogne  zijn  overeengekomen  ; 
dat  is  het  niet,  wat  Br.-.  Schouten  aan  de  Groot-Loge  heeft  voorgesteld, 
en  dat  door  de  Vergadering  bel^rachtigd  werd!  Dat  is  eigenlijk  mis- 
leiding ;  .  .  .  .  dat  is  een  schandelijk  verdraaien  en  verbreken  van  een  over- 
eenkomst, of  ffij  heljt  uw  mandaat  geheel  verkeerd  begrepen ! 

—  Wat  raaskalt  gij  daarvan  verdraaien?  riep  Br.-.  Donker,  een  der  leden 
van  de  Commissie  en  Voorzittend  Meester  van  de  Loge  te  Purmefend 
uit;  —  er  valt  hier  volstrekt  niets  tegen  te  spreken.  Gij  hebt  eenvoudig 
te  onderteekenen,  of  niet  te  onderteekenen.  In  het  laatste  geval  zullen 
wij  de  zaak  in  stemming  Iwengen,  en  dan  ....  dan  zal  zij  met  zekerheid 
vallev. ! 

—  Dat  heb  ik  heden  morgen  reeds  bemerkt,  —  antwoordde  Br.-. 
BiJLSMiT,  —  toen  ik  toevallig  een  gesprek  tusschen  Br.-.  Schouten  en 
Br.-.  VAN  Dam  van  Isselt  hoorde.  Ik  ondekte  het  namelijk  daardoor, 
dat  Br.-.  Schouten  onherroepelijk  het  besluit  had  opgevat,  er  met  inspan- 
ning van  al  zijn  krachten  tegen  te  waken,  dat  Pont  Nnhila  Lu.v  nimmer 
constitutie  zou  verkrijgen ') ! 

Diep  geschokt  vroeg  Br.-.  Polak,  hoe  het  toch  mogelijk  was,  dat  BBr.-. 
Vrijmetselaren  zoo  trouweloos  handelen,  en  een  plechtig  gesloten  overeen- 
komst zóó  boosaardig  verdraaien  en  vervalschen,  zóó  gewelddadig  verbreken 
konden?  Te  vergeefs!  Een  spottende  glimlach,  van  de  ijskoude,  afgemeten 
woorden  vergezeld : 

—  Teekenen,  of  de  zaaJc  zal  dadelijk  vallen!  —  was  het  antwoord. 

—  Maar,  —  riep  Br.-.  Polak  andermaal  uit,  —  het  Groot-Besogne  heeft 
zich  immers  tegenover  ons  tot  gemeenschappelijk  handelen  verbonden. 
Daaromtrent  moesten  wij  ons  immers  met  de  Commissie  verstaan.  Wij  zijn 
niet  herwaarts  gekomen,  om  een  uitstel,  waartegen  wij  nog  onlangs  met 
nadruk  geprotesteerd  hebben,  te  verzoeken.  En  waartoe  zou  trouwens 
een  iiitstel  dienen,  als  het  Groot-Besogne  niet  wil  medewerken,  om  de 
Afgevaardigden  tegen  het  volgende  jaar,  beter  dan  thans  in  te  lichten? 

—  Het  Groot-Besogne,  —  kreeg  Br.-.  Polak  tot  antwoord,  —  heeft 
zich  tegenover  u  tot  nieis  hoegenaamd  verplicht,  en  behoeHle  dit  ook  niet 
te  doen.     Schaft  u    een    wet    aan,    die    kunt    gij  voor  slechts  één  gulden 

>)  Later  heeft  Br,-.  Bijlsmit  dit  in  een  brief  van  11  Januari  1852,  openlijk 
aan  het  Groot-Besogue,  en  den  toen  nog  levenden  Br.-,  Schouten  verweten. 

3-x- 


—    36    — 

bekomen,  en  gij  zult  zien,  dat  hot  Groot-Besogne  u  niets  versoliuldigd  is. 
Dus  of  gij  teekent,  uf  wij  gaan  ouniiddellijk  been,  lirengen  de  zaak  in 
omvraag,    en    maken    er,    kort    en    goed,    met    één    sbng    voor    altijd  een 

einde  aan! 

Verkropte  woede  bad  als  het  ware  Br.-.  Polak's  tong  verlamd.  Op 
alles,  wat  zijn  wederstanders  verder  aanvoerden,  was  het  eenig  antwoord  niets 
dau  een  sarcastiscb  scbonderopbalen,  en    ten  slotte  zeide  men  ougediddig : 

Maakt    bet    kort !  .  .  .  .  De    zaak    begint    ons    te    vervelen !  .  .  .  .    wij 

kunnen  en  willen  niet  langer  waebten !  .  .  .  .  Dus :  gij  teekent  of  gij 
teekent  niet ! 

Br.-.  Pol.vk's  vrienden  gaven  bem  den  raad,  voorsbands  voor  bet  ruw 
o-eweld  der  overmacbt  te  wijken,  opdat  de  zaak  ten  minste  werd  aamje- 
homkii,  en  zij,  van  bun  kant  nog  één  jaar  voor  zicb  zouden  bebben,  om 
de  noodige  maatregelen  te  nemen.  Zij  moesten  dus  voor  bet  geweld 
bezwijken. 

Toen  men  bun  beslidt,  om  te  teekenen  vernomen  bad,  vroeg  men  bun 
op  echt  bidcbelacbtige  wijze,  of  zij  wel  door  al  bun  medebelangstellenden 
beboorlijk  gemacbtigd  waren,  een,  ook  voor  ben  verbindend  verdrag  te 
onderteekenen  ?  Deze  vraag  Averd  bevestigend  beantwoord,  en  daarop  werd 
bet  stuk  geteekend,  waarvan,  gelijk  wij  reeds  gezegd  bebben,  de  inhoud 
niets  anders  was,  dan  dat  de  //Commissie  der  Yereeniging  tot  oprichting 
van  de  Loge  Post  Nvhila  Lux"  met  bet  Groot-Besogne  was  overeenge- 
komen, om  de  behandeling  van  baar  zaak  tot  een  volgend  Groot-Oosten 
uit  te  stellen. 

Nu  keerde  meu  naar  de  Groot-Loge  terug,  alwaar  dit  zoogenaanul  ver- 
slag terstond  voorgelezen,  en  met  hoongelaeb,  vooral  van  den  kant  der 
vijf  amsterdamscbe  Logemeesters  begroet  werd.  ]\Ien  had  immers  zijn  zin ; 
de  zaak  was  opnieuw  op  de  lange  baan  geschoven,  en  men  wist  reeds 
met  mathematische  zekerheid,  dat  zij  ook  het  volgende  jaar  zou  vallen, 
daar  mei\  nu  weer  tijd  bad  nieuwe  maatregelen  te  lieramen,  om  haar 
schipbrculv  te  doen   lijden. 

Dat  men  gelijk  wij  reeds  gezegd  bebben,  de  behandeling  der  zaak  van 
Br.-.  PoL.\K  c.  .V.  bet  laatst  op  de  agenda  geplaatst  bad  was  ook  niet 
zonder  opzet  gebeurd  ;  zaken,  waarvan  men  zicb  gaarne  spoedig  afmaakt, 
of  die  niet  in  den  smaak  van  bet  College  van  Groot-Officieren  of  van  den 
CJrootmeester-Nationaal  vallen,  worden  in  den  regel  tot  op  het  laatst 
verschoven,  daar,  wanneer  het  tegen  vijf  uur  loopt,  de  meeste  Afgevaar- 
digden reikhalzen,  om  den  Logearbeid  door  den  veel  prettiger  Tafel- 
arl)eid  te  \ervangen,  en  men  zicb  dan  in  den  regel  van  de  na  de  pauze 
te  behandelen  punten  met  een  zoogenaamd  //Jantje  van  Leiden"  afmaakt. 
Doordat,  zooals  wij  reeds  gezegd  hebben,  het  te  laat  geworden  was,  had 
men  Br.-.  Polak  tevens  bvdten  de  gelegenheid  gesteld,  om  zijn  bedreiging, 
dat  bij  zijn  Bo\iwstuk  in  de  open  Loge  zou  voorlezen,  te  verwezenlijken. 
Wie  toch  zon,  daar  vooral  de  Afgevaardigden  zich  haastten,  om  den  arbeid 


—    -57    — 

van  den  dag'  ten  einde  te  brengen,  ten  einde  naar  de  Tafelloge  te  komen, 
wie  zon,  daar  un  alles  op  een  dratje  inoest  afgemaakt  worden,  nog  hist 
gehad  hebben  Br.'.  Polak  aan  te  hooren? 

Alvorens  naar  Amsterdam  terug  te  keeren  bracht  Br.'.  Polak  nog 
een  bezoek  aan  Br.'.  Schouten,  om  dien  huichelachtigen  Br.',  zijn  diepe 
verontwaardiging  te  kennen  te  geven  over  het  zoo  schandelijk,  zoo 
onverantwoordelijk  verdraaien  van  de  met  zijn  gemachtigde  Br.'.  Lulofs, 
kort  voor  het  openen  der  Groot-Loge  gesloten  overeenkomst,  of  liever, 
over  het  zoo  trouweloos  vervalschen  van  mondeling  gesloten  conceptver- 
dragen. Dit  waarheidslievende  (!)  eerwaardige  hoofd  der  Vrijmetselarij  in 
Nederland,  veinsde  over  het  voorgevallene  de  hoogste  verbazing,  en  hij 
zeide  dat  de  zaak  hem  zelven  bevreemd  had ;  dat  hij  zich  geen  andere  ver- 
klaring voor  het  gedrag  van  de  Commissie,  welke  de  Groot-Loge  gemachtigd 
had,  om  met  hem  en  de  zijnen  te  onderhandelen,  had  kunnen  geven,  dan 
dat  zij  hun  mandaat  niet  begrepen  hadden;  dat  dan  ook  de  voorlezing 
van  het  door  hen  onderteekende  stuk  hem  niet  weinig  verbaasd  had;  dat 
hij  voorts  de  wending,  welke  de  zaak  genomen  had,  volstrekt  niet  had 
kunnen  begrijpen,  enz.,  enz.  Br.'.  Schouten  gaf  Br.'.  Polak  den  raad, 
den  geheelen  loop  der  zaak  in  een  uitvoerig  schrijven  aan  het  Groot- 
Besogne  mede  te  deelen,  ten  einde  dit  College  in  staat  te  stellen,  den 
msslar/,  door  de  gemachtigden  der  Groot-Loge,  in  deze  begaan,  te  her- 
stellen, en  de  verplichtingen,  waartoe  dit  lichaam  zich  bij  monde  van  Br.'. 
LuLors  verbonden  had,  na  te  komen.  Br.'.  Schouten  voegde  er  idtdruk- 
kelijk  bij,  dat  Br.-.  Polak  niet  aan  den  Grootmeester-Xationaal  alléén, 
maar  ook  aan  hem  persoonlijk  moest  schrijven  ;  want  daar  deze  niets  zonder 
hem  deed,  l)ijgevolg  ook  het  aan  den  Grootmeester-Xationaal  gerichte 
schrijven  aan  hem,  Br.'.  Schouten,  tot  adviseering  toegezonden  zou  worden, 
hij  aan  de  zaak  meer  klem  kon  geven,  als  ook  hij  berichten  kon,  een 
gelijksoortig  schrijven  te  hebben  ontvangen. 

Dat  ook  dit  alles  geveinsd  zou  wezen,  welk  redelijk  meusch  zou  dit 
van  een  man  verwachten,  die  ziük  een  hooge  betrekking  in  de  Vrijmet- 
selarij bekleedde?  Br.'.  Polak  schonk  aan  deze  woorden  zijn  volle  ver- 
trouwen, en  ...  .  werd  andermaal  aan  den  leiband  gevoerd ! 

Naar  Amsterdam  teruggekeerd,  gaf  Br.'.  Polak  den  11'ien  Juui^  in  het, 
lokaal  Frascati,  aan  zijn  vijfenveertig  medeonderteekenareu  een  nauwkeurig 
verslag  van  het  op  het  Groot-Oosten  voorgevallene,  en  allen  hielden  zich 
overtuigd,  dat  hun  zaak  hopeloos  stond,  dat  hun  tegenstanders  het  ontworpen 
plan,  om  te  Amsterdam  een  zesde  Loge  te  stichten,  met  de  meest  mogelijke 
hardnekkigheid  trachtten  tegen  te  Averken,  en  zich  daarbij  tot  hoofddoel 
gesteld  hadden,  hen  door  uitstellen  en  uitstellen  af  te  matten  en  uit 
elkander  te  drijven.  Om  der  tegenpartij  deze  hoop  te  ontnemen,  en  den 
vergaderden  nieuwen  moed  in  te  1)oezemen,  Merden  met  als:emeene  stemmen 
de  volgende  besluiten  genomen: 

,/ Aangezien    wij,    onder    den    titel  van    ,/De  Vereeniging  tot  oprichting 


—    38    — 

van  de  Loge  Po-d  Nnhlla  Lhx\  in  het  Oosten  van  Amsterdam,  een  voor 
één  jaar  loopend  contract  met  het  Groot-Besogne  gesloten  hebben,  dat 
door  de  Groot-Loge  is  goedgekeurd,  en  ^vaardoor  dus  ook  de  Groot-Loge 
ons  als  een  onder  dezen  titel  liestaand  zech'lijk  lichaam  feitelijk  erkend 
heeft,  zoo  wordt  ])esloten : 

1°.     Dat    wij    dit    verdrag,    ofschoon    ook    ons    afgedwongen,    getrouw 

willen  houden. 
2".     Daar  wij,  krachtens  dit    verdrag,    door    de    Groot-Loge    als  een 
zedelijk  lichiaiu,  onder  den  bovengemelden  titel,  da  facto  erkend 
zijn,  en    bijgevolg    ook    dezen    titel    thans    de  jure   dragen,  zoo 
willen  wij  ons  ook,  ouder  dezen  wettujen  titel,  als  een  macon- 
nieke  Sociëteit  constitueeren,  den  derden  Maandag  van  elke 
maand  bijeenkomen,  om  ons,  —  in  afwachting    van  de  eindbe- 
slissing onzer  zaak,  —  in  een  stillen  besloten  Broederkring 
aan  de    maponnieke    wetenschappen    te  wijden,    en  tevens,  door 
middel    van    introductiekaarten,    eiken    wettig    opgenomen  Br.-. 
Vrijmetselaar  gelegenheid  geven,  onze  werkzaamheden  en  studiën 
bij  te  wonen,  opdat    onze    pogingen    ook    voor   BBr.'.,  die  niet 
tot  onze  Vereeniging    behooren,    nuttig    worden,    en  de    BBr.\ 
over  het  algemeen  het  daardoor   feitelijk  leereu  beseffen,  dat 
maconnieke  Sociëteiten  ieü  aiidern  kunnen  zijn,  dan  speelpartijeii, 
hrax])arfijeit  en  dri}il-(j<:la(jeii,  of  hah  voor  dames! ! ! 
3°.     Ten  einde  ovei'eenkomstig  den  raad  van  Br.'.  Schouten  te  handelen, 
onverwijld  aan    den    H.\  E.".    Grootmeester-Nationaal,    alsmede 
aan  Br.'.  Schouten,  in    den  geest    van   het  met    dien  Br.',  be- 
sprokene en  vastgestelde,  in  naam  der  //Vereeniging  tot  oprichting- 
van    de    Loge    Post    Nnhlla    Lh.v"    te    schrijven,    en  tegen  het, 
op  het  laatst  gehouden  Groot-Oosten    voorgevallene  krachtig  te 
protesteeren. 
4n.     Daar  een  der  drie  gevolmachtigden  der  Groot-Loge,  namelijk  Br.'. 
WiLLEKES    Macdokald,    Voorzittend    Meester    van    de  Loge  te 
Haarlem,  staaiule  de  onderhandelingen,  aan  onze  Deputatie  zeer 
ernstig  verweten  had,  dat  zij  zich  niet  van  een  wetboek  voorzien 
had,  dat  zij  toch  voor    den  geringen  prijs    van  één  gulden  zich 
had  kunnen  aanschaüen,    wordt  nog    vastgesteld,  om,  ten  einde 
niet  uit  o  n  w  eten  h  e  i  d  te  zondigen,  of  eenigen  wettigen  vorm 
te  kwetsen,  den  Br.'.    Groot-Secretaris    minzaamst  te  verzoeken 
ons,  tegen  den  vastgestelde  prijs,  een  wetboek  te  doen  toekouu'u. 
Onderwijl    werden    al    deze    besluiten  ten  uitvoer  gelegd.     Br.'.   I'olak 
gaf  den  (i  root  meester-Nationaal    een    uitvoerige    schets    van    alles,  Avat  er 
met    hem    en    de    zijnen    op    dv    V(>rgaderiiig    van  het  («root-Oosten  Avas 
voorgevallen,  en  hij  zette  zoo  duidelijk  mogelijk  uiteen,  dat  alle  door  hun 
tegenpartij  tegen  hen  in   omloop  gebrachte  kwade  geruchten,  en  de  daar- 
door   tegen    hen    opgewekte  vooroordeelen,    op    de  meest    krachtige  wijze 


—    39    — 

door  een  heldere  kennis  van  zaken  konden  bestreden  worden.  Dienten- 
gevolge verklaarde  liij,  dat  de  /,Vereenigiug  tot  oprichting  der  Loge  Post 
Nuhlla  Lux"  bereid  was  zijn  Bouwstuk  voor  haar  rekening  te  laten 
drukken,  ten  einde  heldere  en  grondige  kennis  van  hun  bedoelingen  en 
pogingen  te  bevorderen,  als  het  Groot-Besogne  zich  slechts  de  moeite 
wilde  geven,  om  aan  elk  der  ouder  het  Grootmeesterschap  der  Nederlanden 
gevestigde  Loges  een  exemplaar  er  van  te  doen  toekomen,  met  uitdrukkelijken 
last,  het  in  de  open  Loge  of  in  een  algemeeue  huishoudelijke  Vergadering- 
voor  te  lezen.  Br.-.  Polak  c.  s.  begrepen  te  recht,  dat  als  zij  zelven  dat 
Bouwstuk  aan  de  verschillende  Loges  zouden  zenden,  er  veel  kans  op 
bestond,  dat  verscheiden  Logemeesters  het  hun  toegezonden  exemplaar 
verdonkeremanen,  en  niet  ter  kennis  van  hun  leden  brengen  zouden. 
Een  idtdrukkelijk  bevel  van  het  Groot-Besogne  tot  openbare  voorlezing 
achtte  men  derhalve  onvermijdelijk,  zouden  moeite  en  drukkosten  niet 
vnichteloos  verspild  worden.  Daar  dit  de  eenige  afdoende  weg  was,  om 
tot  een  juiste  keunis  van  zaken  te  geraken,  en  derhalve  ook  de  krachtigste 
gronslag  tot  een  eigen  oordeelvelling  over  de  bedoelingen  van  Br.-. 
Polak  c.  s.,  en  dus  ook  tot  een  onafhankelijk,  eerlijk,  op  eigen  over- 
tuiging gegrond  oordeel  voor  de  Afgevaardigden  in  het  volgend  jaar, 
zoo  verzocht  Br.-.  Polak  dringend  aan  den  Grootmeester-Nationaal,  hem  met 
zijn  invloed  Inj  het  Groot-Besogne  in  deze  Avel  te  willen  terzijde  staan.  Een 
schrijven  in  dien  zelfden  geest  werd  tevens  aan  Br.-.  Schouten  gezonden. 

Beide  brieven  bleven  onbeantwoord !  .  .  .  .     En  geen  wonder  ook ! 

Men  scheen  nu  eenmaal  het  onverzettelijk  besluit  genomen  te  hebben,  de 
Afgevaardigden  omtrent  Br.-.  Polak's  Bouwstuk,  —  dus  omtrent  zijn 
ware  beginselen  en  bedoelingen,  —  hlind  te  houden,  daar  men  wellicht 
vreesde,  dat  daardoor  soms  ook  onder  eenigen  hunner  ontevredenheid 
met  den  toestand  hunner  eigen  Loges  kou  worden  opgewekt,  en  dat  er 
langs  dien  weg  althans  voor  veel  Logemeesters  onoverwinnelijke  bezwaren 
konden  onstaan,  als  men  ook  eens  van  hen,  in  plaats  van  den  ouden 
sleurgang,  de  invoering  van  een  stelselmatig  onderwijs  in  de  ma9onnieke 
grondleer  in  de  Loges  vorderde. 

Op  het  schrijven  aan  den  Br.-.  Groot-Secretaris,  om  de  /,Vereenig-ing 
tot  oprichting  der  Loge  Post  Knbila  Lux"  tegen  betaling  een  wetboek  te 
doen  toekomen,  werd   7  Augustus  1849  het  volgende  antwoord  ontvangen : 

//Tot  mijn  leedwezen  kan  ik  aan  liet  verlangen  van  L*.-.  A.*.  tot  het 
bekomen  van  een  wetboek  der  Broederschap  van  Vrijmetselarij  niet  vol- 
doen, naardien  ik  niet  bevoegd  ben  dit  af  te  geven.  Totdusver  is  mij 
ook  geen  voorbeeld  ])ekend,  dat  exemplaren  daarvan  aan  afzonderlijke 
BBr.-.  worden  lutgereikt. 

//Dit  geschiedt  alleen  op  aanvrage  van  Loges. 

//T'w  IMedebr.'. 
//(w.  g.)  F.  A.  VAN  EapparDj  Groot-Secretaris." 


—    40    — 

Uit  dit  schrijven  blijkt  dus:  dat  het  Groot-Oosten  van  Neder- 
land verlangt,  dat  men  naar  wetten  handelt,  die  men 
niet  kent  of  mag  kennen,  en  dat  het  vonnis  spreekt,  en 
veroordeelt  naar  wetten,  die  men  o  p  z  e  1 1  e  1  ij  k  aan  be- 
langhebbenden o  n  t  h  o  n  d  t ! 

Br.-.  Eai'P.\i{U  scheen  dus  over  het  hoofd  gezien  te  hebben,  dat  hier 
geen  sprake  kon  zijn,  om  het  wetl^oek  aan  afzonderlijke  BBr.'.  xüt  te 
reiken,  daar  het  Groot-Besogne  toch  met  Br.\  Polak  c.  s.,  als  leden  van 
een  zedelijk  lichaam  onder  de  benaming  van  //Yereeniging  tot  oprichting 
der  Loge  Fost  Nubilu  Lk.i-i'  officieel  onderhandeld  had  en  nog  onder- 
handelde. Het  lag,  en  dat  moest  het  Groot-Besogne  weten,  immers  op 
den  weg  van  Br.'.  Polak  c.  s.  van  hun  standpunt  niets  wederrechtelijks, 
niets  onwettigs  te  verrichten,  en  aangezien  Br.".  Scholten  zich  bij  het 
op  blz.  37  vermelde  onderhoud  met  Br.-.  Polak  zoo  gevoelig  betoond 
had,  over  hetgeen  de  Commissie,  zoo  hij  zeide,  geheel  tegen  zijn  bedoe- 
lingen gedaan  had,  werd  besloten  aan  Br.-.  Schouten  te  schrijven,  en 
hem,  daar  het  wetboek  niet  voor  afzonderlijke  BBr.-.  maar  voor  een  door 
het  Groot-Besogne  erkende  maconnieke  Yereeniging  bestemd  was,  drin- 
gend te  verzoeken,  den  exceptioneelen  toestand,  die  hier  plaats  vond,  wel 
in  het  oog  te  houden,  en  dientengevolge  den  Br.-.  Groot-Secretaiis  te 
machtigen,  hun  tegen  betaling  een  wetboek  te  doen  toekomen.  In  dit 
schrijven  werd  Br.-.  Schouten  tevens  aan  de  beide  missives  herinnerd, 
waarvan  één  op  12  Juni  aan  den  Grootmeester-Nationaal  en  één  op  zijn 
nitdrukkelijk  verzoek,  ook  aan  hem  was  afgezonden,  en  waarvan  men 
sedert  niets  vernomen  had. 

Br.-.  Schouten,  dat  toonbeeld  van  burgerlijke  wellc venheid  en  macon- 
nieke nederigheid,  antwoordde  defi  11*'"^"  Augustus  1849  op  dit  dringende 
schrijven,  met  de  volgende  van  de  grootste  minachting  getuigende  regels: 

«In  antwoord  op  de  Teekenplank  van  Br.-.  Polak  van  den  5^^'=''  Augus- 
tus 1849,  is  dienende,  dat  de  Z.-.  A.-.  Br.-.  Groot-Secretaris  geheel  in 
zijn  recht  is. 

//Ik  ben 

Jan  Schouten, 
Ged.-.  Grootmeester-Nationaal." 

Men  wist  dus  nu  met  zekerheid,  dat  men  geen   wetboek  zou  krijgen  ! 

Intusschen  waren  de  statuten  voor  de  «Yereeniging  tot  oprichting  der 
Loge  Fosi  Xidtila  Lit.v»  ontworpen,  en  men  had  besloten,  om,  als  macon- 
nieke Sociëteit,  den  20s'«;''  Augustus  1S49,  den  ar))eid,  namelijk  de 
maconnieke  studiën,  te  openen,  en  die,  met  introductiën  van  alle  wettig 
opgenomen  Bl?r.-.  Vrijmetselaren,  die  deze  vergaderingen  mochten  wen- 
schen  bij  te  wonen,  eiken  derden  Maandag  in  (U'  maand  geregeld  voort 
te  zetten.     Wijlen  Br.-.  J.  Eduaud  Stumpef,  toenmaals   eigenaar  van  het 


—    41    — 

lokaal  Fmscaü,  waarin  ook  de  drie  te  Amsterdam  gevestigde  Loges  : 
Lu  PaLv,  Concordiu.  Vincit  Jiduios  en  La  Bien  Aiiace  hun  vergaderingen 
hielden,  bood  der  Vereeniging  ten  dien  einde  kosteloos  zijn  lokalen  aan. 
Nauwelijks  echter  had  de  tegenpartij  vernomen,  dat  de  macjonnieke 
bijeenkomsten  van  de  //Vereeniging  tot  oprichting  der  Loge  Po-ü  NubUa 
Lux'i,  den  20='^"  Augustus  zouden  geopend  worden,  of  de  Voorzittende 
Meester  van  de  te  Amsterdam  gevestigde  Loge  La  CharUc,  Groot-Officier 
en  dus  medelid  van  het  tegen  Br.-.  Polak  c.  s.  saamgezworen  Groot- 
Oosten,  haastte  zich  den  leden  zijner  Loge.-,  onder  dagteekening  van  20 
Augustus  1849,  door  den  volgenden  herderlijken  Ijrief  vrees  aan  te  jagen, 
en  hen  door  dien  onheuschen  kunstgreep  af  te  schrikken,  deze  vergadering 
bij   te  wonen : 

„Zeer   Traan/e  BBr..! 

//Heden  avond  zal  in  het  lokaal  Fra'scati  een  mac;onnieke  vergadering, 
onder  de  leiding  van  Br.-.  Polak,  gehouden  worden,  tot  welker  bijwoning 
introductiebilletten  aan  onderscheiden  leden  der  Loges  alhier,  en  ook  aan 
de  BBr.-.  elders  gevestigd,  zijn  afgegeven.  Ik  heb  reden  om  te  vermoe- 
den, dat  de  bedoelde  Vergadering  in  het  houden  van  een  c  1  a  n  d  e  s  t  i  n  e 
Loge  zal  bestaan,  en  heb  alzoo  gemeend  U,  voor  zoo  veel  desnoods,  te 
moeten  herinneren  Art.  67  der  Algemeene  Wet,  waarbij  het  bezoeken  van 
ma9onnieke  bijeenkomsten,  Inuten  de  wettig  gevestigde  Loges,  verboden  wordt. 

//Ik  heb  het  voordeel  hoogachtend  te  zijn  enz. 

//(w.  g.)  C.  VAN  i)ER  Vijver,  Eegeerend(???)  Mr.-." 

De  //Vereeniging  tot  oprichting  der  Loge  Post  Nnhlla  Lux"  gebruikte 
bij  haar  maconnieke  studiën  niets  anders  dan  het  Tableau  en  volstrekt 
geen  andere  Logeversierselen ;  zij  werkte  niet  naar  buiten,  maar  uitslidtend 
in  den  kring  van  wettig  aangenomen  BBr.-.  Vrijmetselaren,  uitsluitend 
als  een  afgesloten  maconnieke,  alleen  voor  werkelijke  Vrijmetselaren  toe- 
gankelijke Sociëteit;  zij  had  zelfs  nog  niet  eens  gearbeid,  en  zou  dien 
avond  haar  eerste  werkzaamheden  openen,  en  toch  bestempelde  Br.',  van 
DER  Vijver  haar  reeds  met  den  naam  van  clandestine  Loge ! 

Terwijl  Br.-,  van  der  Vijver's  zalvende  vermaning  onder  de  BBr.-. 
circuleerde,  hadden,  op  den  namiddag  van  20  Augustus,  de  BBr.".  Pool, 
LuLors  en  Baarslag,  in  hun  hoedanigheid  van  Voorzittende  Meesters 
der  Loges  Concordia  Vincit  Auiinos,  LjU  Paix  en  La  Bieu  Aimce,  welke 
Loges,  zooals  wij  reeds  hebben  gezegd,  haar  Vergaderingen  toenmaals  in 
het  lokaal  Frascati  hielden,  een  missive  aan  Br.-.  J.  Eduard  Stumpff 
gericht,  waarin  zij  hem  dreigden,  hem  gezamenlijk  de  huur  op  te  zeggen, 
als  hij  Br.-.  Polak  c.  -s.  niet  denzelfden  avond  de  deur  xdtzette,  en  voortaan 
zijn  lokalen  voor  hen  gesloten  hield.  Br.-.  Stumpff  antwoordde  daarop 
het  volgende : 


—    42    — 

//Ik  heb  Br.'.  Polak  mijn  woord  gegeven;  hij  kan  er  mij  van  ontslaan 
OU  niet  i/c.  Schoon  nu  ook  mijn  Ijehing  mij  dwingt,  te  gehoorzamen,  en 
ik  mij  dus  genoodzaakt  zie,  Br.'.  Polak  te  verzoekeu,  mij  voor  het  toe- 
komende van  mijn  woord  te  ontsLian,  zoo  kan  ik  uoclitans  voor  dezeu 
avond  onmogelijk  mijn  gegeven  woord  intrekken,  en  ik  zul  het  dan  ook 
houden,  wat  ook  de  gevolgen  van  mijn  ongehoorzaamheid  in  dit  opzieht 
mogen  wezen !" 

Van  al  die  kunstgrepen,  die  men  ouder  BBr.'.  Vrijmetselaren  niet  zoeken 
zou,  onbewust,  was  Br.'.  Polak  zeer  verbaasd,  reeds  in  den  morgen  van 
21   Augustus  het  volgende  schrijven  van  Br.'.  Stujipff  te  ontvangen: 

//Gisteren-namiddag  ontving  ik  een  missive,  ouderteekend  door  de  heeren 
G.  J.  Pool,  I.  D.  Lulofs  en  W.  Baakslag,  in  kwaliteit  als  Voorzittende 
Meesters  der  te  mijnen  huize  gevestigde  Loges,  met  de  bedreiging  dat, 
als  uw  Vergaderingen,  nu  en  in  het  vervolg,  te  mijnen  huize  zouden  plaats 
hebben,  alsdan  de  drie  gezamenlijke  Loges  mij  de  huur  opzeiden  tegen 
aanstaanden  November.  Zooals  gebleken  is,  heb  ik  mij  aan  die  bedreiging 
niet  gestoord,  daar  ik  geen  mogelijkheid  zag,  mijn  gegeven  woord  tegen 
L^  te  breken ;  echter  geloof  ik,  dat  UEd.  voor  het  vervolg'  mij  zoudt  willen 
ontslaan  van  uw  Vergadering  ten  mijnen  huize  ;  daar  U  mijn  bereidwillig- 
heid is  gebleken,  zal  UEd.  daardoor  echter  niet  een  aanzienlijk  gedeelte 
van  mijn  bestaan  willen  vernietigen. 

//Na  de  verzekering  mijner  oprechte  hoogachting  heb  ik  de  eer  te  zijn,  enz. 

//(W.    g.)    J.    EdUAKD    STOtPFF." 

Zoo  handelfleu  de  achtbare  (???)  Meesters  van  vier  te  Arasterdam  geves- 
tigde Loges,  waarschijnlijk  omdat  zij  vreesden,  dat  den  BBr.'.  de  oogen 
zouden  opengaan,  en  dat  hun  eindelijk  een  liclit  zou  schijnen,  dat  er  toch 
in  de  maconnieke  symboliek  werkelijk  iets  te  studeeren  was,  en  dat  door 
ditzelfde  licht  de  onkunde  en  onwetendheid  op  maeouniek  gebied  van 
menig  Logemeester  maar  al  te  klaar  zou  beschenen  worden. 

Zooals  wij  idt  de  brieven  van  Br.".  Ötv^mpff  aan  de  drie  Voorzittende 
Meesters  en  aan  Br.'.  Polak  gezien  hel)ben,  had  deze  zich  door  de  be- 
dreiging der  eerste  niet  laten  overhalen,  zijn  aan  Br.'.  Polak  gegeven 
woord  in  te  trekken.  De  eerste  Vergadering  had  dus  o])  don  vastgestelden 
dag  en  het  aangeschreven  uur  plaats. 

Ten  einde  zeker  te  ziju,  dat  deze  Vergadering  alleen  (h)or  wettig  aan- 
genomen BBr.'.  Vrijmetselaren  bijgewoond  werd,  had  men,  daar  nuMi  onmo- 
gelijk alle  BBr.'.  als  zoodanig  kou  kennen,  en  teneinde  ook  het  misbruik 
maken  van  de  introductiekaarteu  door  profanon  te  beletten,  besloten, 
niemand  toe  te  laten,  dan  nadat  hij  den  Br.'.  Dekker  het  gewone  paswoord 
had  afgegeven.  Deze  onschuldige  maatregel,  idt  voorzichtigheid  genomen, 
om  tot  geen  werkelijk  vergrijp  tegen  de  Orde  te  vervallen,  waaruit  de 
tcgenstauderSj    waarvan    men    toch,    gelijk    de  ondervinding  reeds  geleerd 


—    43    — 

had,  alle  mogelijke  tegenwerking  te  wachten  was,  diende  nu  tot  voor- 
wendsel van  een  schandelijk  kahaal,  daar  een  menigte  zoogenaamde  BBr.'.  — 
waarschijnlijk  door  hun  Voorzittende  Meesters  daartoe  aangezet,  —  het 
Paswoord  weigerden  af  te  geven,  en  in  massa  naar  binnen  trachtten  te 
dringen,  waarin  zij  intusschen  door  de  goed  genomen  voorzorgsmaatregelen 
niet  slaagden. 

Br.".  Stumpff  werd  natuurlijk  van  de  toezegging,  om  zijn  lokalen  gratis 
ter  beschikking  van  Br.\  Polak  c.  s.  te  stellen,  ontslagen,  eu  werden  na 
dien  tijd  de  bijeenkomsten  in  het  voormalig  Wapen  van  Ainderdarn,  hoek 
Kloveniersburgwal  en  Rusland,  gehouden. 

Met  het  oog  op  al  het  sedert  1S47  gebeurde,  en  bewust  dat  de  amster- 
damsche  Logemeesters  niet  stil  zouden  zitten,  om  de  nieuwe  Vereeniging 
omtrent  haar  wijze  van  werken  te  's  Hage  in  een  verkeerd  daglicht  te 
plaatsen,  werd,  ten  einde  allen  laster  te  voorkomen,  besloten,  aan  den 
Grootmeester-Nationaal  een  gedrukt  exemplaar  van  de  Statuten  der  Ver- 
eeniging, onder  geleide  van  de  volgende,  23  Augustus  1849  gedagteekende 
missive  te  doen  toekomen : 

//Mogen  wettig  aangenomen  BBr.-.  Vrijmetselaren  niet  bijeenkomen,  om 
zich  door  cursusmatig  onderwijs  in  de  grondbeginselen  der  K.".K.".  te  oefenen? 

//Mogen  zij  zich  daartoe  niet  van  het  Tableau  bedienen,  als  waarop 
symbolen  aanschouwelijk  zijn  voorgesteld,  welke  de  onderwerpen  hunner 
bespiegelingen  uitmaken  ? 

//Mogen  zij  hun  BBr.-.  niet  door  introductiekaarten  uitnoodigen,  dezen 
echt  ma9onnieken  arbeid  met  hen  te  deelen,  inplaats  van  hun  tijd  met 
drinken  en  spelen  in  de  zoogenaamde  ma(;onnieke  Sociëteiten  door  te 
brengen?  En  bestaat  er  een  artikel  in  de  wet,  dat  dit  recht  aan  wettige 
BBr.'.  Vrijmetselaren  kan  ontnemen? 

//Welnu,  de  //Vereeniging  tot  oprichting  der  Loge  Post  Nnhila  Lux," 
in  haar  billijk  verlangen  door  het  Groot-Oosten  andermaal  een  jaar  opge- 
houden, heeft  besloten,  om  haar  tijd  niet  werkeloos  door  te  brengen,  zich 
inmiddels  als  een  Sociëteit  of  Vereeniging  af  te  ronden,  eu,  in  afwachting 
van  den  uitslag  harer  bij  het  Groot-Oosten  hangende  zaak,  broederlijk 
bijeen  te  komen,  om  zich  in  de  K.-.K.-.  door  een  geregeld  onderwijs  te 
volmaken.     Heeft  zij  daarin  iets  omcetti(js  hedreven? 

//Dat  die  Vereeniging  altijd  den  wettigen  weg  zal  trachten  te  bewan^ 
delen,  zal  U  H.-.E.-.  uit  het  nevensgaand  conceptreglement  blijken. 

//Daar  zij  nu  al  haar  BBr.-.,  door  middel  van  introduetiebiljetten,  tot  het 
deelen  in  dezen  arbeid  uitnoodigt,  en  bedacht  is,  dat  kwaadwilligen  soms 
misbruik  van  die  kaarten  zouden  maken,  en  ze  aan  ingewijden  ter  hand 
stellen,  laat  zij,  -^  alle  BBr.-.  niet  persoonlijk  kennende,  —  voorzichtig- 
heidshalve, niemand  binnen,  dan  na  hem  het  Paswoord  afgevraagd  te 
hebben.     Steekt  daar  kwaad  of  misbruik  in? 

//En    evenwel    stoort    men    ons  zeer  onbrocderlijk  in  onzen  vreedzamen 


—    44    — 

arbeid,  en  Br.*,  van  der  Vijver,  die  de  raaconiiieke  dobbel-  en  drink- 
sociëteiten  niet  verontrast,  valt  ons  als  pesten  voor  de  Orde  aan,  vervolgt 
ons  op  een  verregaande  wijze,  en  zendt  herderlijke  brieven  aan  de  leden 
van  La  Charitc  rond,  waarvan  hier  een  afschrift  volgt,  en  waarin  hij  de 
open  bijeenkomsten  van  wettige  BBr.'.  Vrijmetselaren,  vergaderd  om  zich 
op  een  wijze  te  oefenen,  die  zij  zelven  aan  het  Groot-Oosten  hebben  bekend 
gemaakt,  met  den  hatelijken  naam  van  ciandesüite  I.oge  l:)estempelt. 

«Hel)ben  wij  dan  onze  Diploma's  als  ^Meesters  Vrijmetselaars  omctttuj 
gekregen,  of  maken  wij  van  onze  bijeenkomsten  misbruik,  om  in  de  profane 
wereld  te  arbeiden,  of  aan  protanen  Diploma's  uit  te  reiken?  Als  wij  dit 
deden,  dan  zon  die  vuile  benaming  op  ons  passen ;  thans  echter,  nu  wij 
slechts  hiuneu  den  kring  der  BBr.-.  arbeiden,  en  slechts  onze  BBr/.  uit- 
noodigen,  hun  snipperuren  met  ons  in  het  onderzoek  van  de  wetenschappen 
der  K.'.K.'.,  en  dus  tot  onze  en  hun  veredeling  te  komen  doorbrengen, 
moet  zulk  een  naam  ons  ten  hoogste  smarten. 

//Ik  heb  te  veel  eerbied  voor  de  Orde,  om  Br.',  van  der  Vijver  ge- 
rechtelijk voor  dien  op  mij  geworpen  blaam  van  meineedigheid  te  vervolgen, 
en  wend  mij  dus  tot  U  H.-.  E..,  opdat  U  H.'.  E.\  hierin  gelieve  te 
voorzien,  dat  men  ten  minste  ons  even  rustig  onze  nuttige  broederlijke 
bespiegelingen  late  voortzetten,  als  men  de  zoogenaamde  ma^onnieke 
Sociëteiten  spelen  en  drinken  laat.  Immers,  werkten  wij  daiidediiie,  wij 
zouden  geen  gemotiveerde  petitie  bij  het  Groot-Oosten  hebben  ingeleverd ; 
wij  zouden  onze  BBr.'.  niet  open  en  rond  tot  onze  werkzaamheden  uit- 
noodigen;  wij  zouden  niet  alles  in  het  werk  stellen,  om  een  wettige 
Constitutie  te  erlangen;  wij  zouden  niet  zoo  zorgviddig  waken,  om  niets 
te  doen,  wat  wij  niet  doen  mogen,  of  dat  strijflig  is  met  de  gi'ondwetten 
der  Orde. 

//Voordat  dus  een  schandelijke  lastertaal  U  IL'.  E.',  leugenachtige 
berichten  overbrenge,  besloot  ik  U  H.'.  E.',  langs  dezen  weg  en  door 
nevensgaande  stukken  de  blanke  waarheid  ter  kennis  te  brengen ;  mij  en 
mijn  Vereeniging  in  de  gunstige  bescherming  van  den  Vader  onzer  Orde 
aanbevelende,  heb  ik  de  eer,  enz. 

//(w.  g.)  M.  S.  Polak." 

Xauwlijks  had  Br.'.  Polak,  door  het  kabaal  op  den  avond  van  20  Au- 
gustus verl)itterd,  in  den  morgen  van  den  21^**^"  voormelden  brief  geschreven, 
of  hij  ontving  de  bewuste  missive  van  Br.-.  Stumpff;  hij  voegde  bij  zijn 
brief  aan   den  Grootmeester-Xaliouaal   nog  den  volgenden: 

II.'.  E.'.  Grootmeester-Nationaal ! 

//Klaagde  ik  in  nevensgaanden  brief  over  de  vervolging  van  Br.',  van 
DER  Vijver,  zooeven  ontving  ik  een  nog  schitterender  blijk  van  de  wraak 
der  BBr.'.  Lulofs,  Pool  en  Baarslag.  Zij,  die  nog  nooit  de  maconnieke 
speel-  en   driuksociëtciten  verontrustten,  vorderden  van  Br.'.  Stl'Mpff,  ten 


—    45    — 

wiens  liuize  zij  vergaderen,  en  waar  ook  wij  Maandagavond  jl.  onze  liijeen- 
konist  hielden,  dat  bij  ons  Maandagavond  de  deur  zou  uitzetten,  en  dreigden 
Br.-.  Stumpff  hem  met  primo  November  de  huur  op  te  zeggen  voor  hun 
drie  Loges,  ten  zijnen  huize  gevestigd,  bij  ahlien  hij  ooit  zou  dulden,  dat 
wij  weer  in  zijn  huis  bijeen  kwamen. 

//Zóó  kleingeestig  vervolgt  men  ons !  Zóó  hard  valt  men  de  goede  zaak 
aan !  Dat  is  toch  niet  l)roederlijk ! 

//Drie  Voorzittende  Meesters  handelen  op  zulk  een  onwaardige  wijze, 
en  verstooten  ons  uit  ons  verblijf,  alsof....  er  te  Amsterdam  nu  geen 
lokalen  meer  voor  ons  waren  de  vierde  doodverwt  ons  met  den  naam  van 
claiidextiue  Loge. 

//Door  een  clandesttne  Loge  versta  ik  een  gezelschap  personen,  niet 
wettige  Vrijmetselaren  zijnde,  die  onwettige  bijeenkomsten  houden,  en 
vahche  certificaten  aan  profanen  idtreiken ;  niet  echter  Avettige  BBr.'.,  die 
daarenboven  nog  alleen  binnen  den  kring  van  wettige  BBr.'.  arbeiden. 

//H.".  E.-.!  Wij  vertrouwen,  dat  Gij  deze  handelwijze  jegens  ons  niet 
billijken  zult;  wij  hopen,  dat  de  H.-.  E.-.  Vader  der  Orde  zijn  kinderen 
tegen  zeer  profane  verdrukking  en  vervolging  zal  beschermen.  Eerbiediglijk 
en  met  broederlijke  liefde  heb  ik  de  eer  te  wezen,  enz. 

//(w.  g.)  M.  S.  Polak." 

Daar  Br.".  Lulofs,  —  die,  gelijk  wij  reeds  blz.  33  gemeld  hebben,  te  'sHage, 
in  naam  van  Br.'.  Schouten,  het  voorstel  van  het  Groot-Besogne  had 
overgebracht,  die  het  dus  meer  van  nabij  wist,  hoezeer  men  Br.-.  Polak  e. -s. 
daar,  geheel  in  strijd  met  het  door  h  e  m  gedane  voorstel,  mishandeld 
had,  —  medeonderteekenaar  van  den  voormelden  brief  aan  Br.\  Stumpff 
was,  Averd  besloten  ook  aan  hem  een  schrijven  te  richten,  waarin  in  korte  en 
krachtige  woorden  uiteengezet  werd,  dat  het  Groot-Besogne  de  //Vereeniging 
tot  oprichting  der  Loge  Poü  Nnhila  Lvx"  als  zedelijk  lichaam  erkend,  en  als 
zoodanig  er  mede  onderhandeld  had,  dat  Br.-.  Polak  c. -s-.  dus  hun  bijeen- 
komsten op  wettige  wijze  hielden,  waarvan  ook  het  gednikte  Eeglement 
der  Vereeniging,  —  waaiwau  een  exemplaar  bijgevoegd  werd,  —  getidgde. 
Dat  het  met  het  oog  op  de  strekking  van  die  broederlijke  ])ijeenkomsten, 
dus  plichtmatig  ware,  die,  in  het  welbegrepen  belang  der  Orde  zelve  te 
bevorderen.  Voorts  werd  in  dit  schrijven  aangetoond,  dat  een  clandestine 
Loge  een  vereeniging  van  hedriegem  was,  die  zelven  nooit  wettig  in  de 
Orde  opgenomen,  nochtans  een  Loge  vormden,  en  vahche  certificaten  aan 
andere  profanen  uitreikten,  en  dat  dus  die  naam  niet  kon  worden  toegepast 
op  BBr.*.,  die  wettig  in  de  Orde  waren  opgenomen,  en  die  als  zoodanig, 
volgende  de  oudste  Statiiteu  en  CatecMsinen  A.QX  Ov({G,\\ei  onbetwistbare 
recht  hadden,  desverkiezeude  profanen  in  de  Orde  op  te  nemen.  Tenslotte 
werd  hem  het  liespottelijke  en  kleingeestige  onder  het  oog  gebracht,  om  Br.-. 
Stumpff  te  dwingen,  Br.-.  Polak  c.  s.  uit  ^m-ser/ii  te  verdrijven,  alsof  er  nu 
te  Amsterdam  geen  plaatsje  meer  voor  hun  l)ijeenkomsten  te  vinden  ware. 


—    U    — 

Al  (lezp  missiven  werden  met  de  noodige  bijlagen  verzonden.  Terwijl 
Br.\  LuLOFS  den  aan  liem  gericliten  ])rief  met  een  zeer  welsprekend  stil- 
zwijgen beantwoordde,  kwam  er  onder  dagteekening  van  8  September  1 849 
het  volgende  zeer  bevreemdende  en  geheel  en  al  op  de  meest  willekeurige 
schijngronden  berustende  antwoord  van  den  Cfrootmeester-Nationaal  in: 

,/I'w  Teekenplanken  van  1+  Juli  en  23  Augustus  jL,  ieder  met  twee 
Bijlagen,  zijn  bij  mij  ontvangen  en  aan  het  College  van  Groot-Ofhcieren 
medegedeeld.  In  afwachting  van,  en  onverminderd  de  ])eslissing  door  dat 
College  op  uw  aanvragen  te  nemen,  acht  ik  mij  verplicht,  U  te  doen 
kennen,  dat  de  bijeenkomst,  welke  door  ü  en  andere  BBr.-.  Vrijmetselaren, 
blijkens  de  stukken,  door  V  overgelegd,  reeds  is,  of  die,  welke  nog  nader 
mochten  worden  gehouden,  door  mij  als  strijdig  met  de  wet  worden  be- 
schouwd, en  ik  U  dus,  uit  kracht  van  het  gezag,  aan  mij  opgedragen, 
ten  ernstigste  aanmaan,  om  zoodanige  bijeenkomsten  verder  niet  te  houden, 
al  de  gevolgen  daarvan  voor  uw  rekening  latende. 

/,Ik  reken  er  op,  dat  deze  mijn  aanmaning  door  U  aan  al  de  BBr.-. 
Vrijmetselaren  zal  worden  bekend  gemaakt,  die  zich  met  U  totdusvcr 
vereenigd  hebben,  opdat  ieder  hunner  zich  daarnaar  zou  kunnen  gedragen. 

//Met  br.-.  heilbeden  noem  ik  mij,  enz. 

//De  Grootmeester-Nationaal, 
//(w.  g.)  Frederik,  Prins  der  Nederlanden. " 

Br.-.  Polak  l)racht  deze  missive,  gelijk  hem  daarin  gelast  werd,  voor 
de  besturende  Commissie  der  Vereeniging.  Een  algemeene  verontwaar- 
diging volgde  op  de  voorlezing,  en  met  algemeene  stemmen  werd  besloten, 
die  missive  op  de  volgende  wijze  te  beantwoorden : 

/,Ik  helj  uw  H.'.  E.',  missive  van  8  dezer  aan  de  uitvoerende  Commissie 
der  //Vereeniging  tot  oprichting  van  de  Eoge  Pos/  Xiihila  Lii.v"  voorgelegd, 
en  beu  zoo  vrij,  U  H.*.  E.',  met  alle  bescheidenheid,  de  bedenkingen  dezer 
Commissie,  als  lasthebster  van  haar  BBr.'.  mede  te  deelen. 

//Men  beroept  zich  in  die  missive  op  de  wet.  Maar  irclk  wetsartikel 
is  het  dan,  waaraan  hier  een  teruf/werkende  kracht  wordt  toegeschreven, 
en  dat  dus  aan  ]^Br.'.  Vrijmetselaren  rerkref/cn  rechten  kan  ontnemen  en 
hun  verbieden,  In-oederlijk  bijeen  te  komen,  en  hun  tijd  in  nuttige  bespie- 
gelingen door  te  brengen? 

//Daarbij  wordt  de  Wet  immers  geheel  eigenmachtig  den  vragenden  BBr.*. 
ffeKeif/enl,  en  hoe  zidlen  of  kunnen  deze  dan  weten,  ?rr// wet,  ro/ recht  is? 

//Zooveel  echter  vermeent  de  Commissie  met  zekerheid  te  weten,  dat 
wij  niet  tevergeefs  Vrijmetselaren  zijn  geworden.  Wij  hebl)en  bij  onze 
opneming  in  de  Orde,  wettige  ouomntootelijke  rechten  verkregen,  en  tot  die 
rechten  behoort,  dat  BBr.".  Vrijmetselaren  vrijelijk  mogen  bijeenkomen  en 
een    Sociëteit  vormen,  om  zich  in  de  X.-.K.'.  te  oefenen.     De  Commissie 


—    47    — 

venneeut  dan  ook,  dat  wij  ons,  vooral  daar  wij  dagelijks  lah-ijker  worden, 
en  dus  den  invloed  van  een  zoo  edele  poging  op  welgezinde  BBr/.  met 
den  dag  helderder  zien  uitkomen,  —  dat  wij  ons  dit  recht  niet  kunnen 
en  mogen  laten  ontnemen. 

,/Met  eerbied  noemt  zij  zich,  enz. 

//De  Commissie  der  Vereeniging  tot  oprichting  van  de  Loge 
Post  Nnhila  Ln.v,"  in  naam  van  alle  leden, 

//(w.  g.)  M.  S.  Polak,   Voorzitter." 

Stil  en  vreedzaam  zette  de  Vereeniging  haar  arbeid  voort,  zonder  zich 
te  storen  aan  hetgeen  van  buitenaf  tegen  haar  gewroet  werd.  Dat  was 
natuurlijk  een  ergerende  misrekening  voor  de  tegenpartij,  die  niets  liever 
wenschte  dan  haar  met  alle  kracht  ter  neder  te  trappen  en  tot  op  het 
laatste  spoor  te  vernietigen ! 

Andermaal  vergaderde  nu  het  Groot-Besogne,  om  over  dit  belangrijke 
vraagstuk  te  beraadslagen,  en  daar  men  der  Vereeniging  geen  op  waarheid 
gegrond  feit  kon  aanwijzen,  putte  men  zich  in  spitsvondigheden  uit,  om 
haar  in  een  uitvoerige  missive  zu-are  ver(jr'ijpen  tegen  den  vona  toe  te 
dichten,  en  haar  aan  te  toonen,  hoe  oiiveranticoordelijk,  hoe  ontzaglijk, 
hoe  hoog  strafbaar  zij  gezondigd  had,  door  haar  Bestuur  evenals  een 
Logeljestuur  in  te  richten,  en  daaraan  de  namen  van  de  gewone  Loge- 
ofhcieren  te  geven !  IMen  maakte  daaniit,  zeer  logisch  voonvaar,  de  gevolg- 
trekking, dat  zij  zich  de  rechten  eener  Loge  aanmatigde ;  men  vergat 
daarbij  echter,  dat  de  wezeulijke  bepaling  van  Loge,  een  werkplaats  is,  die 
in  drie  Graden  arbeidt,  en  profanen  in  de  Orde  opneemt,  iets,  dat  de 
Vereeniging  totdusver  volstrekt  niet  gedaan  had.  Deze  nege'n  folio-bladzijden 
beslaande,  door  iiet  geheele  Groot-Besogne  ouderteekende  missive  was  een 
samenraapsel  van  onzin  en  kinderachtige  spitsvondigheden,  waarmede  wij 
onze  lezers  niet  willen  vermoeien,  en  waarin  der  Vereeniging  andermaal, 
onder  bedreiging,  gelast  werd,  haar  bijeenkomsten  te  staken!  Dit  inter- 
ressaute  stuk,  dat  de  dagteekeuing  van  1.5  October  1849  droeg,  werd  als 
volgt  l)eantwoord : 

//Aan  het  Groot-Besogne  van  Nederland! 

//"Wij  hebben  uw  missive  ontvangen,  en  kmmen  ons  met  mr  interprctatiën 
van  enkele  jmnten  onzer  Eeglementen  niet  vereenigen. 

,/Ons  Reglement  draagt  tot  hoofdtitel :  //Reglement  voor  de  //Vereeniging 
tot  oprichting  van  de  Loge  Post  Kuhila  Lnx,"  en  gij  zijt  allen  te  ver- 
standig, om  over  een  onnauwkeurige  correctie  van  een  daarin  voorkomend 
artikel  te  willen  critiseeren. 

//Wij  verklaren  de  algemeene  Ordewet  aldus: 

//Een  Loge  is  slechts  denkbaar  als  lichaam,  dat  naar  hniten  werkt ;  wij 
arbeiden  binnen  den  kring  van  ons  zelven,  en  dat  mogen  wij  doen. 


—    48    — 

,/Als  onwrikbaar  reclit  liebl)en  wij,  l)ij  ons  intreden  in  de  Orde,  liet 
vermoo-en  gekregen,  om  bijeen  te  komen,  en  ons  van  het  ïablier  te  be- 
dienen,   dat    men    ons  gegeven  heeft,  en  ons  iu  onze  K.'.K/.  te  oefenen. 

,/Zoo  verklaren  n-ij  de  Ordewet,  en  hebben  daarom  ook  reeds  iu  een 
missive  van  15  October  aan  den  H/.  E/.  Grootmeester-Nationaal,  als 
mannen  van  eer  verklaard,  dat  wij  geloofden,  ons  dit  recht  niet  te  moeten 
laten  ontnemen. 

//Dagelijks  wordt  onze  kring  grooter,  daar  de  oudste  en  achtbaarste  BBr.". 
zich  bij  ous  aansluiten  ;  een  bewijs,  dat  wij  het  goede  eu  het  edele,  het 
welljegrepen  l)elang  der  Orde  willen. 

//Wij  willen  dus  den  vrede.  Wij  komen  niet  als  Fabins  iu  den  car- 
taagscheu  Senaat,  zeggende  :  Hier  is  oorlog,  hier  is  vrede,  kiest !  Wij 
roepen  u  nog  eenmaal  nadrukkelijk  toe :  Tl  ij  kUIcu  den  vrede !  rnaar 
verklaren  er  plechtig  bij :  //Worden  wij  door  U  gedwongen,  dan  zullen  wij 
de  leuze  kennen :  Vaincre  on  hiourir !  Dus :  wij  gaan  in  onze  wettige 
handelingen  voort! 

(w.  g.)  M.  S.  Polak." 

Op  deze  wijze,  niet  alleen  door  de  te  Amsterdam  gevestigde  Loges, 
maar  ook  door  het  Groot-Besogne,  in  weerwil  van  de  herhaeald  beloften,  dat 
het  de  zaak  behartigen  zou,  tegengewerkt,  begonnen  Br.-.  Polak  c.  h.  het 
moeielijke  van  hiui  toestand  maar  al  te  zeer  te  gevoelen,  om  niet  te 
wenschen,  aan  zulk  een  staat  van  zaken,  op  de  eeue  of  andere  wettige 
wijze  een  einde  gemaakt  te  zien.  Zij  voor  zich  hadden  de  zedelijke  over- 
tuiging, het  zuiver  Kettiye  spoor  geen  oogenblik  verlaten  te  hebben,  en 
wisten  nochtans,  —  en  nu,  daar  men  hen  niet  eens  als  raacounieke 
Sociëteit  wilde  laten  voortduren,  meer  dan  ooit,  —  dat  men  him  Yer- 
eeniging  nininier  als  Loge  zou  constitueeren.  Er  l)leef  hun  dus  niet  anders 
over  dan,  of  aan  een  of  ander  Groot-Oosten  in  het  buitenland  hun  geheelen 
toestand  open  te  leggen,  en  te  vragen  of  dit  hun,  wanneer  liet  Groot- 
Oosten  van  Nederland  op  de  in  Juni  IS. 50  te  houden  Vergadering  van  de 
Groot-Loge  hun  andermaal  een  Gonstitutie  bleef  weigeren,  een  Constitutie- 
brief  wilde  verleenen,  of  zich,  —  naar  de  maehtsbevoegdheid  van  wettig 
opgenomen  en  zoo  onrechtvaardiglijk  verdrukte  en  vertrapte  Vrijmetselaren,  — 
zelven  té  constitueeren  en  tot  een  onafhankelijke  Loge  te  verklaren.  Het 
laatste  scheen  hun  in  de  gegeven  omstandigheden  echter  te  overijld  toe ; 
daarbij  wilden  zij  zich  stipt  houden  aan  het  door  hen  met  het  Groot- 
Besogne  voor  een  jaar  gesloten  verdrag.  Zij  wilden,  hoe  onbroederlijk 
ook  behandeld,  het  Hchijnrecht,  het  vornirecht  tot  het  uiterste  toe  eerbie- 
digen, en  zich  dus  eerst  vergewissen,  dat  er  ook  bij  de  Groot-Oostens 
in  het  buitenland  geen  hulp  te  verkrijgen  was,  alvorens  den  laatsten 
stap  tot  hun  behoud  te  doen,  en  hun  recht,  tegen  onrecht  en  geweld 
in  de  weegschaal  werpende,  zichzelven  als  onafhankelijke  Loge  te  con- 
stitiieereii. 


—    49    — 

Zij  namen  dus  het  besluit  zich,  met  openlegging  van  hun  beginselen  en 
omstandigheden,  voorshands  naar  r>elgië  te  wenden,  en  het  Groot-Oosten 
van  België  te  vragen,  of  het  hun,  voor  het  geval,  dat  het  Groot-Oosten 
van  Nederland  hun,  —  gelijk  te  voorzien  was,  —  in  Juni  18  50  een  Consti- 
tutie mocht  weigeren,  een  Constitutiebrief  zou  willen  verleenen,  en  zij  hielden 
dezen  maatregel  voor  den  nood  zóó  weinig  verborgen,  dat  zij  het  Groot- 
Oosten  van  België  ruiterlijk  machtigden  er  desnoods,  aan  het  Groot-Besogne 
in  den  Haag  kennis  van  te  geven. 

Een  exemplaar  van  de  beginselen,  alsmede  een  van  het  Reglement 
der  Yereeniging,  gevoegd  bij  een  nauwkeurig  verslag  van  alles,  wat  er  in 
deze  zaak  tot  op  dat  tijdstip  was  voorgevallen,  werd  aan  den  Grootmeester- 
Nationaal  van  het  Groot-Oosten  van  België  gezonden,  en  er  op  gewezen, 
dat,  daar  men  de  Vereeniging  niet  als  maconnieke  Sociëteit  wilde  laten 
bestaan,  zij  voorzeker  geen  hoop  had,  op  de  aanstaande  vergadering- 
van het  Groot-Oosten  een  Constitutie  tot  vestiging  van  een  Loge  te 
zidlen  verkrijgen,  dat  zij  dus  weuschte  te  weten,  of  zij,  m  dat  geval,  een 
Constitutie  van  het  Groot-Oosten  van  België  zou  kunnen  erlangen. 

De  Yereeniging  ontving  daarop  den  volgenden  merkwaardigen  brief, 
dien  wij  vertaald  teruggeven : 

-O.-,  van  Brussel,  den  28  d/.  d.-.   7.-.  m.-.   5849. 

//De    Groot-Secretaris    van    het    Groot-Oosten    van  België  aan  den 
Z.-.  A.-.  Br.-.  M.  S.  Polak,  enz. 

//Onze  Groot-meester- Nationaal  heeft  ons  uw  Teekenplank  medegedeeld, 
welke  gij  hem  2  dezer  gezonden  hebt,  en  waarin  gij  aan  het  Groot-Oosten 
van  België  een  Constitutiebrief  vraagt  voor  de  Loge,  die  gij  in  uw  O.-, 
onder  den  titel  van  Pont  Nuhila  Lux  wenscht  op  te  richten. 

//Wij  zijn  getroffen  door  dezen  stap ;  niet  alleen  strekt  die  ons  tot  onder- 
pand van  de  gevoelens  van  genegenheid,  welke  de  Vrijmetselaren  in  Neder- 
land steeds  aan  den  dag  hebben  gelegd  voor  hun  bem.-.  BBr.-.  in  België, 
hij  bewijst  daarenboven,  dat  gij  bij  het  Groot-Oosten  van  België  het  ver- 
langen veronderstelt,  om  de  redelijke  jjoginyen,  die  ten  doei  hebben  den 
vooruitgang  en  het  practische  nut  der  magonuieke  werkzaamheden,  te  steunen. 

//Gij  hebt  goed  gezien,  bem.-.  Br.-.,  deszelfs  vurigste  wensch,  de  voort- 
durende drijfveer  van  deszelfs  Bestuur  is,  de  "Vrijmetselarij  tot  haar  waren 
geest  terug  te  brengen,  teneinde  haar  hare  plaats  te  doen  behouden  aan 
het  hoofd  der  instellingen,  die  de  beschaving  trachten  te  bevorderen, 
zonder  echter  ooit  den  vredelievenden  en  rechtmatigen  weg  te  verlaten, 
haar  door  haar  oude  wetten  voorgeschreven. 

//Het  is  dus  met  een  oprecht  leedwezen,  dat  het  zich  thans  in  de  onmo- 
gelijkheid bevindt,  aan  het  verzoek,  waarmede  gij  het  vereerd  hebt,  te 
kunnen  voldoen.  Het  kan  er  niet  aan  voldoen,  zonder  de  macht  te  buiten 
te  gaan,  die  het  krachtens  haar  statuten  heeft. 

4 


—    50    — 

//Door  liet  Hoofdl)estuiir  der  symbolieke  Gr;\deii  uitsluitend  iii  België 
geconstitueerd,  meent  het  niet  bevoegd  te  zijn,  gezjig  uit  te  oefenen  buiten 
de  grenzen  van  haar  grondgebied.  Overigens  zou  het,  door  op  deze  wijze 
zijn  plicht  te  vergeten,  zelf  de  beginselen  veroordeeleu,  die  het  in  een 
soortgelijke  omstandigheid  tot  maatstaf  hebben  gediend.  Heeft  het  Groot- 
Oosten  van  België  troiiwens  niet  een  Loge  te  Gent  onregelmatig  verklaard, 
die,  na  de  algeheele  scheiding  van  de  beide  fracties  van  het  oude  Ko- 
ningrijk der  Nederlanden,  het  gezag  is  blijven  erkennen,  van  een  Groot- 
Oosten,  dat  vreemd  was  geworden  aan  België?  Heeft  het  niet  ook  den 
goeden  maatregel  van  het  Groot-Oosten  van  Frankrijk  toegejuicht,  dat  een 
Constitutiebrief  geweigerd  heeft,  die  haar  ten  gevolge  van  de  jongste  staat- 
kundige gebeurtenissen  door  een  in  België  gevestigde  Loge  gevraagd  werd  ? 

//Wij  laten  het,  bem.\  Br..,  aan  uw  wijsheid  over,  deze  beweegreden 
naar  waarde  te  schatten.  Gij  zult,  wij  houden  er  ons  van  overtuigd,  erken- 
nen, dat  onze  weigering  voorgeschreven  wordt,  zoowel  door  onze  statuten, 
als  door  den  broederlijken  eerbied,  die  wij  verschuldigd  zijn,  aan  de  macon- 
nieke  Besturen  van  het  Buitenland,  en  door  die  hoogste  wet  van  onze 
instelling,  om  aan  anderen  niet  te  doen,  wat  men  niet  wenscht  dat  ons 
gedaan  worde. 

//Met  de  betuiging  van  ons  leedwezen,  dat  Avij  aan  uw  nieuwen  Tempel 
niet  het  zegel  van  een  officiëele  wijding  kunnen  hechten,  brengen  Avij 
tevens  hulde  aan  de  verlichte  en  edelmoedige  denkbeelden,  die  deszelfs 
stichters  bezield  hebben,  en  met  onze  gelukwenschen,  geven  wij  u  en  de 
uwen  de  verzekering  van  onze  broederlijke  toegenegenheid,  enz. 

//De  Secretaris  van  het  Groot-Oosten  van  Ikdgië." 

Na  zich  door  dezen  brief,  en  een  daarop  gevolgde  correspondentie,  die 
wij  kortheidshalve,  liier  met  stilzwijgen  voorbijgaan,  overtiügd  te  hebben, 
dat  zij  ook  in  België  geen  Constitutie  kon  verwachten,  nam  de  bestiu'ende 
('ommissie  der  Vereeniging  het  volgende  l)esluit: 

//Aangezien  wij  ons  ten  volle  overtuigd  houden,  dat  wij  van  lu^tCiroot- 
Oosten  van  Nederland  niminer  een  (Jonstitutie  te  wachten  hebben ;  aangezien 
ook  onze  pogingen,  om,  in  geval  van  nood,  van  het  Groot-Oosten  vau 
België  een  Constitutie  te  erlangen,  zonder  gewenscht  gevolg  zijn  gebleven, 
en  het  dus  niet  onwaarschijnlijk  is,  dat  ook  de  andere  Groot-Oostens  in 
het  buitenland  dezelfde  gedragslijn  konden  volgen;  en,  voorts  in  aanmer- 
king nemende,  dat  zelfs  deze  daad,  waartoe  onrecht  en  geweld  ons  dwingen, 
en  die  wij  alleen  verrichten,  om  zelfs  het  vormrecht  tot  op  het  uiterste  te 
eerbiedigen,  door  onze  tegenstanders  geheel  anders  kou  worden  beoordeeld, 
en  voor  een  niet  nationale  handeling  kon  worden  uitgekreten;  aangezien 
er  dus  voor  ons  geen  ander  alternatief  overblijit  dan,  of  ons  te  ontbin- 
den, onuhit  UHMi  ons  toch  zelfs  als  Sociëteit  niet  wil  dulden,  —  en 
meineeilig    te    worden     tegen     (U'    begiuseh'n,   welker   vasihoudiuü'  Mij   her- 


—    51    — 

liaalde  nialeu  plechtig  bezworen  liel)l)eii,  of,  wanneer  het  CTroot-Oosteu  ons 
ditmaal  wederom  een  Constitutie  blijft  weigeren,  naar  het  onbetwistbare, 
hidoriHcla'  en  herdeJl'uje  recht  van  den  wettig  opgenomen  Meester  Vrijmetse- 
laar, ons  zdveit  te  eonstitueeren,  —  zoo  besluit  de  besturende  Commissie 
der  //Yereeuiging  tot  oprichting  der  A.-.  T.oge  FodNnhüa  Lk.v"  het  volgende: 

ii\o.  Dat  er  een  Vergadering  zal  belegd  worden  op  den  avond  van  26 
Mei,  —  den  dag,  waarop  het  Groot-Oosten  te  's  Hage  zal  vergaderen, 
en  over  onze  zaak  uitspraak  doen,  —  om  zoo  vereenigd,  deu  uitslag  der 
beraadslagingen  van  het  Groot-Oosten  af  te  wachten,  van  welke  een  der 
onzen,  opzettelijk  te  dien  einde  naar  's  Hage  gezonden,  ons  nog  denzelf- 
den avond  het  verslag  zal  ovei'brengen. 

//2".  Dat,  wanneer  het  ons  uit  dat  verslag  mocht  blijken,  dat  men 
ons,  —  na  drie  volle  jaren  van  druk  en  miskenning  uit  de  hoogte,  — 
andermaal  een  Constitutie  weigerde,  de  Vereeuiging  geen  vruchtelooze 
pogingen  meer  bij  het  (xroot-Oosteus  van  Nederland,  en  geen  twijfelachtige 
stappen  meer  bij  Groot-Oosten  in  het  bidtenland  zal  doen ;  maar  zich 
van  dien  stond  af,  zelve  ah  Lo(/e  (/econditueerd  zal  doeti.  verklareu. 

1/3  .  Dat  er  van  dit  besluit  een  (/eiiioüveerd  rapport  zal  worden  \\\t- 
gebracht,  in  de  Vergadering,  op  den  avond  van  26  Mei  te  houden ;  welk 
rapport  zal  woi*den  onderteekend  door  teekenlijsten,  waarop,  —  nadat  de 
Vereeniging  voor  oiitboudeu  en  de  Loge  voor  geconstitueerd  verklaard  zal 
wezen,  —  alle  leden  der  Vereeniging,  die  zich  met  dit  besluit  konden 
vereenigen,  als  leden  der  Loge  konden  overteekenen ;  aan  allen  echter, 
die  zich  bezwaard  gevoelen  dezen  gewichtigen  stap,  die  nochtans  alleen 
onze  bezworen  beginselen  kan  redden,  met  ons  te  doen,  de  faciüteit 
overlatende,  terug  te  treden. 

//4°.  Dat  men  echter,  om  dezen  noodzakelijken  stap  zoo  mogelijk  nog 
^e  voorkomen,  vooraf  alle  denkbare  middelen  zou  in  het  werk  stellen,  om 
het  Groot-Oosten  te  bidden  en  te  smeken,  van  zijn  verkeerden  weg 
terug  te  komen,  en  ons  een  Constitutie  te  verleenen. 

Niettegenstaande  Br.'.  Polak  c.  -s.  met  den  dag  den  vijandigen  geest 
tegen  hen  zagen  toenemen;  niettegenstaande  Br.-,  van  dek  Vijver  nog 
op  12  November  1849,  in  een  alleronnoodigsten  herderlijken  zendbrief 
zijn  bijzonder  vijandige  gezindheid  tegen  hen  aan  den  dag  legde,  — - 
besloten  zij  van  hun  voornemen  geen  haarbreed  af  te  wijken,  en  al  het 
mogelijke  aan  te  wenden,  om  de  Loges  in  Nederland,  die  het  Groot- 
Oosten  uitmaken,  van  haar  verkeerd  standpunt  tegenover  hen  terug  te 
brengen. 

In  dien  geest  richtte  de  Vereeniging  den  2'^*"  December  1849  de 
volgende  missive  aan  alle  Loges  in  Nederland: 

//Wij  zijn  zoo  vrij,  U  bij  deze  het  voorloopig  Concept-Keglcment  onzer 
Vereeniging  aan  te  bieden ;  gij  zult  daaruit,  —  Hoofdstuk  II,  Art.  4 
tot  9,  —  onze  hefjlnueleu  en  onze  hedoeVuKjen  leeren  kennen. 

4^ 


—   5:2  — 

«Deze  beginselen  ziju  niet  slechts  door  het  Groot-Besogne  van  Nederland 
(/oedgekeitrrl,  maar  worden  zelfs  door  Groot-Oostens  in  het  buitenland 
gehuldiü,-d,  en  in  dier  voege  zelfs  als  eclit  macounieke  erkend,  dat  zij 
ons,  bij  hun  hartelijken  heilwenseli  voor  onze  edehnoedigeu  en  verlichte 
pogingen,  om  de  Vrijmetselarij  tot  het  hoofd  aller  beschavende  maat- 
schappelijke inrichtingen  te  verheften,  zonder  van  haar  aloude  instellingen 
af  te  wijken,  voor  altijd  van  hun  broederlijke  toegenegenheid,  liefde 
en  hulp  verzekeren. 

//En  evenwel,  BBr.'.!  worden  wij  van  veel  kanten  tegengewerkt,  alleen 
omdat  wij,  —  gij  ziet  het  uit  ons  Eeglement,  —  het  goede  willen. 
Want  niet  slechts  tracht  men  onze  constituteering  op  alle  mofjelijhe  icijzen 
tegen  te  gaan,  maar  men  wil  ons  zelfs  onzen  vreedzamen  arbeid  binnen 
den  kring  onzer  wettige  BBr.'.  beletten. 

wik  zal  niet  vragen:  Is  het  broederlijk?  Is  het  Inllijk?  Is  het  wettig?  ..  . 
Ik  vraag  alleen :  Is  het  staatkundig  ? 

«Moet  er  dan  volstrekt  een  scheuring  in  het  Groot-Oosten  van  Xeder- 
land  komen,  omdat  men  in  het  O.',  van  Amsterdam  een  zesde  Loge  wil 
stichten,  daar  er  toch  vijf  achtereenvolgens  zijn  opgericht  ? 

//Wij  kunnen,  wij  mogen,  maar  ook  wij  zullen  ons  eerlijk  en  redelijk 
beginsel  nimmer  aan  willekeur,  aan  machtspreuk  en  verdrukking  opofteren, 
fen  wij  behoeven  dit  ook  niet,  daar  wij  door  de  geheele  maconnieke 
wereld  heen,  krachtige  hulp  kunnen  en  zullen  verwerven ! 

//Evenwel  willen  wij  alles  aanwenden  om  ons  te  vrijwaren  tegen  de 
schuld  aan  de  scheuring,  die  er,  bij  weigering  van  de  door  ons  begeerde 
Constitutie,  noodzakelijk  in  het  Groot-Oosten  van  Nederland  moet  geboren 
worden,  en  wenden  daartoe,  bij  deze  nog  eenmaal  een  ernstige  en  laatste 
poging  aan,  door  de  gezamelijke  Loges  in  Nederland  op  het  wezenlijk 
belang  der  Vrijmetselarij  hier  te  lande  opmerkzaam  te  maken.  Eén  Loge 
in  het  O.",  van  Amsterdam  meer,  en  wel  steunende  op  beginselen  als  de 
onze,  zal  der  Vrijmetselarij  in  Nederland  waarlijk  geen  ««r/ee-/ berokkenen. 
Maar  het  liefdeloos  weigeren  van  een  Constitutie  zal  en  moet  noodzakelijk 
een  scheuring  in  het  Groot-Oosten  van  Nederland  te  weeg  brengen. 

//BBr.-. !  wikt  dus  en  weegt,  wanneer  het  over  deze  reeds  te  lang 
hangende  zaak,  op  het  aanstaande  Groot-Oosten  tot  een  stemming  zal 
komen.  Het  geldt  hier  de  Injzonderen  belangen  uwer  BBr.'.,  die  u  nooit 
aanstoot,  en  althans  geen  reden  tot  afstooten  gegeven  hebbeu ;  maar  het 
geldt  ook  vooral  de  algemeene  belangen  der  Vrijmetselarij  in  Nederland ! 
AVikt  en  weegt  dus  wel,  en  dwingt  ons  niet,  om.  ran  u  af  te  gaan !  De 
weg  daartoe  is  reeds  veelzijdig  afgebaand;  maar  de  schuld  en  de  onafzien- 
bare gevolgen  van  zulk  een  l)egin,  zouden  dan  geheel  voor  uice,  niet  voor 
onze  rekening  konuni ! 

//In  naam  der  Vereeniging  enz. 
//(w.  g.)  :M,  S,  Polak." 


—    53    — 

Toorts  werd  Ijesloten,  ten  einde  de  stemg-ereehtigde  Afgevaardigden  der 
Loges  beter  omtrent  de  bedoelingen  en  beginselen  der  Vereeniging  in  te 
lichten,  den  26^'^*="  Mei,  als  den  dag,  waarop  in  dat  jaar  de  Vergadering 
van  het  Groot-Oosten  zon  plaats  hebben,  een  der  leden  naar  deit  Haag 
te  zenden,  die  een  exemplaar  van  die  beginselen  aan  al  de  stemgerechtigde 
Afgevaardigden  zou  ter  hand  stellen,  en  hen  te  verzoeken  daarvan  inzage 
te  nemen,  alvoreas  hun  stem  uit  te  brengen.  Diezelfde  Br.',  zou  tevens 
gedurende  de  Vergadering  van  het  Groot-Oosten  te  's  Hage  blijven,  en 
Br.-.  Crooswijk  zou  hem  dan,  onmiddellijk  na  de  behandeling  der  zaak 
van  Br.".  Polak  c.  s.  bericht  van  den  uitslag  geven,  opdat  hij  nog  den- 
zelfden avond,  in  de  ten  dien  einde  te  beleggen  Vergadering  van  de 
Vereeniging,  verslag  van  de  op  het  Groot-Oosten  gevallen  beslissing,  zou 
kunnen  idtbrengen.  Br.'.  Polak,  die  alles  wilde  aanwenden,  wat  in  staat 
was,  om  aan  de  zaak  een  gunstigen  afloop  te  verzekeren,  gaf  aan  dien 
Br.',  bovendien  nog  brieven  mede  aan  den  Grootmeester-Nationaal,  aan 
de  BBr.'.  van  Rappard,  van  Dam  van  Isselt,  Veuwey  Mejan  en  Jan 
Schouten,  waarin  hij  dringend  verzocht,  dat  men  hem  en  de  zijnen  toch 
niet  zou  dwingen,  een  eigenmachtigeu  stap  te  doen,  die  ofschoon  in 
de  A^rijmetselarij  niet  vreemd  ')  hen  nochtans  hard  zou  vallen. 

Vol  verwachting  verbeidde  men  in  de  Vergadering,  welke  26  Mei  1850 
door  de  ,/ Vereeniging  tot  oprichting  der  Loge  Fo'it  Nuhlla  Lux"  te  Am- 
sterdam gehouden  werd,  de  terugkomst  van  den  naar  's  Hage  afgevaardigden 
Br.'.;  — Br.'.  Polak  had  intusschen  den  leden  kennis  gegeven  van  de  voor- 
melde Commissiebesluiten  (zie  blz.  50  en  51),  en  om  aan  te  toonen  dat  voor- 
beelden van  zelfcomtitneering  in  de  Orde  niet  vreemd  waren,  gaf  hij  een 
vluchtige  schets  van  de  geschiedenis  der  Vrijmetselarij.  Eindelijk  sloeg 
het  beslissende  iiur ;  tegen  elf  uur  in  den  avond  kwam  de  naar  's  Hage 
afgevaardigde  Br.',  met  de  tijding  terug,  dat  het  verzoek  om  een  Constitutie 
finaal  was  afgewezen. 

Br.'.  Polak  c.  «.,  die,  gelijk  uit  de  totdusver  gevoerde  correspondentie 
blijkt,  zich  gekromd  en  tot  bidden  en  smeeken  vernederd  hadden,  welke 
vernedering  slechts  diende  om  voedsel  te  geven  aan  de  trotschheid  en 
onbroederlijkheid  der  tegenpartij,  hadden  zich  dus  niet  in  hun  verwachtingen 
bedrogen ! 

Na  het  vernemen  van  deze  niet  onverwachte  tijding  stonden  BBr.*. 
bestuurderen  van  de  Vereeniging  op,  en  verklaarde  Br.'.  Polak  in  hun 
naam,  terwijl  er  een  plechtige  stilte  heerschte,  de  Vereeniging  ontbonden, 
en  de  Achtb.'.  Loge  Fod  NiMla  Z/^c  geconstitueerd  !  Een  driewerf  f/m/.' 
werd  luid  en  daverend  door  alle  BBr.'.  aangeheven,  en  toen  de  teeken- 
lijsten    tot    deelneming    aan    het   lidmaatschap    der  nieuw  geconstitueerde 

^)  Op  deze  wijze  toch  hadden  zich  toen  reeds  te  Berlijn  drie,  te  Parijs  drie,  te 
Londen  twee  en  te  Brussel  insGjelijks  ticie  iiia9onnickc  Grootmachten  gevormd,  om 
van  andere  geïsoleerde  Loges,  die  loettig  erkend  waren,  niet  te  spreken. 


—    34    — 

Loge  circuleerden,  waren  er  onder  de  aauAvezigen  slechts  twee  BBr/.,  die 
totdusver  leden  van  de  wVereeniging  tot  oprichting  der  Loge  Pont  Kiihlla 
Liuv'  geweest  waren,  die  zich  bezwaard  gevoelden,  bij  de  nieuwe  corporatie 
zich  aï^  te  sluiten.  Nadat  deze  beiden  vertrokken  waren,  Averd  besloten,  een 
wet  voor  de  Loge  Pont  Nnhilu  Lux  te  ontwerpen,  die  te  laten  dnxkken, 
en  met  de  beginselen,  onder  geleide  van  een  in  de  latijnsche  taal  gestelde 
missive,  de  kennisgeving  van  deze  zelfconHÜtneering  bevattende,  zoo  spoedig 
doenlijk  aan  alle  Loges  en  Groot-Loges  in  Europa,  en  dns  ook  aan  het 
Groot-Oosten  van  Nederland  te  doen  toekomen.  Men  kan  dus  Br.\  Polak  c.  s. 
niet  verwijten,  dat  zij  in  alles  niet  open  en  rond  gehandeld  hebbeu. 

De  openbare  plechtige  installatie  der  nieuw  geconstitueerde  Loge  werd, 
omdat  er  nog  tijd  noodig  Avas,  om  de  noodige  Logedecoratiën  te  laten 
vervaardigen,  tot  26  Augustus  1850  uitgesteld. 

Onder  dagteekeuing  van  5  Juni  1850  ontving  Br.".  Polak  de  volgende 
missive  van  het  Groot-Oosten : 

//De    Groot. Secretaris   enz.    aan  den  Z.".  A.'.  Br.'.  M.  S.  Polak 
te  Amsterdam. 

//Ik  heb  het  voordeel,  hierbij  aan  V  A.\  te  doen  toekomen,  een  extract 
uit  het  Register  der  Resolutiën  van  het  Groot-Oosten,  het  gedaan  verzoek 
tot  oprichting  eener  Loge  betreffende,  en  mij  met  achting  te  noemen,  enz. 

//(w.  g.)  F.  A.  VAX  Rappahd." 

//Extract  uit  de  Resolutiën  van  het  Groot-Oosten  der  Vrijmetselarij 

in  het  Koningrijk  der  Nederlanden. 
//In    's  Gravenhage,    op    Zondag,    den    2fi.-.    d.-.  d.-.  o.-,  m.'.  v.*. 

h.-.  j.-.  d.-.  w.-.  L.-.   5850. 

//De  Z.\  Y.\  Br.'.  Ged.'.  Gr.'.  ^I.'.-Nat.'.  opent  het  Groot-Oosten,  enz. 
Aan  de  orde  zijnde,  het  verzoek  van  Br.'.  M.  S.  Polak  c.  s.  te  Amsterdam, 
tot  het  oprichten  eener  nieuwe  Loge  aldaar,  onder  den  naam  van  Posi 
Nubila  Lii.v,  in  verband  tot  hetgeen  deswege  in  de  Vergadering  van  het 
vorige  jaar  verhandeld  is,  enz. 

//Het  Groot-Oosten,  in  het  midden  latende  oi' het  nuttig  en  nootlzakelijk, 
dan  wel  noodeloos  en  schadelijk  zou  zijn,  om  de  bij  de  wet  gevorderde 
machtiging  te  verleenen  tot  oprichting  van  een  uieuMe  Loge  in  een  Oosten, 
waarin  reeds  vijf  werkplaatsen  bestaan,  —  en  gelet  op  de  omstandigheid, 
dat  in  het  verzoek,  zooals  het  aan  dit  (iroot-Oosten  is  gericbt,  in  verband 
met  de  gedrukte,  aan  dit  Groot-Oosten  medegedeelde  stukken,  sedert  van 
de  verzoekers  uitgegaan,  eenige  van  de  daarbij  ontwikkelde  lieginselen  iu 
strijd  zijn  met  die,  welke  bij  bet  bestaande  wetlioek  zijn  aangewezen,  als 
te  moeten  uitnuiken  de  wettelijke  grondslagen  van  elke,  onder  het  Groot- 
Oosten  van  Nederland  resorteerende  werkplaats, 

//Verklaart:   dat  aan  de  aanvragen  van  den  A.'.  Br.'.   M.  S  Polak  c.  s. 


—    55    — 

om  een  Constitutiebrief  voor  een  nieuwe  Loge  in  het  Oosten  van  Amsterdam 
zooaU  die  daar  is  Uf/f/cudc,   niet  kan  worden  voldaan. 

//Accordeert    met    het    voorgeschreven    Register, 
//(w.  g.)    F.  A.  VAN  Rappaud,  Groot-Secretaris." 

Let  wel,  waarde  lezer!  Die  l)eginselen  kende  men  reeds  sedert  184-7, 
en  na  drie  jaren  kwam  men  eerst  tot  de  keunis,  dat  daarin  enkele  met 
de  bestaande  wet  strijdige  punten  waren !  Die  punten  werden  intusschen 
niet  genoemd,  hetgeen  men  toch  Inllijkerwijze  had  mogen  verwachten.  Hoe 
kon  Br.-.  Polak  trouwens  ook  weten,  dat  zijn  beginselen,  die  in  elk  geval 
niet  strijdig  waren  met  de  algemeene  Ordesbeginselen,  in  strijd  waren  met 
de  JiimhovdelijJce  wet  van  het  Groot-Oosten  van  Nederland,  welke  wet  hem 
niet  bekend  was,  daar  men  pertinent  bleef  weigeren,  hem  daarvan  een 
exemplaar  te  leveren !  Eeu  dmdelijke  omschrijving  der  strijdige  punten 
met  de  daarop  betrekking  hebbende  wetsartikelen  had  men  tot  inlichting 
der  hieromtrent  in  duisternis  verkeerende  BRr.'.  billijkerwijze  mogen  ver- 
wachten ! 

Neen,  het  hoogste  maconnieke  lichaam  in  Xederland  gaf  er  de  voorkeur 
aan,  zijn  uitspraak  te  gronden  op  motieven,  die  het  opzettelijk  verborgen 
hield.     Geen  profane  rechtbank  zou  aldus  handelen  ! 

Met  kennisgeving,  dat  de  //Yereeniging  tot  oprichting  der  Loge  Pod 
NiihiJa  Lii.r"  zich  26  ^lei  jl.  tot  Loge  geconstitueerd,  en  dat  zij  daarvan 
bericht  gezonden  had  aan  alle  Loges  in  Europa,  alsmede  ouder  toezending 
van  de  inmiddels  afgedrukte  wet  der  nieuwe  I.>oge,  werd  onder  dagteeke- 
ning  van  18  Juni  1850  onderstaand  schrijven,  tevens  als  antwoord  op  de 
voormelde  missive  van   5  Juni,  aan  het  Groot-Besogne  afgezonden : 

//^let  smarte  hebl)en  wij  uit  uw  missive  van   5  dezer  vernomen : 

//Dat  aan  onze  aanvrage,  zoonis  zij  daar  is  liggende,  niet  kou  worden 
voldaan,  omdat  in  het  verzoek,  zooals  het  aan  dit  Groot-Oosten  is  ge- 
richt, in  verband  met  de  gedrukte  en  aan  flit  Groot-Oosten  medegedeelde 
stukken,  —  sedert  van  de  verzoekers  uitgegaan,  —  etoiJge  van  de  daarljij 
ontwikkelde  beginselen  in  strijd  zijn  met  die,  welke  bij  het  bestaande 
wetboek  zijn  aangewezen,  als  te  moeten  uitmaken  de  wettige  grond- 
slagen van  elke,  onder  het  Groot-Oosten  in  Nederland  resorteereude 
werkplaats." 

//Wij  kunnen,  bem.-.  en  hooggeschatte  B"Br.-.,  en  wij  mogen  niet  van 
u  vergen,  dat  gij  mr  l)eginselen  aan  ons  xult  ten  otfer  brengen ;  maar  gij 
kunt,  gij  zidt  dan  ook  van  ons  niet  verlangen,  dat  wij  onze  beginselen  op 
theoretische  en  practisehe  wijsgeerige  en  historische  overtuigingen  steunende, 
om  uwentwil  verzaken  en  afzweren  zidlen !  Is  niet  verdraag zaaiuheid  en 
de  vrije  ontwikkeling  van  beginselen  en  overtuigingen,  de  onafdinghure 
voon\'aarde  van  alJe  welgeordende  en  vrijzinnige  burgermaatschappijen'? 
//En  als  nu  de  profane  maatschappij  een  zóó  hooge  deugd  uitoefent,  zal 


—    56   — 

dan  fle  Broecltrschajj  zich  heiicdeu  de  profoiie  wereld  verlagen,  door  de  hooge 
deugd  der  verdraagzaamheid  nit  ie  slniteu,  en  znive?'i'ii  edtltn  beginselen 
een  onverzoenharen  oorlog  aan  te  doen,  omdat  eeuifje  van  die  begimelen  in 
strijd,  zijn,  niet  met  die  der  Orde,  maar  met  die  van  het  himhondelijke 
wetboek  van  het  Groot-Oosten  in  Nederland?  Wij  achten  u  te  hoog, 
om  zóó  vernederend  over  u  te  denken ! 

//Daar  gij  echter  nic  beginselen  niet  aan  o//v  kunt  opoft'ercn,  en  ir  ij  de 
onze  niet  om  n  verzaken  kunnen ; 

//Daar  wij  dus,  —  gelijk  gij  zegt,  —  om  eeuige,  met  uw  himhondelijke 
wet  strijdige  beginselen,  niet  ouder  dezelfde  huishoudelijke  wet  kunnen 
leven  ;  wat  kan,  w&i  moet  er  thans  van  n-eernkanten  gedaan  worden  ? 

//Kunnen  wij  geen  leden  van  hetzelfde  himf/ezin  zijn,  wij  zijn,  —  want 
welke  misdaad,  welk  onedel  beginsel  kunt  gij  ons  toch  ten  laste  leggen  ?  — 
wij  blijven  leden  van  dezelfde /«//«V^V,  in  verschillende  huisgezinnen  afgedeeld. 

//Welaan,  dat  dan  alle  onljroederlijke  haat  of  vervolg  zucht  tusschen  ons 
ver  verwijderd  blijve,  zonder  iemand  onzer  langer  te  bezoedelen.  Laat 
ons  voor  eeuwig  minnende  BBr.'.  blijven;  laten  wij  ons,  —  even  als  de 
Brei  Weltkugeln,  Roi/al  York  zur  Treund.Hchaft  en  de  Loge  Zinnendorf,  of 
de  G-rosse  Beufsche  Landes-Loije  te  Berlijn  en  elders,  waar  men  elkander 
niet  haat,  maar  in  wederkeerige,  broederlijke  betrekking  tot  elkander 
staat,  —  door  een  personeele  Unie,  zóó  vast  als  immer  mogelijk,  aan 
elkander  verbinden.  AYij  zijn  de  jongsten,  en  laten  dus  aan  u  het  vast- 
stellen der  grondslagen  over,  die  wij,  zoo  zij  billijk  zijn,  ook  zidlen 
erkennen.  Slechts  verlangen  wij,  —  hetgeen  wij  zelven  steeds  bereid- 
vaardig  gegeven  hebben,  en  ook  steeds  zullen  blijven  geven,  —  dat  uw 
respectieve  werkplaatsen  voor  de  BBr.-.  van  Fost  Nubila  Lux  openstaan, 
gelijk  wij    de  onze  sti'eds  voor  al  onze  BBr.*.  hebben  opengesteld. 

//Zóó  kau  de  liefde  en  verdraagzaamheid  tusschen  het  Groot-Oosten  van 
Nederland  en  de  Loge  Post  Nubila  Lux  in  het  O.*,  van  Amsterdam,  — 
want  deze  strekke  u  tevens  tot  kennisgeving,  dat  wij  ons,  na  uw  afwijzend 
antwoord,  uit  kracht  van  de  rechten  van  een  wettigen  Vrijmetselaar,  en 
de  onwrikbare  historische  documenten  der  Orde,  als  Loge  geconstitueerd 
hebben,  —  zoo  kan,  zeggen  wij,  de  liefde  en  de  verdraagzaamheid  tusschen 
ons  onverbroken  blijven  voortduren,  zoo  kau  de  Orde  voor  de  oogen  der 
profane  wereld,  het  bewijs  geven,  dat  zij  de  edele  deugd  der  verdraagzaam- 
heid niet  slechts  theoretisch  leert,  maar  tot  Xviwx practischeu  hoofdregel  maakt. 

//In  één  woord,  laat  ons  BBr.-.  blijven ! 

//In  naam  der  Loge  Post  Nubila  Lux  enz., 
//(w.  g.)  ^L  S.  PoiAK,  Voorz.-.  Mr.-." 

Dit  schrijven,  dat  in  elk  opzicht  een  zeer  verzoenende  geest  ademt, 
en  naar  onze  meening,  na  al  hetgeen  er  reeds  gebeurd  is,  wel  wat  al  te 
nederig,  al  te  ootmoedig  gesteld  was,  werd  ditmaal  niet,  zooals  gewoonlijk, 


—  57  — 

namens    den  Groot-ineester-Nationaal,  maar  in  naam  van  Groot-OfRcieren 
alleen,  onder  dagteekening  van  8  Jidi  IS 50  op  de  volgende  wijze  beantwoord  : 

//Groot-Officieren  enz.  aan  den  A.-.  Br/.  M.  S.  Polak  te  Amsterdam. 

//Na  het  ter  laatst  gehouden  Groot-Oosten  eenstemmig  genomen  beslidt, 
dat  in  het  gedaan  verzoek  tot  oprichting  eener  Loge  in  het  O.",  van 
Amsterdam,  onder  den  naam  van  Post  Nnbüa  Ln,v,  zooah  het  daar  ku-h 
liggende,  niet  kon  worden  getreden,  hebben  wij  met  bevreemding  \\\i  uw 
missive  van  den  18'^'=°  der  vorige  maand  vernomen,  dat  gij  gemeend  hebt» 
u  als  Loge  te  kunnen  constitueeren.  Wij  blijven  het  bestaan  uwer  Veree- 
niging  beschouwen  als  te  zijn  in  strijd  met  de  wet,  en  mogen  dienten- 
gevolge niet  achterwege  laten,  in  overeenstemming  met  de  bestaande  wetten, 
daartegen  de  vereischte  voorzieningen  te  nemen. 

//Namens  Groot-Officieren  voornoemd 
//(w.  g.)  F.  A.  VAX  Eappard,  Groot-Secretaris." 

Wij  zouden  te  uitvoerig  worden,  als  wij  de  correspondentie  met  den 
Grootmeester-Nationaal  en  het  Groot-Besogne,  na  de  ontvangst  van  boven- 
staande missive  gewisseld,  hier  in  haar  geheel  zouden  willen  mededeelen, 
die  in  hoofdzaak  daar  op  neer  kwam,  dat  Br.'.  Polak  c.  s.  zich  voort- 
durend bereid  bleven  verklaren,  het  gezag  van  het  Groot-Oosten  van 
Nederland  te  erkennen,  dat  zij  nog  kinderen  van  één  huisgezin  blijven 
en  tot  een  overeenkomst  met  h^  Groot-Oosten  te  komen  weuschen.  Van 
den  anderen  kant  wilde  men  daarvan  echter  niets  hooren  en  zei  de  eenvoudig : 
//Gij  hadt  Yereeniging  blijven,  en  u  niet  eigenmachtig  als  Loge  constitueeren 
moeten ;  gij  waart  dan  op  icettig  terrein  gebleven !"  Men  vergat  daarbij 
echter,  gelijk  idt  de  door  ons  medegedeelde  correspondentie  blijkt,  dat  men 
vroeger  diezelfde  Yereeniging  omcettig  genoemd,  en  er  tegen  gewaar- 
schuwd had. 

Het  eenige  gevolg,  dat  deze,  wij  aarzelen  het  niet  te  zeggen,  voor  de 
Loge  Post  ]S!ubiIa  Lux  wel  eenigszius  vernederende  correspondentie  voort- 
bracht, was,  dat  het  Groot-Oosten  in  deszelfs  vergadering  van  15  Jimi  1851 
de  volgende  Kesolutie  nam : 

//Het  Groot-Oosten  der  Nederlanden, 

//Op  het  rapport  van  Groot-Officieren ; 

Li  aanmerking  nemende,  dat  de  BBr.-.  M.  S.  Polak,  A.  Bijlsmit, 
J.  F.  Bijlsmit,  Hekry  Jaxssens,  F.  M.  Merrem,  Joh.  Ellermax,  J.  C. 
Kecklebex  en  G.  ïL^verimax,  in  het  O.',  van  Amsterdam,  die  zich,  tot 
het  bekomen  van  Constitutie  aan  den  H.-.  E.".  Grootmeester-Nationaal 
hadden  geadresseerd,  doch  wier  verzoek  in  de  Vergadering  van  het  Groot- 
Oosten  in  het  vorige  jaar  gehouden,  zooah  het  icas  liggende.,  niet  had 
kunnen  worden  ingewilligd,  zich  daarop  dadelijk  eigenmachtig  als  Loge 
hebben    geconstitueerd,    en    dit    bij  brieven  in  de  latijnsche  taal,  met  een 


—    58    — 

bijlnge  in  (1(^  franschc,  a;ui  de  verschilloiule  OrdosUcliameii.  binnen  en 
buiten  's  lands  heb])Pn  bekend  gemaakt  ; 

//Dat  niettegenstaande  Groot-Officieren  aan.  lien  op  die  kennisgeving, 
onder  dagteekening  van  'i  Juli  hebben  geantwoord,  dat  zij  het  bestaan 
hunner  Yereeuiging  bleven  beschouwen,  als  iu  strijd  met  de  wet,  en  zij 
dientengevolge  niet  zouden  nalaten,  daartegen,  in  overeenstemming  met 
de  bestaande  wetten,  de  vereischte  voorzieningen  te  nemen,  zij  nochtans 
met  hun  handelingen  zijn  voortgegaan,  en  blijkens  aankondiging  in  de 
openbare  dagbladen  regelmatig  bijeenkomsten  honden,  waarin  receptiën 
worden  gedaan ;  welke  handelwijze  des  te  laakbaarder  is,  vermits  Groot- 
Officieren,  bij  hun  beslissing  van  15  October  l^ï^O,  door  het  Groot-Oosten 
ten  vorigen  jare  bekrachtigd,  aan  die  KBr.-.  het  houden  hunner  onwettige 
bijeenkomsten  hadden  rerhocJen,  en  zij  daarbij  tevens  uitdrukkelijk  waren 
herinnerd  aan  de  onderstaande  artikelen  van  het  wetboek,  te  weten  : 

//Art.  3.  De  Yrijmetselaars-Orde  iii  h(4  Koningrijk  der  Xederlandeu, 
bestaat  uit  de  Vrijmetselaren,  vereenigd  in  rcijdiiiatUj  inyestehh;  iverlcplaaUen. 

//Art.  \.  Een  werkplaats  is  niet  refjehtialhj  ingesteld,  wanneer  zij  niet 
is  gevestigd  of  erkend  door  het  souverein  gezag  der  Orde. 

//Art.  15.  Be  icett'xj  aanr/euoiiieit  F/vj'/w^-s^'/rz/V'//  vereenigen  zich  iu  werk- 
plaatsen, welke  Loges  genaamd  worden,  teneinde  aldaar  meer  bepaald  en 
door  vereenigde  krachten  Trijmetselaarsarbeid,  volgens  de  aloude  overleve- 
ringen en  oorkonden  en  oreroenhoniHÜfj  de  hepalhiffeii  rmi  liet  If'etlioek,  te 
verrichten.  « 

//Art.  1 7.  Geen  Loge  is  icettuj,  dan  wanneer  zij  haar  Constitutie  van 
den  Grootmeester- Xationaal  heeft  verkregen  en  geïnstalleerd  is  volgens  de 
voorschriften  der  Orde. 

//Overwegende,  dat  de  handelingen  der  voormelde  EBr.-.  van  dien  aard 
zijn,  dat  daartegen,  tot  handhaving  van  het  gezag  der  wet,  maatregelen 
dienen  te  worden  genomen. 

//Gelet  op  art.  81  der  wet,  volgens  hetwelk  ell:  Broeder  liet  rn-Jd  heeft, 
de  Ijji/es  te  tjezoelceu,  d/J  derzelrer  opetitijl-en  artieid  tefjeiiKOordiy  te  siju, 
en  daaraait  deel  te  neuieii,  Avelk  artikel  voor  de  loden  der  Yereeuiging  Post 
Nut)Ua  Liijc,  voor  zoover  zij  wettig  aangenomen  Yrijmetsclaren  zijn,  van 
kracht  blijft,  zoolang  het  niet  te  hunnen  aanzien  buiten  werking  is  gesteld  '). 

//Gelet  mede  op  art.  105  der  wet,  waarbij  bepaald  is,  dat  overtreding 
der  wet,  onder  anderen,   kan  worden  gestraft  met  tijdelijice  suspenxie; 

//Heeft  goedgevonden  de  straf  der  tijdelijke  ■siispet/'s/e,  met  opzicht  tot 
art.  SI  der  wet  toe  te  passen  op  de  hiervoreugenoemde  BBr.\  Vrijmetse- 
laren, die  aan  Groot-Officieren   schrirtelijk   en  bij  onderteekening  verklaard 

')  "Wij  verzoeken  onzen  lezers,  wel  oj)  deze  bepaling  te  willen  letten,  daar  wij 
nader  gelegenheid  zullen  hebben,  er  op  terug  te  komen  en  aan  te  toonen,  hoe  wille- 
keurig sommige  Voorzittende  Meesters  der  vijf  te  Amsterdam  gevestigde  Loges  er 
mede  rondspringen. 


—    o9    — 

hebben,  de  Vereeniging  Pod  Knhlhi  Li'.v  als  Loge  te  constitueeren,  met 
bepaling,  dat  alzoo  de  BBr/.  (volgen  de  namen  der  in  den  aanhef  ge- 
noemde acht  BBr.'.)  het  recht  niet  zullen  hebben  de  Loges  te  bezoeken, 
bij  derzelver  openlijken  arbeid  tegenwoordig  te  zijn  en  daaraan  deel  te 
nemen,  zoolang  deze  tegen  hen  uitgesproken  suspensie  niet  door  een  nader 
besluit  van  het  Groot-Oosten  zal  zijn  opgeheven ;  —  wijders,  in  overeen- 
stemming met  vorenstaande  beschikking,  alle  Loges  onder  het  rechtsgebied 
van  het  Groot-Oosten  te  gelasten,  geen  dier  BBr/.  bij  hun  werkzaamheden 
toe  te  laten,  al  verzochten  zij  die  toelating  op  diploma's,  door  regelmatige 
Loges  afgegeven,  en  om  tevens  hun  leden  l)epaaldelijk  te  verbieden,  om 
de  onwettige  bijeenkomsten  der  onwettige  Vereeniging  Post  Nuhila  Lux 
bij  te  wonen. 

;/Voor  Extract  conform, 
«(w.  g.)  F.  A.  VAX  Eappaki),  Groot-Secretaris." 

Van  deze  Resolutie  werd  den  gemspeiuJ eerden  BBr.'.  eerst  8  December 
18.51  elk  afzonderlijk  een  gedrukt  exemplaar  toegezonden:  middelerwijl 
had  het  Groot-Oosten  van  Nederland  van  deze  suspensie  kennis  gegeven 
aan  alle  Imitenlandsche  Groot-Oostens,  met  verzoek:  ,/ de  Loge  Pod Niibila 
Lii.r  niet  als  een  wettig  maconniek  lichaam  te  erkennen,  daar  zij,  zonder 
eenige  poging  aangewend  te  hebl)en  tot  het  verkrijgen  van  een  wettige 
Constitutie,  zich  eigenmachtig  tot  een  dnnded'me  Loge  had  opgeworpen, 
en  op  dien  grond  alle  l^etrekking  met  haar  af  te  snijden."  Deze  trouwe- 
looze  stap,  M'aarvan  B^-.  Polak  c.  ■■ï.  geheel  onkundig  waren,  gaf  ver- 
scheiden buitenlandsche  Loges,  waarmede  Post  Nnhila  Lux  intusscheu 
betrekkingen  had  aangeknoopt,  aanleiding,  Br. •.  Polak  e.  .^.  te  waarschuwen, 
dat  het  Groot-Besogne  alle  krachten  inspande,  om  hen  als  een  troep 
muiters  af  te  schilderen,  die  den  naam  van  Vrijmetselaren  niet  waardig  wai'en. 

Nog  geheel  onkundig  van  zijn  suspensie,  —  daar  hij,  gelijk  wij  hierboven 
reeds  gezegd  hebben,  daarvan  eerst  den  S^*^"»  December  18.51  o^><Vi?Z  kennis 
kreeg,  —  schreef  Br.-.  Polak  den  30^*^"  October  1851  aan  den  Groot- 
meester-Nationaal, om  dien  te  verzoeken,  hem  met  eenige  leden  van  het 
Bestuur  der  Loge  Post  NiiJnh.  Lnx  een  audiëntie  te  verleenen,  ten  einde 
de  middelen  te  beramen,  om  tot  een  vereeniging  te  komen,  en  hem  niet 
te  noodzaken,  hem,  door  het  openbaarmaken  van  den  icaren  toedracht  van 
zaken,  bij  de  Loges  in  het  buitenland  te  rechtvaardigen,  daar  hij  zelfs 
zijn  beleedigers  niet  gaarne  wilde  compromitteeren.  Tevens  zond  hij  aan 
den  Grootmeester-Nationaal  een  exemplaar  van  zijn  inmiddels  afgedrukt 
Bouwstuk,  dat  hij  hoofdzakelijk  had  laten  drukken,  om  de  verschillende 
Loges  in  Nederland  met  de  beginselen  van  Post  Kiihila  Lux  bekend  te 
maken,   en  daardoor  beter  in  te  lichten,  dan  zij  totdusver  waren. 

De  Grootmeester-Nationaal  antwoordde  daarop  per  missive  van  20  No- 
vember 1851,  zonder  echter  met  eenig  woord  gewag  te  maken  van  de 
suspensie  der  acht  voormelde  BBr.'.,  het  volgende: 


—  60  — 

i,ln  antwoord  op  uw  missive  van  den  80^^*^"  der  vorige  maand,  vind 
ik  mij  verpliclit  u  te  doen  kennen,  dat  ik,  in  mijn  betrekking  van  Groot- 
meester-Nationaal der  Orde  van  Vrijmetselaren,  geen  Afgevaardigden  van 
de  zich  noemende  Loge  Fost  Nubila  Lux,  welke  door  het  Groot-Oosten 
van  Nederland  niet  erkend  is,  kan  ontvangen ;  —  dat  bovendien  de  be- 
slissing, door  het  Groot-Oosten,  op  verzoek  van  iiw  zijde  om  brieven  van 
Constitutie,  genomen,  van  dien  aard  is  geweest,  dat  de  weg  geenszins  was 
afgesneden,  om  daarop  terug  te  komen  '),  vermits  het  verzoek  werd  afge- 
wezen, zooah  het  wm  l}<j(jetide ;  —  dat  dit  dus  had  kunnen  geschieden ;  — 
dat  dit  echter  niet  is  gedaan ;  —  dat  integendeel  de  Ver-eeniging  zich 
daarop  handelingen  heeft  veroorloofd,  geheel  strijdig  met  de  algemeene 
beginselen  der  Orde,  en  met  de  verplichting,  welke  op  ieder  lid  daarvan 
rust;  —  dat  dit  ook  het  geval  is  met  het  door  u  in  druk  uitgegevene, 
hetgeen  zeker  door  ieder,  die  wèl  denkt,  —  welke  gevoelens  hij  dan  ook 
toegedaan  zij,  niet  kan  worden  goedgekeurd. 

//Inmiddels  heb  ik  de  eer  te  zijn,  enz. 

//(w.  g.)  Freueiiik,    Prins  der  Nederlanden." 

Br.'.  Polak,  die,  waarschijnlijk  gedachtig  aan  het  spreekwoord:  //de 
aanhouder  wint,"  in  deze  een  taai  gedidd  aan  den  dag  legde,  dat  men 
bij  hem,  die  in  den  regel  nogal  zeer  kort  aangebonden  was,  niet  zo\i 
gezocht  hebben,  liet  het  echter  hierbij  niet  berasten ;  in  een  zeer  uitvoe- 
rigen  brief  aan  den  Grootmeester-Nationaal,  waarin  hij  het  ware  standpunt 
der  wederzijdsche  omstandigheden,  en  de  gevo^en,  die  daaruit  eenmaal 
noodzakelijk  moesten  voortspruiten,  uiteenzette,  verzocht  hij  nogmaals  drin- 
gend, dat  men  de  kloof  niet  nog  wijder  zou  maken,  door  hem  te  dwingen, 
zich  in  het  buitenland  te  rechtvaardigen,  door  de  geschiedenis  der  stichting 
van  de  Loge  Tod  NiMIa  Lux,  in  haar  ware  kleuren  geschetst,  in  het 
licht  te  geven,  en  tevens  den  tcaren  toestand  der  vijf  te  Amsterdam  ge- 
vestigde Loges  te  openbaren.  Tevens  herhaalde  hij  zijn  verzoek  om  aan 
hem  en  eenige  zijner  Medebestuurderen  een  audii>ntie  te  verleenen,  en  het 
besluit  in  deze  vóór  20  ])ecember  1851  te  mogen  vernemen,  daar  hij, 
binnen  dezen  termijn  geen  antwoord  ontvangen  hebl)ende,  het  er  voor 
houden  zou,  dat  men  zijn  verzoek  volstandig  bleef  weigeren,  en  dat  hem 
dus  geen  ander  middel  dan  dat  der  drukpers  overbleef,  een  beroep  name- 
lijk op  de  openbare  meening. 

Ongeveer  acht  dagen  na  het  opzenden  dezer  missive,  ontvingen  Br.*. 
PoL.\K  C.S.,  gelijk  reeds  vermeld  is,  op  8  December  1851,  de  beteekenis 
van  het  tegen  hen  uitgesproken  vonnis,  namelijk  van  hun  tijdrlijke  ■s//.sj}e)/sie.  f 

')  Merkwaardig  is  het,  dat  mea  steeds  op  dit  aanbeeld  bleef  hamereu,  zonder 
Br.*.  Polak  c.  s,  ooit  de  middelen  te  hebben  aangewezen,  om  er  op  terug  te  kunnen 
komen;  blijkbaar  opdat  zij  er  nimmer  oj/  souden  kunnen  terugkomen,  had  men  dan 
ook  ggweigerd,  een    exemplaar  van  de  wet  te  zenden  1 


—   r,i   — 

Veroutwaardigd  over  zwik  een  bespottelijk  kinderspel,  dat  veel  overeen- 
komst heeft  met  de  door  Eome  geslingerde  en  door  de  Vrijmetselarij 
zoozeer  gewraakte  banbliksems,  en  dat  het  kenmerk  droeg  van  machte- 
looze  wraakzucht,  die  niets  l-unnende  doen,  nochtans  iets  wilde  doen,  om 
zich  ten  minste  te  uiten,  en  zich  in  den  mantel  van  het  gezag  te  hidlen, 
schreef  Br/.  Polak  andermaal  aan  den  Grootmeester-Nationaal,  en  wel 
voornamelijk,  omdat  hij  op  zijn  laatsten  tot  hem  gerichten  brief  nog  geen 
antwoord  had  ontvangen,  in  naam  van  Bestmirderen  der  Loge  Tost  Niihila 
Lux  de  volgende  missive  gedagteekend  van  9  December  1851 : 

«Zooeven  ontving  ik,  onder  dagteekening  van  29  November  van  wege 
\vw  Groot-Oosten  een  missive,  de  voltrekking  bevattende  van  een,  naar  het 
luidt,  reeds  op  15  Juni  jl.  genomen  besluit  van  het  Groot-Oosten.  Ik 
vraag  niet,  waarom  ik  een  besluit  van  1 5  Juni  eerst  op  8  December  ont- 
ving; Avant  dit  stuk  kon,  evenmin  op  15  Juni  als  thans,  é-e;//// het  geringste 
gewicht  hebben  voor  hen,  die  zeker  geen  nieuwe  Loge  gesticht  hadden, 
bijaldien  zij  waarde  in  de  oude,  zooals  die  titans  ^y»,  gesteld,  of  de  minste 
roeping  gevoeld  hadden,  die  werkplaatsen  te  bezoeken,  en,  voor  welke 
dus  zulk  een  zonderUnfj  verbod  geheel  overbodig  en  ledig  van  alle  betee- 
kenis  is,  naardien  niemand  der  onzen,  zoolang  wij  bestaan,  zich  ooit 
de  moeite  zelfs  heeft  willen  geven,  om  een  andere  werkplaats  te  bezoeken. 
Ik  ben  dus,  —  omdat  dit  reeds  in  Juni  genomen  besluit  mij  juist  thans, 
zoo  kort  na  mijn  tweede  aan  u  gerichte  missive  toekomt,  —  alleen  zoo 
vrij  u  Koninklijke  Hoogheid  te  vragen,  of  ik  deze  zonderlinge  boodschap 
als  een  feitelijk  antwoord,  ook  van  uwentwege,  op  deze  laatste  missive 
moet  beschouwen,  daar  ik  u  in  deze  missive  uitdrukkelijk  om  een  antwoord 
vuur  den  20^*^"  dezer  had  gebeden. 

«Uwer  Koninklijke  Hoogheid  onderdanige  dienaar 
,/(w.  g.)  M.  S.  Polak.// 

Ook  deze  missive  bleef  onbeantwoord;  men  scheen  Br.".  Polak's  geduld 
stelselmatig  te  «-illen  uitputten,  en  hem  zoodoende  tot  zwijgen  te  brengen ; 
men  had  zich  echter  in  diens  ijzeren  volharding  vergist. 

Inmiddels  hadden  eenige  leden  van  de  Loge  Post  Nnhila  Lux,  allen 
wettig  aangenomen  Vrijmetselaren,  onder  dagteekening  van  9  Januari  1852 
de  volgende  missive  aan  het  Groot-Besogne  gericht : 

//Broeders !  Vleitaal  is  vreemd  bij  ware  Broeders,  en  wordt  met  waar- 
digheid door  hen  veracht.  —  Schatten  zij  verdiensten  hoog,  en  geven  zij 
met  warmte  den  eernaam  aan  den  waardigen  man,  zij  zouden  toonen  geen 
Broeders  te  zijn,  als  zij  met  een  titel  speelden  om  de  ijdelheid  te  streelen, 
in  stede  van  de  waarheid  zich  tot  banier  te  kiezen. 

//Op  die  gronden  noemen  de  ondergeteekenden  u  Broeders,  omdat 
zij  zouden  veinzen,  wanneer  zij  daarvoor  de  woorden :  «Waarde"  of  //Ver- 
lichte" plaatsten. 


—  fi2  — 

„Of  kan  men  den  Broeder  een  //waarden"  een  //verlichten"  Broeder 
noemen,  die  minst  genomen  den  plicht  der  liefde,  der  broederliefde  schendt  ? 

//Kan  men  hem  een  waarden  Broeder  heeten,  die  lust  vindt  in  het 
plagen  van  den  Broeder?  Zal  het  een  //verlichte"  zijn,  die  beloofd  heeft 
voor  vrijheid  van  geweten  en  deuken  te  zidlen  kampen,  maar  te  velde 
trekt  tegen  hen,  die  in  denkwijze  met  hem  verschillen:-' 

//Is  het  een  waardig  man,  een  waardig  Broeder,  die  den  andersdenkenden 
het  denken  niet  kan  beletten,  maar  behagen  schept  in  beuzelingen  en 
daarmede  wil  treffen  ? 

//Of  is  het  niet  klein  en  beuzelachtig  voor  mannen,  den  andersdenkenden 
Broeder  met  een  zoogenaamden  ban  te  bedreigen? 

//De  geheele  Vrijmetselarij  is  door  den  Paus  in  den  ban  gedaan,  maar 
stoort  de  Orde  zich  daai-aan,  en  beklaagt  het  gezond  verstand  de  geringe 
geestontwikkeling  niet  van  hen,  die  dien  ban  uitspraken,  met  welk  doel 
die  uitspraak  ook  geschied  is? 

//De  Joden  lieten  eens  Jesus  kruizigen,  omdat  deze  de  misbruiken  van 
den  Godsdienst  van  dien  tijd  openbaarde. 

//Na  dien  tijd  heeft  het  Christendom  zich  toch  uitgebreid  ! 

//Een  Luther  werd  in  den  ban  gedaan,  omdat  hij  de  Hervorming  verkon- 
digde.    Heeft  die  ban  hem  dan  schrik  aangejaagd,  of  hem  doen  terugdeinzen  ? 

//Luther  stond  alleen ;  hij  had  de  geheele  macht  des  Pausen  tegen  zich 
maar  de  man  bleef  kalm,  beklaagde  zijn  bestrijders  en  vervidde  zijn  plicht. 

//De  Hervorming  zegepraalde,  want  met  een  ban  kon  men  den  geest 
des  Eeuwigen  Gods  niet  tegengaan. 

//Doch  niettegeu-staande  de  geschiedenis  het  l)euzelachtige  van  zoodanig 
bannen  met  duidelijk  schrift  leert,  houden  Broeders  Vrijmetselaren  zich 
in  den  tegenwoordigen  tijd  nog  bezig  met  bannen  uit  te  vaardigen  tegen 
medebroeders,  aan  wie  men  geen  misdaad  kan  aanwrijven. 

//Gij  immers  bant  alleen  de  tegenwoordige  leden  van  cU"  Z.'.  A.".  Loge 
Podi  Nnbila  Lux,  omdat  zij  ronduit  den  natuurlijken  (iodsdienst  als  den 
hunnen  erkennen  (gij  toch  hebt  beloofd  eiken  (iodsdienst  te  zidlen  eer- 
biedigen) en  verder,  omdat  zij  geen  gekochte,  maar  verdiende  opklimming 
in  rangen,  als  eigendommelijk  aan  de  Orde  der  Vrijmetselaren  verbinden, 
omdat  zij  aan  kennis  en  deugd,  en  niet  aan  geld  eer  willen  bewijzen. 

//Gij  zendt  hun  een  ban,  omdat  zij  de  waarheid  zich  ten  plicht  stellen, 
en  al  Avat  daartegen  strijilt,  afwijzen. 

//Gij  dekt,  of  zoekt  u  te  dekken  achter  de  uitdrukking:  dat  het  ver- 
zoek om  een  Constitutie  met  enkele  bepalingen  uwer  huishoudelijke 
wet  strijdt. 

//Zoo  gij  u  daarachter  niet  verbergen  wihh't,  waarom  hebt  gij  dan  niet 
volgens  broecUM-plicht,  (hidelijk  opgegeven,  welke  jmnten  veranderd  of 
voorzien  moesten  worden  ? 

//Welmeenench'  Broeih-rs  gevoelen  wat  het  woord  Broeder  beteekent,  en 
welke   plieliten   daaraan    viTb(in(h'n   zijn. 


—    63    — 

wAVaant  niet,  dat  door  uw  bau  aan  souimige  der  leden  van  Post  Nubila 
Lux,  de  overige  uit  uw  Loge  zich  daarbij  aangeslotenen  hebbende  Broe- 
ders, daardoor  eeuige  vrees  hebben  ondervonden.  Integendeel  strekt  het 
hun,  om  waardiglijk,  met  opzien  tot  God,  te  volharden,  en  u  als  een 
laatsten  dienst  te  verzoeken,  ook  aan  hen  een  zoodanigen  ban,  liefst  zoo 
spoedig  doenlijk,  toe  te  willen  zenden. 

,/Altoo.s  tot  wederdienst  ])ereid    noemen  de    oudergeteekende  zich  enz." 

(Vohjeu  de  o/iderteekeniiiyeuj 

Dat  deze  missive  onbeantwoord  bleet",  spreekt  van  zelf;  het  Groot- 
Besogne  wilde  zich  niet  andermaal  bespottelijk  maken,  door  een  nieuwen 
banbliksem  te  slingeren. 

Den  2'!'^"  Februari  1S32,  out\'ing  Er.".  Polak,  die  aan  Prins  Frederik 
over  eenige  letterkundige  aangelegenheid  geschreven  had,  eindelijk  een 
schrijven  van  hem,  dat  aldus  eindigde : 

//Terwijl  ik  u  voorts  doe  opmerken,  dat,  wanneer  ik  aan  uw  begeerte, 
om  u  bij  mij  toe  te  laten,  niet  heb  voldaan,  u  zulks  noodzakelijk  daaraan 
dient  toe  te  schrijven,  dat  ik  mij  heb  willen  en  moeten  vrijwaren  voor 
elke  verkeerde  uitlegging,  die  wellicht  aan  zoodanige  toelating,  of  aan 
mijn  gezegden,  had   kunnen  gegeven  worden." 

Nog  lang  niet  uit  het  veld  geslagen,  in  geeuen  deele  ontmoedigd, 
besloot  uien  nog  een  poging  om  andermaal  de  Juoid  van  verzoening,  die 
zoo  herhaaldelijk  en  op  zidk  een  onbroederlijke  wijze  geweigerd  was,  te 
reiken,  en  werd  er  in  April  1S52  aan  het  Groot-Besogne  en  aan  alle 
Loges  in  Xederlaiul  de  volgende  missive  uitgevaardigd : 

"Wij  hebben  de  onderstaande  missive  aan  uw  Vergadering  van  het  aan- 
staande (Jroot-Oosten  toegezonden.  Overweegt  den  inhoud  en  handelt  naar 
de  inspraak  van  uw  hart,  gelijk  het  BBr.-.  betaamt: 

//Aan  den  H.-.  E.'.  Grootmeester-Nationaal  enz. 

//Ofschoon  door  u  veroordeeld,  zonder  dat  gij  ons  gehoord  hebt ;  ge- 
vonnisd  dus,  zonder  dat  gij  in  gemoede  kondt  overtuigd  wezen,  of  uw 
gedrag  jegens  BBr.'.  niet  overijld,  en,  als  zoodanig  ourechtfoarduj  was, 
willen  wij  ons  nochtans  nog  eenmaal  tot  u  wenden,  het  recht  vorderende, 
dat  men  ook  den  verstooteue,  en  hoeveel  te  meer  wanneer  die  een  Br.'. 
is,  niet  hut.  weigeren. 

//Dat  wij  ons  echter  tot  u  wenden,  niet  idt  zwakheid,  maar  in  een  met 
den  dag  toenemenden  liloei,  een  waarheid,  waarvan  alle  BBr/.,  die  onze 
werkzaamheden  bezochten,  kunnen  getidgen :  dat  wij  dus,  —  ofschoon  wij, 
na  al  het  sedert  1848  voorgevallene,  in  gemoede  gelooven,  de  beleedigde 
en  verongelijkte  partij  te  wezen,  —  nochtans  de  minsten  zijn,  en,  zonder 
door  ons  standpunt  daartoe  gedwongen  te  tcorden,  het  hoofd  voor  ii  buigen, 
moge    u    dan    ook    tot  een  onwraakbaar  bewijs  verstrekken,  dat  wij  geeu 


—  64  — 

schenrniaJcers  zijn,  en  niets  inniger  wenschen,  dan  de  eenheid  onder  de 
nederlandsche  Broederschap  behouden  te  zien;  ja,  het  moge  u  reeds  bij 
voorraad  overtuigen,  dat  wij  er  nooit  aan  dachten,  ons  van  u  los  te  scheuren, 
maar  dat  gij  het  veeleer  waart,  die  oim,  —  en  alleen  omdat  wij  het  goede 
en  ware  zochten,  want,  welk  ander  wezenlijk  inixdrijf  kunt  gij  ons  toch 
ten  laste  leo-o-en?  —  met  hardheid  en  op  een  niet  broederlijke  wijze  tenig 
o-estooteu,  en  ons  daardoor,  wilden  wij  onze  heginseJen,  onze  overtuiging 
redden,  tot  den  door  ons  gedaneu  stap  gedwongen  hebt. 

//„Fraaie  woorden,  —  hooren  wij  u  zeggen,  maar  welke  bewijzen  kunt 
gij  ons  daarvoor  geven?" 

//Maar,  BBr/. !  helit  gij  ooit  naar  l)ewijzen  gezocht?  hebt  gij  ons  ooit 
in  de  o-elegenheid  gesteld  om.  te  spreken.  Weten  de  meesten  uwer  in 
gemoede,  wat  er  in  vier  jaren  tijds  is  voorgevallen?  Hebt  gij  ons  niet  in 
Juni  1851  gesuspendeerd,  een  vonnis,  dat  ons  eerst  op  8  December  1851  is 
toegezonden,  —  zonder  dat  de  meesten  uwer  met  Mare  bewustheid  weten, 
waarom  ? 

//BBr.'. !  waar  is  ow// een  voorbeeld  van  zidk  een  gedrag  geweest?  Waarom 
hebt  gij  niet,  alvorens  te  straffen,  een  onpartijdige  Commissie  van  Onderzoek 
uit  uw  midden  benoemd,  om  ons  te  hooren,  ten  einde  op  haar  rapport 
af,  de  schiddigen  met  overtuiging  te  kunnen  straffen,  of  de  onschuldigen 
te  kunnen  vrijspreken?  Wij  schromen  geen  eerlijke  rechthank ;  en  gij  zijt 
dat  aan  uw  BBr.".  schuldig.  Of  zou  u  dan  een  zoo  groot  aantal  BBr."., 
wier  namen  in  de  profane  wereld  geëerd,  zouder  blaam  en  zonder  smet 
zijn,  niet  eens  een  gezet,  een  nauwkeurig  onderzoek  waardig  wezen? 

//Zóó  diep  beneden  de  profane  maatschappijen  zidt  gij  toch  de  Orde 
niet  laten  neerzinken !  Wij  verwachten  dit  ook  niet  van  u,  en  verlangen, 
bij  dezen,  van  uw  hilJijkJa-id  en  recJitvaardigheid : 

//1°.  Dat  gij  heden  uit  uw  midden  een  Commissie  van  Ondei'zoek 
benoemt,  opdat  deze  zich  met  ons  in  aanraking  stelle,  nauwkeurig 
van  alles  kennis  neme,  wat  wij  tot  onze  verdediging  hebben  in  te 
brengen,  en  haar  prejudiciair  rapport  bij  u  uitbrengen  kunne.  Voor 
zulk  een  rechthank  willen  wij  gaarne  vei'schijnen ! 

//2°.    Dat  deze  Commissie,  de  overtuiging  verkregen  hebbende,  dat 
iiw  banvonnis  overijld  was,  onze  voorslagen  tot  een  vereeniging  tusschen 
ons    en    het    Groot-Oosten    van    Xederland,    voor  den  Grootmeester- 
Nationaal  en  het  College  van  Groot-Oflicieren  brenge,  en  dan  daardoor 
den  weg  tot  onderhandelingen,  bane. 
//Ziedaar,  BBr..!  wat  wij  van  u  verlangen.     Vraagt  het  u   in  gemoede, 
of   gij    dit    aan  uw  BBr.'.   verschuldigt  zijt  en  handelt  jegens  hen,  zooals 
gij  wenscht,  dat  de  Opperboiiwh.".  jegens  u  handele. 

//Uw  heilwenschende  BBr..,  namens  de  Loge  Post  Nuhila  Lux 

//(w.  g.)  M.  S.  PoiAK,  Voorzittend  Meester. 
//A.  BiJLSMiï,  Secretaris." 


—     fio     — 

Door  het  toezenden  der  begiuseleu  van  Pod  Nnhila  Lux  aan  de  buiten- 
laudsclie  Loges  (zie  bladz.  5i),  kwamen  er  verschillende  blijken  van 
adhesie,  in  -weerwil  dat  het  Groot-Oosten  van  Nederland,  gelijk  wij  reeds 
op  bladz.  59  vermeld  hebben,  pogingen  had  aangewend  bij  de  bnitenlandsche 
Groot-Oostens,  ten  einde  die  te  verzoeken,  in  geen  relaties  met  Fost  Nnhila 
Ln.v  te  treden. 

Hetzij  dat  de  buitenla.ndsehe  Groot-Oostens  de  mededeeling  van  het 
Groot-Oosteu  van  Nederland  ten  opzichte  van  de  onwettige  (?)  Loge  Pont 
Nnhila  Lnx  eenvoudig  voor  notificatie  aangenomen  hadden,  en  het  niet 
der  moeite  waard  achtten,  daarvan  aan  de  onder  hun  Groot-Oosten  ressor- 
teerende  Loges  kennis  te  geven ;  hetzij  dat,  verschillende  Loges,  als  zij 
werkelijk  een  kennisgeving  in  dien  geest  ontvangen  hadden,  er  zich  weinig 
aan  stoorden,  zooveel  is  zeker,  dat  de  Loge  Minei'va  znut  Vaterlündi- 
scheii  Fefein  in  het  Oosten  van  Keulen,  de  Loge  Post  Nnhila  Lnx  officieel 
idtnoodigde,  zich  bij  de  inwijding  van  haar  nieuw  Tempelgebouw  door  een 
deputatie  te  doen  vertegenwoordigen ;  voorts  gaf'  de  Loge  Zum  Goldenen 
Schcerd  in  het  Oosten  van  Wezel  te  kennen,  dat  zij  zich  geheel  met  de 
beginselen  van  Post  Nnhila  Lu.r  vereenigde  en  gaarne  in  correspondentie 
met  haar  wenschte  te  treden.  De  Loges  Acacia  in  het  Oosten  van  Meissen, 
en  Fiir  Wahrheit,  Frennd schaft  nnd  Recid  in  het  Oosten  van  Coburg, 
betidgden  hun  sympathie  voor  Post  Nnhila  Lnx,  terwijl  de  Loge  Znm 
inniffen  Vei'eiu  iin  Riesemjehirge  te  Jjandshuth  schreef,  dat  zij  de  Ijeginselen 
van  Post  Nnhila  Lux  hoogschatte.  Het  Groot-Oosten  van  Frankrijk  zond 
insgelijks  een  missive,  bevattende  het  bericht,  dat  het  de  Loge  Post  Nnhila 
Lux  erkende,  en  geregeld  met  haar  in  correspondentie  Avenschte 
te  blijven. 

Dat  de  bnitenlandsche  IjOges  het  niet  bij  woorden  van  sympathie  lieten, 
maar  daarbij  ook  de  daad  voegden,  bleek  daaruit,  dat  verscheiden  leden 
van  Post  Nnhila  Lnx  in  de  bnitenlandsche  Loges  met  de  meeste  hartelijk- 
heid ontvangen  en  tot  leden  van  eer  en  correspondeerende  leden  benoemd 
werden,  en  aan  verscheiden  BBr.'.  van  bidtenlandsche  Loges  wederkeerig 
het  lidmaatschap  van  eer  der  Loge  Post  Nnhila  Lnx  werd  aangeboden. 

Men  stoorde  zich  in  het  Buitenland  dus  al  zeer  weinig  aan  de  waar- 
schuwing van  het  Groot-Oosten  van  Nederland,  dat  niet  ophield  Br.\ 
Polak  c.  s.  in  een  verdacht  daglicht  te  plaatsen,  en  de  toenadering  zooveel 
mogelijk  te  bemoeilijken,  zonder  te  beseften,  dat  het  in  het  belang  der 
Orde  wenschelijk  ware  geweest,  tot  een  verbroedering  met  Post  Nnhila  Lnx 
en  tot  werkzaamheid  in  haar  geest  te  besluiten ;  de  Vrijmetselarij  zou  als- 
dan voorzeker  oneindig  meer  nut  hebben  kunnen  stichten,  en  het  algemeen 
doel,  waarvan  men  zoozeer  afgeweken  was,  meer  naderen. 

Daar  gelijk  Avij  gezien  hebboi  door  het  Gi-oot-Oosten  van  Nederlano 
besloten  was,  de  zich  te  Amsterdam  gevestigd  hebbende  Loge  Post  Nnhila 
Lmx  te  beschouwen  als  een  clandestine  Loge,  en  ieder  Br.'.  Vrijmetselaar, 
die  deze  Loge  zou  bezoeken  met  xerhanniny    uit  de   Orde  gedreigd  werd, 

5 


—    66    — 

had  (Ie  Lop;e  Bc  ])nr  Koloiumcn  te  Kottcrdam,  dit  punt  op  een  van  liaar 
Yergaderint^en  tev  sprake  o-ebracht,  en  was  men  daar  alg-emeen  van  meening, 
dat  liet  hoog  uoodig  was,  dat  vooral  nieuwaangenomen  BBr/.  die  van  dat 
besluit  onkundig  waren,  en  te  Amsterdam  zijnde,  wellicht  Pont  Nuhila  Lux 
bezoeken  zouden,  en  dan  het  tomm  van  verhairnhi(j  zouden  kunnen  onder- 
gaan, zonder  in  het  minst  te  kiuinen  begrijpen,  aan  welke  grove  overtre- 
ding zij  zich  hadden  schuldig  gemaakt,  en  daarvoor  althans  niet  in  tijds 
waren  gewaarschuwd,  tegen  zulk  een  vonnis  te  vrijwaren.  Deze  bespreking 
gaf  in  de  Loge  J)e  Drie  Kolommen  aanleiding  tot  het  besluit,  om  een 
voorstel  hieromtrent  ter  behandeling  op  het  Groot-Oosten  in  te  dienen, 
hetgeen  dan  ook,  blijkens  onderstaand  uittreksel  uit  de  Eesolutiën  op  de 
Vergadering  van  het  Groot-Oosten  in  1853  plaats  had. 

Dit  uittreksel  luidt  als  volgt : 

ii\i\  de  derde  plaats.  Het  voorstel,  uitgebracht  door  de  Z.'.  A.\  Loge 
De  Drie  Kolommen,  in  het  O.",  van  Rotterdam,  vervat  in  de  volgende 
bewoordingen : 

,///Elke  Loge  is  verplicht,  bij  iedere  openbare  vergadering  een 
kennisgeving  oji  te  hangen,  dat  de  Loge  Poxt  Knhila  Lur  onwettig 
gevestigd  is,  met  waarschuwing  die  niet  te  bezoeken." 

//De  Z.".  \.\  Voorzitter  zegt,  dat  Groot-Officieren  het  voorstel,  als 
maatregel  van  voorzorg,  ondersteunen,  ten  einde  te  voorkomen,  dat  BBr.'. 
met  het  verbod  onbekend,  om  die  onwettige  vereeniging  te  bezoeken,  zich 
onwillens  aan  overtreding  schuldig  maken  ;  doch  dat  zij  meenen.  dat  een 
uitnoodiging  van  Groot-Officieren,  namens  het  Groot-Oosten  aan  de  Loges, 
in  den  zin  van  het  voorgestelde,  als  genoegzaam  afdoende  is  te  beschouwen, 
zonder  dat  daartoe  een  besluit  dezer  Vergadering  uoodig  zij,  vooral  omdat 
de  wijze  hoe  de  maatregel  ten  uitvoer  te  leggen,  aan  het  goedvinden  der 
Loges  behoort  te  worden  overgelaten,  naardien  de  plaatsing  eener  zoodanige 
waarschuwing,  in  den  Tempel  zelf,  weinig  doeltreffend  en  minder  voeg- 
zaam  zou  zijn. 

//Veel  BBr.'.  Afgevaardigden  achtten  het  iutusschen  raadzaam,  dat  er, 
ten  aanzien  van  dit  punt,  een  beschikking  worde  genomen,  welke  aan  het 
doel  van  het  voorstel  eenigermate  beantwoordde. 

//De  A.'.  liOge  De  Drie  Kolommen,  zich  vereenigende  met  het  pra\idvies 
van  (i root-Officieren,  trekt  daarop  haar  voor.^tel  in,  het  aan  Groot-Officieren 
overlatende,  zoodanig  te  handelen,  als  zij  het  meest  geraden  zullen  oordeelen. 

//Eu  is  daarop  goedgevonden,  om  aan  (Jroot-Offirieren  op  te  <lragen 
om,  bij  den  brief,  ten  geleide  der  Eesolutiën  van  het  Groot-Oosten,  de 
verschillende  werkplaatsen  uit  te  noodigen,  om  op  de  wijze,  welke  aan 
elke  werkplaats  meest  gepast  zal  voorkomen,  de  bezoekende  BBr.'.  en  alle 
nieuw  aangenomen  of  aan  te  nemen  leden  der  Orde  bekend  te  maken  met 
het  bestaan  der  onwettige  vereeniging  Posf  A/iljila  Lux  te  Amsterdam,  en 
hen  ernstig  te  waarschuwen,  om  aan  de  handelingen  dier  onwettige  ver- 
eeniging geen  deel  to  nemen." 


—    (57    — 

Volgens  deze  Resolutie  werden  dus  de  leden  van  Pod  Nuhila  Lux  als 
een  troep  uielaatsclien  beschouwd,  waarmede  de  overige  BBr.-.,  uit  vrees 
van  besmetting  niet  mochten  in  aanraking  komen !  Zoo  handelden  in  het 
jaar  des  waren.  (!)  lichü  5853  mannen,  die  zich  het  recht  aanmatigden 
aan  het  hoofd  der  beschaving  te  willen  staan,  en  verbroedering  en  ver- 
draagzaamheid ouder  het  menschdom  te  bevorderen ! 

Daar  het  nu  uit  deze  Resolutie  andermaal  bleek,  dat  het  Groot -Besogne 
niet  geneigd  was,  de  herhaaldelijk  toegestoken  broederhand  aan  te  nemen, 
besloten  Br/.  Polak  c.  y.,  teneinde  niet  vruchteloos  hun  buitenlaudsche 
betrekkingen  op  te  offeren,  om  met  hun  landgenooten  tot  vrede  en  eenheid 
te  komen,  hun  verdediging,  door  een  getrouw  verhaal  der  feiten,  welke 
de  stichting  der  Loge  Post  Nuhila  Iaix  kenmerken,  naar  het  buitenland 
te  zenden,  en  het  oordeel  over  recht  en  onrecht  aan  de  openbare  meening 
over  te  laten. 

Maar  ook  toen  nog,  na  een  vijljarige  vervolging  en  tegenstand,  konden 
zij  het  niet  van  zich  verkrijgen,  hun  tegenstanders  als  bij  verrassing  te 
overvallen.  Ten  dien  einde  wendde  Br.-.  Polak  zich  andermaal  tot  den 
Grootmeester-Nationaal,  en  berichtte  hij  hem,  dat  hij  zich  gedwongen  zag 
de  geschiedenis  van  de  stichting  der  Loge  Pod  Nuhila  Lux  in  het  licht 
te  geven,  en  verzocht  hij  hem  dringend,  het  zoover  niet  te  laten  komen, 
en  het  Groot-Besogne  van  dit  zijn  besluit  kennis  te  geven,  ten  einde  het 
in  de  gelegenheid  te  stellen  de  zaak  stiptelijk  te  overwegen,  hem  beloo- 
vende  de  uitgave  der  brochure  nog  één  ynaand  uit  te  stellen,  teneinde 
het  besluit  van  het  Groot-Besogne  af  te  wachten,  en  te  zien  of  het  met 
hen   vredesonderhandelingen  wilde  aanknoopen. 

Na  zes  weken  te  vergeefs  op  eenig  antwoord  gewacht  te  hebbeu,  en 
dus  de  gestelde  termijn  van  één  maand  meer  dan  verstreken  zijnde,  werd 
besloten  bovenvermelde  brochure  met  1  Januari  185-1  in  het  licht  te  geven, 
en  inmiddels  den  Grootmeester-Nationaal  daarvan  kennis  te  geven,  hetwelk 
Br.".  Polak,  onder  dagteekening  van  10  December  1853,  met  de  volgende 
missive  deed: 

«Ik  beu  voor  eenige  weken  zoo  vrij  geweest  u  H.-.  E.-,  eerbiediglijk 
een  brochure  aan  te  bieden,  Avaarbij  ik  van  het  bij  ons  bestaande  plan, 
tot  de  uitgave  van  mijn,  in  1847  aan  het  Groot-Oosten  van  Nederland 
aangeboden  Teekenplank,  in  verband  met  de  f/eheele  geschiedenis  der  stich- 
ting van  Pod  Nnhila  Lux  en  alles  Mat  daarmede  in  betrekking  staat, 
kennis  gaf;  maar,  waarbij  ik  tevens  verklaarde  een  maand  met  de  verzending 
en  verspreiding  van  dit  uitvoerige  werk  te  zullen  wachten,  om  het  Groot- 
Besogne  den  tijd  tot  overweging  te  geven,  of  het  de  onl)roederlijke,  ongelukkige 
scheuring  heelen,  of  de  klove  wijder  en  de  wond  ongeneeslijker  wilde  maken. 

//Die  termijn,  IL'.  E.'.!  is  meer  dan  verstreken;  van  alle  kanten,  — de 
heivijzen  zijn  tot  uw  dienst,  —  worden  wij,  door  den  buitenlandschen  boekhan- 
del en  onze  correspondenten  tot  de  uitgave  van  dit  werk  aangezet,  en  het 
Groot-Besogne  bewaart  het  stilzwijgen,  en  schijnt  het  tot  een  wereldstrijd..  — 

5* 


—    68    — 

weinig  vereereiul  voor  Nederland,  wanneer  de  ware  toestand  en  de  door 
beicijzi'ii  gestaafde  ychcimcii  der  anisterdainscbe  Loges  worden  aan  den  dag 
gebracht,  —  te  willen  laten  komen. 

«Wij  willen  dit  niet,  en  zidlen  slechts  door  den  uitersten  nood  gedwon- 
gen, den  hoon  van  misliandelende  BBr.-.  openl)aren.  Wij  hebben,  —  wat 
er  ook  gebeurd  is,  geen  scheuring,  geen  scheiding  gewild,  en  willen  die,  — 
ofschoon  ook  de  sterkste  Loge  te  Amsterdam  geworden.  l)loeiend  en  mach- 
tig, —  nog  niet! 

«Met  deze  waarachtige  gevoelens  wend  ik  mij  nogmaals  tot  u ;  want 
voor  u,  en  niet  voor  opzettelijke  vervolgers,  wil  ik  gaarne  het  hoofd 
buigen;  u  wil  ik  alle  otters  brengen,  die  ik,  altijd  met  het  oog  op  het 
lichaam,  dat  achter  mij  staat,  in  staat  beu  te  brengen.  H.-.  E..!,  wilt 
gij  mij  vóór  1  Januari  a.  s.  een  audiëntie  verleeiieu  ?  —  Ik  ben  zder, 
dat  één  bezadigd  mondgesprek  met  u  de  eenheid  zal  herstellen,  en  de 
klove  wegniimen,  die  hoe  men  de  zaak  ook  beschouwe,  in  den  loop  des 
tijds  de  nederlaudsehe  Broederschap  l)edreigt. 

«Met  den  meesteu  eerbied,  enz." 

Hield  het  Groot-Besogne  deze  beide  brieven  voor  een  bedreiging,  of 
achtte  het  zich  boven  de  openbare  meening  verheven?  —  beide  brieven 
bleven  onbeantwoord.  Door  dit  pertinent  stilzwijgen  zich  van  alle  verdere 
verantwoordelijkheid  ontslageu  achtende,  werd  tot  de  openbaarmaking  der 
op  de  stichting  van  de  Loge  Post  Nuhila  Lux  betrekking  hebbende  feiten 
en  bescheiden,  de  eerste,  zooals  die  in  de  Notulen  der  gehouden  Vergadering 
opgeteekend  en  1)ekrachtigd  waren,  de  tweede,  zooals  zij  in  orginulï  in  het 
archiöfder  Loge  berustten,  besloten.  Onder  den  titel :  Wat  is  Vrijmetselarij 
en  hoe  wordt  s/j  in  Nederlanil  (jcliandhaufd?  verscheen  in  1S54  een  en 
ander  in  het  licht,  terwijl  een  hoogduitsche  bewerking  er  van  onder  den 
titel:  Die  Loge  Post  Knbila  Ij(x  nnd  der  Gross-Orient  der  Niederlande. 
Enthiilh(n(/en  beziUjlidi  der  Stlftun(/s(/eiic}iichte  der  eliric:.  nud  collkw  L,0(ie 
Post  Nubila  Lux,  ////  Morgen  vnn  Aniderdam,  enz.  uitgegeven,  en  aan  de 
verschillende  ])uitenlandsche  Loges  verzouden  werd,  waarmede  Post  Nnbila 
Lux  in  vriendschappelijke  betrekking  stond   '). 

')  Als  eeu  bewijs  hoe  in  ons  vrije  Nederland  de  ina9onnieke  drukpers  onder 
den  plak  van  het  Groot-Oosten  staat,  moge  dienen,  dat  toen  de  uitgever  van 
beide  bovengenoemde  werkjes  die  in  het  Ma^onvinh  IPeekblad  wilde  adverleeren,  by 
van  Br.'.  Andriessen  te  Utrecht,  toenmaals  uitgever  van  dat  blad,  de  advertenties 
terng  ontving,  met  het  volgende  schrijven :  „Advertentiën  van  ma^onnieke  boeken 
mogen  7iiet  in  het  Weekblad  wjorden  geplaatst,  tenzy  mij  vooraf  gebleken  is,  dat  door 
het  Gr.', -O,',  van  Nederland  toestemming  voor  die  uitgave  is  verleend;  ik  zal  alzoo 
dat  bewijs  ter  inzage  van  UEd.  inwachten. 

„Na  groetc  UEd,  Dw,  Dienaar  ANnniEssEN." 
•  „Utrecht,  11   Maart  1854." 

Paar  de  toestemming  van  het  Groot-Oosten  van  Nederland   niet  gevraagd  was,  en 


—    69    — 

Over    bovengenoeiud    werk  uit  zich  Br.'.  Dr.  Leutbecheb  te  Erlangen 
in  de  Freiinaurtr  Ztltung  van  Jidi  1854  als  volgt: 

,/Wie  onze  Loges  kent,  hoe  zij  meestal  zijn,  en  wie  weet,  wat  en  hoe 
zij  zijn  moesten,  die  zal  moeten  bekennen,  dat  Br.\  Polak  met  zekerheid 
ingezien  heeft,  wat  in  de  Vrijmetselarij  van  den  tegenwoordigen  tijd  over 
het  algemeen,  niet  alleen  in  de  Vrijmetselarij  in  Nederland,  niet  deugt 
en  door  welke  middelen  hier  geholpen  worden  kan  en  moet,  als  werke- 
lijk de  intelligente  krachten  en  de  edele  karakters  van  het  volk  zich 
duurzaam  aan  het  Verbond  zidlen  wijden,  waaraan  terecht  door  alle 
welmeenende  Vrijmetselaren  groote  waarde  gehecht  wordt.  Men  gelieve 
slechts  de  beide  tot  heden  verschenen  afleveringen  der  EuthiUlimgtn  en 
vooral  het  in  de  eerste  allevering  aan  het  Groot-Oosten  van  Nederland 
aangeboden  Bouwstuk  (blz.  8 — 30),  waarin  over  het  doel  van  de  Orde 
en  haar  wetenschappelijk  standpunt  en  over  de  middelen  tot  bereiking  van 
dat  doel  beredeneerd  en  waar  gesproken  wordt,  te  lezen,  en  overwege  dan 
de  door  de  Loge  Pod  Nnhila  Lux  vastgestelde  beginselen!  Elk  onbevan- 
gene zal  er  over  verbaasd  staan,  dat  men  tot  heden  de  ware  middelen 
tot  het  doel  niet  aanwendde,  welke,  hetgeen  op  geschiedkundige  gronden 
zou  kunnen  worden  aangetoond,  vroeger  zeer  zeker  aangewend  werden, 
en  die  men  uit  gemakzucht  later  achterwege  liet.  Ook  daarover  zal  men 
zich  verwonderen,  hoezeer  men  deze,  alleen  uit  regelmatige  leden  van 
amsterdamsche  Loges  ontstane  Loge  verongelijkt  heeft,  door  haar  als  een 
claudt'Hiine  Loge  te  bestempelen  en  geen  Constitutie  te  willen  geven;  en 
hoe  zeer  men  mistast  als  duitsche  Groot-Loges  en  Loges  deze  I^oge  niet 
willen  erkennen.  Deze  EtilJüilluiif/eu  zijn  naar  mijn  meening  van  zeer 
groot  Ijelang,  en  ik  wenschte  er  alleen  opmerkzaam  op  te .  maken,  en  de 
duitsche  Loges  te  verzoeken,  die  te  lezen  en  te  overwegen.  Zoodra  de 
derde  aflevering  er  van  zal  verschenen  zijn,  zal  ik  mij  veroorlooven, 
daarover  uitvoerig,  wellicht  in  een  afzonderlijke  l)rochure,  het  liefst  echter 
in  dit  blad,  mijn  meening  te  uiten.  Voor  den  oogenblik  zeg  ik  alleen 
nog,  dat,  nadat  ik  de  statuten  dezer  IjOge  heb  ingezien,  en  mij  door 
correspondentie  zoo  nauwkeurig  mogelijk  op  de  hoogte  heb  gesteld  van 
de  wijze,  waarop  zij  werkt,  ik  het  voor  zeer  eervol  zou  houden,  als  de 
duitsche  Loges  en  Groot-Loges,  den  voomitgang  in  de  Vrijmetselarij 
behoorlijk  erkennende  en  waardeerende  de  Loge  Pod  Nubila  Lux  met 
grooter  rechtvaardigheid  behandelden,  dan  waarmede  het  Groot-Besogne 
van  Nederland,  zich  zeker  tegen  den  wil  van  den  Grootmeester-Nationaal 
der  liOges  aldaar,  tot  heden  gedaan  heeft." 

er  dus  ook  geen  bewijs  voor  kon  overgelegd  worden,  moest  de  plaatsing  der 
advertentie  achterwege  bHjven.  Dus  behalve  banbliksems  ook  nog  censuur!  En  aau 
zulke  beperkende,  de  vrije  uiting  van  den  geest  belemmerende  bepalingen  onderwerpen 
zich  mannen,  die  zich  verheven  wanen  boven  de  maatschappelijke  en  godsdienstige 
vooroordeelen ! 


_    70    ~ 

Dat  (Ic  Loge  Pod  Nnh'da  Lax  met  haar  hcrvormeud  streven  niet  alleen 
stond,  en  dat  ook  elders  behoefte  gevoeld  werd  aan  doortastende  eu 
ingrijpende  middelen,  om  den  Augiasstal  der  bestaande  Vrijmetselarij  te 
reinigen,  blijkt  niet  alleen  uit  ommestaand  artikel  van  Br.-.  Dr.  Lelt- 
BECHEK,  maar  ook  nit  een  circulaire  onder  dagteekening  van  1  Maart  1854 
door  de  Loge  Fi/fkafforas  No.  14  te  New-York  aan  alle  ]jOges  in  het  binnen- 
en  buitenland  verzonden. 

Na  een  beredeneerde  inleiding  over  oorsprong  en  doel  der  Vrijmetselarij, 
en  vooral  over  de  roeping  der  Orde  in  den  tegenwoordigeu  tijd,  met 
aanwijzing  der  ingekankerde  misbruiken,  vooroordeelen  en  vormen,  waarvan 
ook  de  Orde  niet  is  vrij  te  pleiten,  onderwerpt  bovengenoemde  Loge  de 
volgende  punten,  als  door  den  tijdgeest  gebiedend  geëischt,  aan  de  goed- 
of  afkeuring  der  bestaande  Loges : 

«1°.     De    Grootloges    zijn  geen  regeerende  en  Avetgevende  autoriteiten, 
maar    slechts    adviseerende  lichamen;  in  alle  voor  de  Vrijmet- 
selarij gewichtige  vraagstukken  behoort  het  recht  van  stemming 
daarvoor  aan  alle  Loges  zonder  onderscheid. 
//2°.     De    Groot-Oostens    kunnen    niet   eigenmachtig  alle  Loges,  welke 
in    het    land,    waar  zij  hun  zetel  hebbeu,  als  van  haar  ressor- 
teerende    beschouwen,    en    geen    Loge    dwingen    van  haar  een 
Constitutie    te    nemen.     Het    staat    aan    elke  Loge    vrij,  naar 
verkiezing  van  het  meerendeel  harer  leden,  zich  aan  welk  Groot- 
Oosten  het  ook  zij,  aan  te  sluiten. 
//3°.     De  gelijkheid  der  BBr.'.  in  de  Loge  moet  een  Avaarheid  worden ; 
er    zal    dus    geen    directorium  meer  bestaan,  dat  de  Officieren 
benoemt.     Elk    lid    zal    het  recht  hebben,  de  ambtenaren  der 
Loge  te  verkiezen,  wetsveranderingen  voor  te  stellen,  vertegen- 
woordigers voor  het  Groot-Oosten  te  benoemen,  enz.     De  uit- 
voerende   macht    is    alleen     aan    den    Voorzittenden    Meester 
overgelaten. 
//4°,     De    Ritualen  mogen    niets   bevatten,    wat  tegen  de  gezonde  rede 
en    de    resultaten  der  wetenschappelijke  navorschingen  strijdt; 
uit  de  symboliek  moet  alles  weggelaten  worden,  wat  eenigszins 
aanleiding    zou    kunnen    geven  tot  de  bewering:  dat  de  Orde 
een  spceltmg  voor  volwassen  kinderen  is. 
//5°.     Dat  de  verdienste   naar  waarde  gehuldigd,  maar  elke  overdreven 
vleierij    vermeden  wordt;  dat  over  het  algemeen  ook  de  scha- 
duwzijde der  Orde  kalm  en  bedaard  ter  tafel  gebracht  wordt, 
en  niet  alles,  Mat  van  de  Or(h;   komt,  onvoorwaardelijk  wordt 
goedgekeurd. 
//6o.     Dat    de    Orde    noch    politieke    noch    staatkundige    partijzucht  iu 
haar  Temj)els  mag  aankAveeken,  maar  dat  zij  zich  alleen  toelegge 
op  de  beoefening  van  ware  humaniteit. 
Deze    begiuseleu    werden    door    de    Loge    l'ythagoras  I    te    New-York 


—    71   — 

gehuldigd  en  in  practijk  gebracht ;  zij  heeft,  in  weerwil  van  aUe  heerschende 
tweespalt  en  tegenwerking  daardoor  een  onafhankelijk  en  onpartijdig 
standpunt  verworven,  en  haar  voorbeeld  werd  door  een  menigte  ameri- 
kaansche  Loges  gevolgd,  die  zich  evenals  bovengenoemde  Loge,  later  allen 
onafhankelijk  verklaarden,  nadat  zij  door  het  amerikaansehe  Groot-Oosten, 
wegens  haar  werken  in  een  vooridtstrevenden  geest,  in  den  ban  gedaan 
waren.  Tout  coiiune  che:  uouh!  Het  macounieke  oppergezag  heeft  sedert 
het  begin  dezer  eeuw  bijna  in  alle  landen  den  voondtgang  tegengewerkt 
in  plaats  van  dien  in  de  hand  te  werken.  En  kan  het  ook  anders  als 
men  aan  het  hoofd  der  Orde  bij  voorkeur  Koningen  en  Vorsten  plaatst, 
die  uit  den  aard  der  zaak  conservatief  zijn!  Het  volgende  kan  daarvan 
tot  staaltje  dienen. 

Toen  in  October  18.5.5  het  prospectus  van  het  tijdschrift  dt  DiKjtruad 
verscheen,  dat  nogal  sensatie  maakte,  meende  het  Mnr^ouniek  TFeekblad, 
het  officiëele  orgaan  der  A  rijmetselarij  in  Xederland  niet  te  mogen  zwijgen, 
en  ten  Ijewijze  van  welken  geest  van  verlichting  en  beschaving  men  toen 
doordrongen  was,  kon  men  onder  de  rubriek  Litlerutunr  in  het  nummer  van 
5  November  1855  het  volgende  daaromtrent  lezen:  /,Dit  tijdschrift  (dt 
Do  (je  raad)  is  kennelijk  ingericht,  om  de  leer  des  Christendoms,  immers 
de  leer  aan  Christus  te  ondermijnen;  men  wil,  dat  hoofdredacteur  zal  zijn 
M.  S.  Polak  en  medeAverkers  eenige  leden  van  de  Yereeniging  Fod 
Nnhila  Li'j',"  terwijl  deze  geheel  op  onwaarheid  gegronde  aankondiging 
met  de  volgende  dichtregelen  gesloten  werd : 

//Xoemt  gij  het  I)at/e/'aad,  als  uil  en  vleermuis  vliegen? 
üw  dag  is  nacht !  uw  waarheid  schrooni'lijk  liegen !" 

Br.'.  Polak  nam  daaruit  aanleiding,  den  volgenden  brief  tot  de  redactie 
van  het  Macounieke   Weekblad  te  richten : 

//In  weerwil  van  den  kampstrijd,  welken  gij,  van  uic  standpunt  idt 
tegen  mij  en  de  Loge  Post  Nnhila  Lnx  voert,  vertrouw  ik  in  u,  waar  wij 
ons  buiten  dat  strijdperk  ontmoeten,  een  beschaafden,  waarheidslieven  den, 
menschelijken  en  niet  een  ruwen  vandaalschen  strijder  te  zullen  vinden, 
en  ik  vertrouw  dit  te  meer,  omdat  toch  de  geheele  zedelijke  schatting 
van  het  lichaam,  waartoe  gij  behoort,  van  het  gedrag  zijner  medeleden 
afhangt. 

//Daarom  wend  ik  mij  clan  ook  thans  tot  u,  u  ten  bewijze,  dat  mijn 
Yrijmetselaarsleer  mij  dwingt,  zelfs  een  hevigen  vijand,  —  zoo  lang 
dit  slechts  kan,  —  met  zachtmoedigheid  en  liefde  te  keer  te  gaan. 

//Veroorloof  mij  dus  ii  te  zeggen,  dat  gij  u,  in  uw  laatste  blad,  zwaar 
en  wel  even  onvoorzichtig  als  liefdeloos,  tegen  mij  vergrepen  helit. 

//Ik  beu  niet  gewoon,  —  dit  kan  u  toch  uit  de  geschiedenis  der  sticn- 
ting  van  de  Loge  Pod  Nnhila  Lnx  niet  onbekend  wezen,  —  met  gesloten 
vizier  te  strijden.     Schreef  ik  dus  in  de  l)arjeraad,  ik  zou  mijn  naam  als 


—    72    — 

schrijver    evenmin    hierbij    verbergen,    als  ik  dien  bij  mijn  nnhings  uitge- 
geven TapiHtrMö.rnHfj  helj  verzAvegen. 

//Op  mijn  woord  van  eer  verklaar  ik  u  dus,  noch  Redacteur  noch 
de  schrijver,  noch  zelfs  een  van  de  medewerkers  van  dit  tijdschrift  te 
zijn !  En  nu  zult  gij  het  beseffen  hoe  onkiesch,  neen,  hoe  onrechtvaardig 
het  is,  mij  openlijk  en,  in  mijn  persoon  ook  mijn  Loge  verantwoordelijk 
te  stellen,  voor  hetgeen  anderen  geschreven  hebl)eu. 

//Wilt  gij  mij  dus  aanvallen,  zoo  val  mijn  TuplHcrhlürniKj  aan;  daarvoor 
ben  ik  der  wei'eld  verantwoording  schuldig,  en  gij  zult  mij  bereid  vinden, 
om  u  steeds  met  de  den  vriend  van  waarheid,  welke  het  licht  niet  schuwt, 
eigen  zachtmoedigheid  te  weerleggen,  of  openlijk  te  belijden,  dat  gij  mij 
een  helderder  licht  hebt  aangewezen,  en  u  voor  uw  leer  hartelijk  te  be- 
danken ;  want  de  vriend  der  waarheid  wil  slechts  waarheid  en  niet  geweld- 
dadige rechthebberij ! 

//Maar  met  welk  recht  valt  gij  nu,  op  eeu  enkel  uit  de  lucht  ge- 
grepen leugenachtig  hooren  zeggen,  mij  aan,  voor  eeu  tijdschrift,  dat 
ik  niet  schrijf,  niet  redigeer,  en  waaraan  ik  niet  medewerk? 

//Ik  wil  gelooven,  dat  het  in  u  overijling,  en  niet  boos  opzet  was. 
Maar  dan  mag  ik  ook  van  uw  rechtzinnigheid  verwachten,  dat  gij  ii  zult 
haasten,  om  uw  misslag  onverwijld  in  uw  volgend  blad  te  herstellen !  Sta 
mij  toe,  u  te  zeggen,  dat  ik  het  aan  mijzelven  en  aan  de  Loge  Font 
Nnbila  Lux  verschuldigd  l)eu,  dit  van  u  te  vorderen!  L^w  onverhoopte 
weigering  immers  zou  mij  anders  tot  mijn  leedwezen  dwingen,  deze 
wettige  machten  in  te  roepen,  welke  met  het  recht  zijn  uitgerust,  de 
waarheid  te  onderzoeken,  en  den  gehoonde  voor  het  oog  der  wereld 
gerechtigheid  te  verschaffen. 

//In  deze  mijn  billijke  verwachting,  heb  ik  de  eer,   enz." 

Uit  dit  schrijven  kan  men  zien,  dat  Br.".  Polak  het  nogal  hoog 
opnam,  en  dat  hij,  ofschoon  het  tijdschrift  de  Dageraad,  alhoewel  onder 
anderen  vorm,  hetzelfde  verkondigde,  wat  hij  in  zijn  cursussen  in  de  Loge 
doceerde,  toch  niet  bekend  wihle  staan,  als  medewerker  aan  dat  tijdschrift, 
hetgeen  wij,  op  zijn  zachtst  genomen,  nog  al  kleingeestig  vinden. 

Ofschoon  men  van  de  onpartijdigheid  van  de  Redactie  van  het  Maconniek 
Weekblad  de  plaatsing  van  bovenstaanden  brief  van  Br.'.  Polak  had 
mogen  verwachten,  .scheen  de  ma(;onnieke  censuur  dien  afgekeurd  te  hebben, 
waarschijnlijk,  omdat  er  zinsneden  in  voorkwamen,  die  den  BBr.\  de  oogen 
hadden  kunnen  openen.  Kr  moest  echter  toch  iets  gedaan  worden,  daar 
men  wist,  dat  Br.-.  Pot,ak  zich  niet  zoo  gemakkelijk  zou  laten  afschepen, 
en  hij  juist  (l(>^inau  was,  die  een  zaak  consequent  wist  door  te  zetten. 
Om  )iu  echter  niet  te  herroepen,  wat  men  in  het  vorige  nummer  gezegd 
had,  noemde  de  Redactie  van  het  MncoHiiiek  Weekblad  den  brief  van  Br.'. 
Polak  hartstochtelijk,  en  liet  zij  daarop  volgen:  //het  komt  ons  het 
geschikste  voor,  een  daarop  betrekkelijke  zinsnede  (//Men  wil,  dat  hoofd- 


—    73    — 

redacteur  zal  zijn  M.  S.  Polak,"  enz.)  uit  ZEd/.  schrijven  hier  letterlijk 
te  laten  volgen:  //Op  mijn  woord  van  eer  verklaar  ik  ii,  noch  de 
schrijver,    noch    zelfs    een    van  de  medewerkers  of  inzenders  van  stukken 

in    dat    tijdschrift   te  wezen!" En  hiermede  stappen  wij  van  de  zaak 

af  en  willen  er  liever  niet  op  terugkomen." 

Aldus  de  verdediging  van  het  Macoimick  Weekblad.  iNIen  wilde  er 
liever  niet  op  terugkomen !  Een  probaat  middel,  om  zich  van  zijn  tegen- 
partij af  te  maken.  Het  heeft  der  Redactie  van  het  Maronulek  Weekblad 
zeker  gegriefd,  van  haar  tegenpartij  te  moeten  vernemen,  dat  de  Orde 
hem  leert,  zijn  vijand  te  beminnen;  zij  vreesde  waarschijnlijk,  dat  als  de 
brief  van  Br.'.  Polak  in  zijn  geheel  geplaatst  ware  geworden,  de  wel- 
denkende BBr.'.  zich  een  beter  denkbeeld  vau  den  man  zouden  gevormd 
hebljcn,  dien  zij  en  haar  lastgevers  trachtten  te  verguizen,  omdat  hij  de 
Orde  tot  haar  oorspronkelijk  standpunt  wilde  terugbrengen,  en  het  niets- 
beteekende  vormspel,  waarvan  de  Orde  toenmaals  overvloeide,  in  zijn  Loge 
had  afgeschaft.  Was  het  haar  onkunde  op  maconuiek  gebied,  of  kwade 
trouw,  die  haar  tegenover  een  eerlijken  tegenstander  aldus  deed  handelen? 
Wij  willen  het  eerste  veronderstellen,  maar  wij  beklagen  de  Orde,  dat  haar 
orgaan  zoodanig  onder  censuur  .stond  en  nog  staat,  dat  zelfs  advertentiën 
van  maconnieke  werken,  die  niet  met  toestemming  van  het  Groot-Oosten 
latgegeven  zijn,  daarin  niet  mogen  geplaatst  worden  ').  Men  praalt  met 
het  epitheton  vrij,  en  gaat  gel)ukt  onder  den  plak  vau  een  verbod,  dat 
aan  Vrijmetselaars  verbiedt  te  onderzoekeu,  en  zoodoende  de  waarheid  te 
leeren  kennen. 

Ten  bewijze,  dat  de  houding  van  het  Macotimek  Weekblad  in  deze  de  goed- 
keuring niet  kon  wegdragen  van  eenige  weldenkende  BBr..,  moge  de  volgende 
brief  dienen,  die  door  eenige  leden  van  de  Loge  te  Batavia  aan  de  Redactie 
van  genoemd  blad  gericht,  maar  niet  opgenomen  werd,  zoodat  zij  zich 
tot  de  Redactie  van  het  maandwerk  De  Dageraad  moesten  wenden,  met 
verzoek  dien  in  haar  tijdschrift  te  plaatsen. 

//Aan  de  Redactie  van  het  Maconuiek  Weekblad.  In  het  door  u  mtge- 
geveu  wordend  Maconuiek  Weekblad,  wordt  bij  N«.  45,  4'ie  jaargang, 
(15  November  1855)  onder  het  hoofd  „Litteratuur,"  een  l)ericht  aange- 
troffen, wegens  een  bij  den  boekhandelaar  F.  Gunst  te  Amsterdam  aan- 
gekondigde uitgave  van  een  tijdschrift,  getiteld:  De  Dageraad. 

//Li  een  gewoon  dagblad  geplaatst,  zouden  wij,  met  het  oog  op  de 
bekende  partijzucht  en  eenzijdigheid  van  het  meerendeel  der  periodieke 
pers  in  Nederland,  het  bericht  op  de  wijze,  waarop  het  is  gesteld,  met 
een  schouderophalen  hebben  voorbijgegaan.  Li  een  blad  echter  als  het 
uwe,  dat  gewijd  aan  de  heilige  leer,  die  wij  beoefenen,  zich  ten  doel  stelt, 
de  BBr.-.  voor  te  lichten,  mocht  dat  bericht  van  meer  beteekenis  voor 
ons    zijn,    en    bij  het    leedwezen  en  de  lievreemding,  welke  de  lezing  van 

')  Zie  de  noot  op  bU.  68. 


—    71   — 

hetzelve,  zoowel  door  den  aard  als  de  strekking,  bij  ons  te  weeg  bracht, 
de  vraag  doen  ontstaan,  in  hoeverre  door  zoodanige  aankondiging  gehan- 
deld is,  overeenkomstig  de  algemeene  lessen  van  liefde,  verdraagzaamheid 
en  bedachtzaamheid,  welke  de  Orde  ons  voorschrijft. 

«Het  zij  ons  veroorloofd,  u  deswege,  met  de  aan  onderlinge  handelingen 
van  BBr.'.  onzer  Orde  eigen  openhartiglieid  en  gemoedelijkheid,  onze  op- 
merkingen mede  te  deelen. 

//Het  bedoelde  l)ericht  toch  is  in  ons  oog  van  dien  aard,  dat  het  bij 
de  aankondiging  aan  de  BBr.'.  van  het  nit  te  geven  tijdschrift  al  dadelijk 
een  veroordeeling  bevat,  zonder  dat  nog  gronden  bestaan  of  opgegeven 
worden  voor  een  oordeel,  anders  dan  de  vermelding,  dat  het  tijdschrift 
//kennelijk  gericht  is,  om  de  leer  des  Christemdoms,  immei"s  het  geloof 
aan  Christus,  te  ondermijnen,  en  dat  men  wil,  dat  hoofdredacteur  zal  zijn 
M.  S.  Polak,  en  medewerkers  eenige  leden  van  de  vereeniging  Pod 
Nnhila  Lt'x." 

//Tegen  deze  laatste  zinsnede  is,  zooals  wij  uit  een  nader  beineht  in 
Nt>.  46  van  het  weekl)lad  zien,  de  l)etrokkeu  ^I.  S.  Polak  zelf  opgekomen, 
en  wij  vreezen,  dat  de  bewering,  dat  leden  van  Pod  Nuhila  Lux  mede- 
werkers zullen  zijn,  evenmin  gegrond  zal  wezen,  omdat  een  en  ander 
schijnt  voortgevloeid  te  zijn  nit  een  meu  fciï,  en  dus  uit  een  bloot  ge- 
rucht. —  Bestond  dus  zelfs  hier  geen  schijn  van  waarheid,  dan  vragen 
wij  u  in  genioede,  of  het  passeud  en  overeen  te  brengen  is  met  de  alge- 
meene beginselen  onzer  Orde,  om  op  bloote  geruchten  of  verondersteUingeu, 
namen  of  personen  bij  een  zaak  te  betrekken? 

//Op  zich  zelf  beschouwd  is  het  mengeu  van  personen  met  zaken,  om 
die- op  elkander  invloed  te  doen  oefenen,  vooral  bij  openbare  aangelegen- 
heden, een  verwerpelijk  stelsel,  en  wij  moeten  daarom  ook  verder  de  vraag 
opperen :  of,  indien  al  genoemde  Polak  of  leden  van  Pod  Nuhila  Lux 
bij  de  redactie  van  het  tijdschrift  De  Dageraad  betrokken  waren,  dit  in 
aanmerking  genomen  mocht  worden  bij  het  over  dat  tijdschrift  te  vellen 
oordeel,  wanneer  inhoud,  doel  en  strekking  van  het  geschrift  zich  als  nuttig 
en  aannemelijk  doen  kennen. 

//Een  gemoedelijke  overweging  zal  u  die  vraag  voorzeker  met  ons  ont- 
kennend doen  beantwoorden. 

//Wat  het  iiit  te  geven  tijdschrift,  en  dus  de  zaak  zelve  betreft,  hebben 
wij  naar  de  door  u  vermeende  kennelijke  richting  van  hetzelve  onderzoek 
gedaan  in  den  inhoud  van  het  prospectus,  het  eenige  wat  nog  van  het 
tijdschrift  is  uitgegeven,  het  eenige  wat  dan  ook  voor  u  gronden  tot  be- 
oordeeling kon  opleveren,  en  dat  onderzoek  heeft  ons  doen  zien,  dat  de 
uitgave  van  het  tijdschrift  voornamelijk  de  strekking  zal  moeten  hebben, 
om  de  dwalingen  der  .-ooye««ffw/cfê  christelijke  kerkgenootschappen  of  secten, 
dweepers  en  bedriegers,  die  zich  daaronder  als  kweekers  van  onverdraag- 
zaambeid  en  godsdiensthaat  vertoonen,  tegen  te  gaan,  om  vooroordeel, 
bijgeloof  en  kerkelijke  misbruiken  te  bestrijden,  en   ter  bereiking  van  dat 


—    75    — 

doel  de  studiën  der  natuunveteuscliappen  te  bevorderen,  als  het  eenige 
middel  oin  lichtgeloovigheid  tegen  te  gaan,  de  rede  op  te  wekken  en  den 
oorsprong  aller  dingen  te  leeren  kennen. 

//Zietdaar  in  liet  kort,  wat  het  prospectus  ons  als  het  doel  van  het 
tijdschrift  doet  kennen,  en  wij  moeten  verklaren,  dat,  hoe  wij  die  woorden 
ook  overwegen,  wij  daarin  geenszins  kunnen  vinden  de  kennelijke  richting, 
om  iets  van  de  leer  van  het  (Jhristendom  te  ondermijnen  of  het  geloof 
aan  Christus  te  verzwakken.  Er  wordt  gesproken  van  dwalingen  der  kerk- 
genootschappen, van  kerkelijke  misljruiken,  van  vooroordeel  en  bijgeloof; 
en  zoo  het  tijdschrift  zich  bepaalt,  om  die  met  de  door  hetzelve  voorge- 
stelde wapens  te  bestrijden,  dan  dunkt  ons,  dat  het  geheel  zal  werken  in 
den  geest  onzer  Koninklijke  Kunst,  die  ook  geroepen  is,  om  door  de 
rede  en  het  verstand,  menschelijke  dwalingen,  bijgeloof  en  vooroordeel  te 
bekampen  en  plaats  te  doen  maken  voor  natuurlijke  waarheden,  die  tot  de 
hoogste  waarheid  voeren  moeten. 

//Onzes  inziens  zal  het  tijdschrift,  in  de  aangedidde  richting  werkende, 
voldoen  in  een  reeds  dringend  gevoelde  behoefte  vau  den  tijd,  die,  dan 
terecht,  meer  en  meer  in  de  natuurkennis  het  middel  zoekt,  om  te  geraken 
tot  hooger  volmaking  van  den  mensch,  en  wij  knnnen  ii  verzekeren,  dat 
menigeen  met  ons  alhier  de  uitgave  vau  het  tijdschrift  toejuicht  en  met 
verlangen  te  gemoet  ziet,  terwijl  wij  vermeenen,  dat  het  tijdschrift  onze 
Orde  juist  de  hand  zal  kunnen  reiken,  om  meer  dadelijk  op  de  profane 
wereld  werkende,  het  door  onze  Orde  gestelde  groote  oogmerk  te  bereiken, 
of  wel  nabij  te  komen. 

//Op  de  voorgaande  beschouwingen,  die  wij  gaarne  aan  uw  beter  en  zeker 
meer  verlicht  oordeel  onderwerpen,  komt  het  ons  voor,  dat  de  aankon- 
diging van  het  tijdschrift  in  uw  weekblad  zich  had  kimnen  bepalen  tot 
een  bloote  aankondiging,  zoo  die  noodig  was,  en  dat  met  de  Ijcoordeeling 
en  het  oordeel  had  kunnen  gewacht  worden  totdat  het  tijdschrift  zelf 
verschenen  en  daaruit  gebleken  was,  in  hoeverre  de'  redactie  al  dan  niet 
getrouw  is  aan  haar  programma  en  aan  het  door  haar  vooruitgezette  be- 
ginsel :  dat  niet  moet  worden  afgebroken,  zonder  op  vasten  grondslagen 
weer  op  te  bo\iwen. 

//Nu  echter  is  het  oordeel,  dat  gij  reeds  uitgesproken  hebt,  vooral  met 
het  oog  op  de  daarbij  geplaatste  diciitregels,  onzes  inziens,  niet  vrij  te 
pleiten  van  voorbarigheid  en  van  de  strekking,  om  verdacht  te  maken, 
een  stelsel,  dat  ongelukkig  in  Nederland  in  de  laatste  jaren  zoo  ruimschoots 
is  gehuldigd  geworden,  en  dat  Avij  ongaarne  ook  in  een  weekblad  en 
wellicht  daardoor  ook  in  onze  Orde  zonden  zien  indringen.  Partijzucht 
is  toch  daaraan  onvermijdelijk  verbonden,  en  onverdraagzaamheid  is  er  de 
vracht  van. 

//Wij  moeten  het  aan  u  overlaten,  om,  met  de  hand  op  het  hart,  de 
hiervoren  gestelde  vraag  te  beantwoorden,  in  hoeverre  door  uw  aankon- 
diging van  het  tijdschrift  JJe  J)a//eraad  gehandeld    is,    overeenkomstig  de 


—    76    — 

bij  onze  Orde  geleerde  lessen  van  liefde,  verdraagzaanilieid  en  bedacht- 
zaamheid, vooral  wanneer  in  aaunierking'  genomen  wordt,  dat  uw  blad, 
uit  den  aard  der  zaak,  een  beperkten  kring  van  lezers  vindt ;  dat  het 
bericht  daardof)r  wellicht  niet  onder  de  oogen  der  redactie  van  i^e  2>öyéTü!aö? 
zal  komen,  en  dat  deze,  dus  onbekend  met  de  besehuldiging,  zich  daar- 
tegen niet  zal  kunnen  verantwoorden. 

/,De  Orde  leert  ons  ook  waarheden  te  huldigen,  die,  in  de  algemeene 
en  hoogere  beteekenis  van  het  woord,  iu  verband  tot  de  ous  bekende 
letter  G.'.,  veronderstelt  een  voortdurend  streven  om  zich  voor  zelfmis- 
leiding  te  hoeden,  zich  niet  door  schijn  en  valsche  redeneeringeu  te  laten 
verschalken,  zich  wel  te  wachten  datgene  als  onomstootelijk  waar  te  be- 
schouwen, wat  nog  niets  meer  dan  waarschijnlijk  is,  of  voor  waarschijnlijk 
te  houden,  wat  slechts  mogelijk,  ja  wellicht  slechts  denkbaar  is. 

iiDie  leerstelling  hebt  gij  l)lijkl)aar,  en  zoo  wij  hopen  onvoorbedachtelijk 
uit  het  oog  verloren  bij  het  door  u  geplaatste  bericht,  en  hierop  weuschten 
wij  II  te  wijzen  met  dit  lictoog,  in  het  belang  van  uw  Weekblad  en  in  het 
welbegrepen  belang  der  ous  dierbare  Orde,  die  u  als  haar  orgaan  erkent ; 
daar  zoodanige  berichten  in  uw  Weekblad  zijn  waarde  zouden  verminderen, 
en  allicht  den  schijn  zouden  daarstellen,  dat  de  beoefenaars  der  Konink- 
lijke Kunst  zich  niet  kunnen  vrijmaken  van  de  gebreken  der  profane  wereld. 

//Wij  eindigen  hiermede,  het  aan  u  overlatende  om,  met  het  oog  op 
onpartijdigheid  en  op  den  blaam,  door  u  op  het  tijdschrift  de  Urif/eraad 
geworpen,  van  dit  geschrift  zoodanig  gebruik  te  maken,  als  gij  zidt  noodig 
achten,  en  zullen  van  onze  opmerkingen  mcdedeeliugen  doen  aan  de 
Redactie  van  gezegd  tijdschrift. 

//Namen  doen,  onzes  inziens,  niets  af,  waar  het  zaken  van  algemeen 
belang  geldt,  en  wij  teekenen  ons  daarom  slechts  met  broederlijke  onder- 
scheiding:  enz." 

//Batavia,  Februari   1856." 

Gelijk  wij  rcetls  zeidoi,  werd  deze  brief  niet  in  het  Mamunkk  ireekhlad, 
maar  A\el  in  het  maandwei-k  dr  Dat/rrnad  geplaatst.  De  Redactie  van 
het  eerste  was  blijkbaar  )\iet  zeer  ingenomen  met  het  bewuste  versje: 
//Een  vriend,  die  mij  mijn  feilen  toont"  enz. 

De  lezer  vergeve  ons  ■  deze  kleine  uitweiding,  die  wel  is  waar  niet 
rechtstreeks  met  de  gesehieilenis  van  I'od  XidjUa  Lux  in  verband  staat, 
maar  hem  een  staaltje  geelt  van  den  bekrompen  geest,  die  in  alles,  wat 
van  de  officii-ele  Vrijmetselarij  xiitging,  heerschte,  en  waarin  een  verloo- 
chening van  de  zuivere  maconnieke  beginselen  ten  duidelijkste  doorstraalt. 
Vatten  wij   uu  ih'u  draad  weer  op. 

De  blijken  van  tegenwerking  en  verregaande  onbeleefdheid,  die  Pont 
Nubila  Lii,r  herhaaldelijk  van  het  Groot-iiesogne  moest  ondervinden,  werden 
intusschcn  grootendeels  vergoed  door  de  voortdurende  blijken  van  belang- 
stelling van  het  buitenland.     In  185i  werd  er  onder  anderen  een  schrijven 


-  11  - 

van  de  Gronse  Lfn/(Je>sloi/e  van  Saksen  ontvangen,  waarin  een  groote  toena- 
dering tot  I'usi  Niibila  Lu,r,  doorstraalde,  en  niet  onduidelijk  werd  te 
kennen  gegeven,  dat  de  BBv.-.  van  Pod  Niihila  Lux  toegang  tot  de 
saksisclie  Loges  hadden,  li'  1S55  werd  Br/.  J.  C.  Reckleben,  gesub- 
stitueerd Meester  van  Pont  Niibilu  Lux,  door  de  Loge  Tm  Clemente  Amitié 
in  het  O.',  van  Parijs  tot  geaffiliëerd  en  correspondeerend  lid  benoemd, 
terwijl  van  den  kant  van  Post  Nuhïla  Lux  aan  de  hoofdofficieren  van 
genoemde  Loge  het  eerelidmaatschap  aangeboden,  en  werd  dat  door  hen  in 
dank  aangenomen.  Voorts  werd  Br.-.  Decheveal'  Dumesnil,  die  vroeger 
reeds  tot  eerelid  van  I^ost  Nnlila  Lux  benoemd  was,  tot  vertegenwoor- 
diger van  Pud  NnbUa  Lux  te  Parijs  erkend,  tenvijl  van  den  kant  van 
Pod  Nuhila  Lux  aan  de  Loge  La  Cleuieide  Aviitié  te  Parijs  het  verzoek 
gelicht  werd,  dat  ecu  van  haar  leden  tot  vertegenwoordiger  der  parijsche 
Loges  bij  Pod  KMla  Ljix  benoemd  werd,  hetgeen  tengevolge  had,  dat 
al  de  toenmalige  leden  der  Ijestiiurscommissie  van  Pod  Nuhila  Lux  door 
de  Loge  La  Clviueute  Aiuitic  tot  correspondeerende  leden  werden  aangesteld. 

Met  liet  oog  op  de  sympathie,  welke  de  Loge  Post  Nuhila  Lux  meer 
en  meer  in  het  liuitenland  ondervond,  en  met  den  wenscli  bezield,  om 
de  ongunstige  spanning,  welke  tusschen  haar  en  het  Groot-Oosten  van 
Nederland  bestond,  op  de  meest  minzame  wijze  idt  den  weg  te  ruimen, 
werd  besloten  andermaal  tot  de  Loges  in  Nederland  een  zendbrief  te 
richten,  en  haar  te  vragen  of  de  twist  tusschen  liet  Groot-Oo.sten  der 
Nederlanden  en  de  Loge  Post  Nuhila  Lmx  moest  blijven  voortduren. 

Deze  zendbrief,  die  onder  dagteekening  van  31  Maart  1856  verzonden 
werd,  was  van  den   volgenden  inbond : 

,/Z.-.  \V.-.  BBr.-.  I  Van  verschillende  kanten  de  beschuldiging  gehoord 
hebbende,  dat  wij  nooit  eenigen  stap  zouden  gedaan  hebben,  om  ons  met 
u  te  vereenigen,  en  dat  wij  dus  de  schuld  dragen  van  de  verwijdering, 
die  er  tusschen  ons  bestaat,  —  een  verwijdering,  die,  de  tijd  zal  het  u 
leeren,  in  het  Buitenland,  en  vooral  na  het  verschijnen  van  het  door  ons 
in  de  duitsche  taal,  bij  Br.'.  F.  GüxsT  alhier  uitgegeven  werk :  Die  Tapis  ot 
FefHariuff  van  het  Tahleau,  meer  indnik  maakt,  dan  gij  wellicht  denkt,  — 
zoo  hebben  wij  het  besluit  genomen,  u  feitelijk  te  overtuigen,  dat  zoo- 
danige beschuldigingen,  door  wien  dan  ook  tegen  ons  uitgebracht,  geheel 
ongegrond  zijn. 

//Vaak  immers  hebben  wij  van  onzen  kant  reeds  pogingen  aangewend, 
om  aan  dien  toestand  van  spanning  een  einde  te  maken,  en  nog  zijn  wij 
bereid,  voor  een  vereeniging  al  die  offers  te  l)rengen,  welke  met  eer 
en  pliclit  bestaanbaar  zijn,  en  dus  alle  billijke  voorwaarden  aan 
te  nemen. 

//Daar  gij  nu  weldra  weer  tot  een  Groot-Oosten  zult  bijeenkomen,  en 
wij,  om  bovengemelde  redenen,  besloten  hebben,  ons  nogmaals  tot  de 
Vergadering  van  het  Groot-Oosten  te  wenden,  oordeelden  wij  tevens  hier- 


—    v8    — 

van  \ooraf  aan  alle  uetlerlaiidselie  Zusterloges  te  moeten  kennisgevcn,  en 
haar  medewerking  en  tiissohenkomst  tot  het  bevorderen  en  tot  stand 
brengen  van  een  vereeuiging  tnsschen  ons,  in  te  roepen;  want  zal  dit  doel 
bereikt  worden,  dan  is  de  medewerking  van  welwillende  Zusterloges  op 
dit  Groot-Oosten  noodzakelijk. 

^/Zonder  de  hiüp,  de  tusschenkomst  en  de  medewerking  van  weldenkende 
Zusterloges  kimnen  wij  van  onzen  kant  bezwaarlijk  iets  meer  doen. 

//Zullen  wij  nu  deze  hulp,  deze  medewerking  tot  een  zeer  edel  doel, 
vruchteloos  bij  \i  ingeroepen  hebbeu  ?  Zullen  wij  ouder  onze  landgeuooten 
minder  broederliefde  en  warme  bescherming  vinden,  dan  wij  ouder  de 
buiteulandsche  Loges  gevonden  hebben  ?  Het  zij  verre  van  ons,  zoo  onedel 
over  u  te  deukeu ! 

//Wij  vertrouwen  dan  ook  op  uw  liefderijke  medewerking  tot  bereiking 
van  het  groote  doel!  Wij  vertrouwen,  dat  gij  den  vrede  even  ernstig 
begeert  als  wij,  en  is  dit  zoo,  dau  kan  een  vereeuiging  zeer  spoedig 
plaats  hebben. 

//Wij  rekenen  dus  op  uw  liefderijke  medewerking ;  rekenen  er  op,  dat 
uw  wijsheid  en  liefde  uiet  zal  vragen:  //AVat  is  er  geschied-'"  maar: 
// W  at  moet  er  thans  geschieden,  om  het  gebeurde  te 
herstellen?" 

//Onder  toewensching  van  11.'.  Z.-.  \.\  !  enz." 

Deze  zendbrief  werd  op  othcieuse  wijze  l)eautwoord  door  een  lid  der 
Loge  De  Drie  Kolonimen  te  Rotterdam,  waarin  de  schrijver  zijn  volle 
sympathie  voor  de  IjOge  Poü  Kiihlla  Lii.v  te  kennen  gaf,  en  namens  het 
meerendeel  der  leden  zijner  Loge  verklaarde,  dat  zij  van  harte  gaarne 
een  toenadering  tusschen  de  nederlaudsche  Loges  en  de  Loge  Post  Nulila 
Lux  zouden  zien.  Dergelijke  officieuse  antwoorden  kwamen  onder  anderen 
ook  in  van  de  Loges  te  Breda,  Deventer  en  Maastricht ;  geen  enkele  Loge 
had  echter  den  moed,  dezen  zendbrief  officieel  te  beantwoorden. 

Terwijl  zich  zoodoende  een  meer  verzoeuenden  geest  ouder  de  EBr.". 
in  Nederland,  die  inmiddels  door  de  uitgave  van  het  op  blz.  68  vermelde 
werkje:  Wat  ü  Vrij met-sela rij?  enz.,  zich  op  de  hoogte  hadden  kunnen 
stellen  van  den  waren  toedracht  der  zaak,  ging  men  in  het  buitenland 
voort  de  zaak  van  Post  NnhUa  Lux  met  kracht  te  bepleiten.  Br.'.  Dr. 
Leutbec'Iier  te  Erlangen,  onder  anderen  gaf  in  IS 56  onder  den  titel; 
Die  Grande  Besoyne  der  XieilerJande  loul  die  Loye  l'ost  Nubila  Lux  im. 
0.\  vo)i  Aimterdam,  een  brochure  uit,  waarin  hij  den  handschoen  voor 
Post  Nuhila  Ijix  opneemt,  en  bij  de  duitsche  Loges  aandringt,  die  Loge 
op  den  weg  vau  haar  hervormend  streven  te  volgen.  In  datzelfde  jaar 
betuigde  Br.\  Alberï  Redlich,  Groot-Secretarts  der  Groot-Loge  te 
Bayreuth  zijn  volle  sympathie  voor  de  pogingen  door  Post  Nuhila  Lux 
aangewend,  om  de  Vrijmetselarij  uit  den  staat  van  verval,  waardoor  zij 
lüt  onkunde  van  het  ware  doel  verzonken  was,  weer  op  te  heften. 


^  n  - 

De  Loges  ia  onze  overzeesohe  Ijezittiug-eii  lieten  zicli  eveninlu  onljetuigd ; 
van  verscliillende  kanten  ontving  Pod  NvhUu  Lnx  de  ondubbelzinnigste 
Ijewijzeu  van  adhesie  aan  liaar  l)eginselen,  en  werd  aan  verseheiden 
BBr.*.  aldaar  het  eerelidmaatschap  aangeboden,  dat  met  dankbaarheid 
aanvaard  werd. 

Het  door  ])ovenvermelden  zendbrief  verkregen  resultaat  beantwoordde 
intusschen  in  geeneu  deele  aan  de  verwachting,  en  ten  einde  de  BBr/. 
Vrijmetselaren  in  Nederland  in  de  gelegenheid  te  stellen,  van  hnn  sym 
pathie  voor  de  Loge  Post  Niihila  Lmv  te  doen  blijken,  werd  besloten  een 
tweeden  zendbrief,  dezen  keer  echter  niet  aan  de  Loges  zelven,  maar  aan 
de  verschillende  leden  der  nederlandsche  Loges  individueel  te  zenden, 
daar  men  terecht  moest  veronderstellen,  dat  verreweg  de  meeste  Voorzit- 
tende Meesters  hun  leden  volstrekt  niet  met  den  inhoud  van  bedoelden 
zendbrief  bekend  gemaakt  hadden. 

Deze  zendbrief,  die  in  Januari  ]857   verzonden  werd,  luidde  als  volgt: 

//Van  verschillende  kanten  is  ons  de  sympathie  ter  kennis  gekomen, 
welke  weldenkenke  BBr.-.,  in  bijna  alle  steden  en  gewesten  des  vaderlands, 
voor  de  Loge  Pod  Nnhila  Lnx  aan  den  dag  leggen,  eu  het  is  ons  hieridt 
gebleken,  dat  bij  velen  de  weusch  bestaat,  de  resp.  nederlandsche  werk- 
plaatsen eenmaal  van  het  licht  van  Post  Nubila  Lux  doordrongen  te  zien ! 
Meer  en  meer  zijn  wij  daardoor  dan  ook  tot  de  overtuiging  gekomen, 
dat  de  groote  hinderpaal  tot  een  vereeniging  van  Post  Nnhila  Lux  met 
de  respectieve  nederlandsche  Zusterloges  in  de  drie  volgende  omstandig- 
heden moet  gezocht  worden. 

//l".  In  de  onhehendheld  met  de  eigenlijke  principiën  en  de  wijze  van 
arbeid  der  Loge  Post  Nnhila  Lux   '). 

//2°.  In  den  tef/enstand  van  een  tegen  ons  gestemde  partij,  uit  onder- 
scheiden Voorzittende  Meesters,  met  een  gedeelte  hunner  Hoofd-Officieren, 
samengesteld. 

')  Daartoe  bevelen  wij  de  lezing  van  de  navolgende,  over  den  waren  geest,  de 
strekking  en  de  bedoelingen  van  Post  Nubila  Lux,  het  helderste,  licht  verspreidende 
werken  aan. 

lo.  Wat  is  Vrijmetselarij,  en  hoe  wordt  cij  in  Nederland  gehandhaafd,  door 
Dr.  M.  S.  Polak,  uitgegeven  bij  F.  Gunst.  2°.  Wat  gaf  aanleidmg  tot  de  stichting 
der  Loge  Post  Nubila  Lux,  door  Dr.  M  S.  Polak,  uitgegeven  bij  Gebr.  Diedfrichs. 
30.  Ble  Grande  Besogne  der  Niederlande,  -und  die  Loge  Post  Nubila  Lux,  von  Br.". 
Dr.  Leutbecher  in  Erlangen ;  in  Commission.  bei  F.  Gunst.  4o.  De  Wet  der  Loge 
Post  Nnhila  Lux,  bij  F.  Gunst.  5°  Lie  Tapis  in  ihrer  historisch-paedagogischen , 
wissetischaftlichen  und  moralischen  Bedeutung,  ader:  Geschichte  der  Urreligion  als 
Basis  der  Freimaurerei,  von  Dr.  M.  S.  Polak,  Amsterdam,  bei  F.  Gunst.  60.  Jiie 
Vnsterhlichlceitsfrage,  vermittelst  einer  neuen  pMlosophischen  Grundlehre,  und  nach 
vorhcrgegangener  Widerlegiaig  aller  materialistisch  en  Schv.len,  heantxoortet  von  Dr.  M, 
S,  Polak,  Arasterdam  bei  J.  M.  E.  Meijer. 


—    80    — 

3o.  Tu  de  schroomvalligheid  van  versclieiclen  betergezinde  BBr.-.,  die, 
omdat  zij  Imn  sympathie-genoten  voor  de  Loge  Fost  Niibila  Lm-  niet 
kennen,  zich  verbeelden  allee/i  tegenover  de  machtige,  tegen  ons  gerichte 
partij  te  staan,  en  daarom  deels  hioi  hraclteii  wantrouwen,  deels  xoov  hun 
profane  betrekkingen  vreezen ! 

/,Tot  deze  laatstgemelde  BBr.-.  is  het  dan  ook,  dat  de  Loge  Posif  i\'7«iïZa 
Lux  thans  het  woord  richt.  Ook  deze  rechtzinnige  BBr/.  wil  de  Loge 
Post  Nnhila  Lux  —  als  welke  Loge  immers  het  licht  niet  voor  zich  alleen 
fezocht  heeft  —  volgaarne  helpen;  maar  zij  kan  dit  olleen  ahdan  doen, 
wanneer  deze  BBr.'.  het  voorbeeld  der  BBr.'.  van  de  Loge  Poü  Nnhila 
Lmx  ter  harte  nemende,  zich  zeken  helpen  en  met  haar  medearbeiden 
willen. 

,/Er  bestaat,  zeiden  wij,  bij  vele  edele  BBr.-.,  in  de  verschillende  steden 
des  vaderlands,  wantrouwen  op  hun  krachten  en  vrees  voor  hun  profane 
betrekkingen,  omdat  zij  gelooven  alleen  en  geïsoleerd  tegenover  de  krachtige 
tegenpartij  te  staan;  welnu:   //Eendracht  maakt  ]\Lacht!" 

//Wanneer  gij  dus,  geliefde  BBr.'. !  uw  sympathie-genoten  voor  de  Loge 
Post  Nubila  Lux  zult  hebben  leeren  kennen,  dan  zult  gij  niet  meer  alleen 
staan,  maar  door  eendrachtig  met  hen  en  ons  te  handelen,  de  onthrekende 
wacht  vinden,  niet  om  de  bestaande  orde  der  dingen  omver  te  werpen, 
maar  om  de  vereeniginrj  van  de  Loge  Post  Nnhila  Lux  met  de  nederlaudsche 
Zusterloges  /*  helpen  bevorderen  ! 

,/Gij  hebt  dus  noodig,  beminde  BBr.'. !  uw  sympathie-genoten  voor  de 
goede  zaak  te  kennen :  welnu,  u  en  ons  hiermede  bekend  te  maken,  is  het 
doel  van  dit  broederlijke  zendschrijven. 

//Wij  verlangen  namelijk,  dat  allen,  welke  dit  geschrift  lezen  en  u-aarlijk 
sympathie  voor  de  Loge  Post  Nubila  Lux,  gevoelen,  hun  naam  en  hun 
woonplaats  aan  den  Secretaris  ')  onzer  Loge  opgeven,  opdat  wij  later, 
altijd  nog  onder  het  zegel  des  geheim s,  behoorlijke  naamlijsten  der  sympa- 
tiseerenden  opmaken,  en  de  sympathie- genoten  ///^/ é-Z^-r^wf/e;"  bekend  maken 
kunnen,  ten  einde,  na  langs  dien  weg  een  bepaald  overzicht  over  het 
getal  onzer  medestanders,  en  dus  ook  over  onze  krachten,  verkregen  te 
hebben,  een  persoonlijke  bijeenkomst  te  knnnen  houden,  en  met  gemeen- 
schappelijk beleid  de  middelen  te  beramen,  om  het  gewenschte  doel  te 
bevorderen. 

//De  Loge  Post  Nubila  Lux  vermeent  van  zulk  een  beraden,  geoorloofden 
en  alleszins  mannelijken  stap  van  wakkere,  zelfstandige  BBr.'.  het  beste 
gevolg  voor  de  Orde  over  het  algemeen,  en  voor  de  nederlaudsche  werk- 
plaatsen in  het  bijzonder  te  mogen  verwachten;  en  is  u,  beminde  Br.'.! 
het  verband  en  de  eigenlijke  beteekeuis  der  beide  wensch-formulieren. 
W.*,  K.*.  S.'.,  H.-.  Z.'.  V.'.,  gelijk  ons,  bekend,  dan  zal  de  venvachting, 
welke    de    Loge    Post  Nubila  Lux    van    het    edeler  gedeelte  harer  BBr.', 

')  Den  Br.',  F.  Gunst,  Boekhandelaar-Uitgever  te  Arasterdam. 


Met  nog  twee  Afleveringen  van  gelijken  omvang,  die 
spoedig  zullen  verschijnen,  is  dit  werk  compleet. 


PLEASE  DO  NOT  REMOVE 
CARDS  OR  SLIPS  FROM  THIS  POCKET 


'j  Gunst,   Frans  Christiaan 

,30  De  onafhankelijke     Vrij- 

A68G34     metselaars-loge  Post  Nubila 
Lux  te  Amsterdam